Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.MR. PHILIP WILLEM SCHREURS q.q.,
MR. JAN EVERT STADIG q.q.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 mei 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 17 november 2015
- de akte van de curatoren
- de nadere akte van [gedaagde] .
2.Inleiding
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
IPR
allegoederen van de belastingschuldige. Het fiscale voorrecht is daarom niet beperkt tot goederen in Nederland, maar betreft ook alle goederen van de belastingschuldige die zich elders op de wereld bevinden. Ook het Nederlandse faillissement omvat ingevolge artikel 20 Fw het gehele vermogen van de schuldenaar en daarmee ook alle goederen van de schuldenaar die zich in het buitenland bevinden. Indien de fiscus en de curator in een faillissement deze naar Nederlands recht bestaande rechten en bevoegdheden in het buitenland willen uitoefenen, zijn zij echter afhankelijk van de lokale regelgeving. Indien bijvoorbeeld de fiscus zou hebben geprobeerd zich in Zwitserland te verhalen op de aan [A] toebehorende helft van de inboedel van de woning in Crans-Montana met een beroep op het Nederlandse fiscale bodem(voor)recht, zou de fiscus waarschijnlijk nul op het rekest hebben gekregen omdat het Zwitserse recht dat Nederlandse bodemrecht niet zal erkennen. De bevoegdheden van de fiscus en de curatoren in Zwitserland zijn echter niet meer aan de orde, omdat [gedaagde] haar pandrecht op de aan [A] toekomende helft van de Zwitserse inboedel heeft geëffectueerd door die helft aan zichzelf te verkopen in een overeenkomst waarop Nederlands recht van toepassing is verklaard. Het gaat nu alleen nog maar om de verdeling van de opbrengst, die zoals gezegd volledig naar Nederlands recht dient te worden beoordeeld. Ook het Zwitserse faillissement is niet relevant, alleen al omdat dat faillissement pas is uitgesproken nadat [gedaagde] de aan [A] toekomende helft van de inboedel van de woning in Crans-Montana aan zichzelf had verkocht.
3.552,50(2,5 punten × tarief € 1.421,00)