Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder tevens bezwaarschriften tegen besluiten van 23 en 24 juni 2014, waarbij de Wwb-uitkering is geblokkeerd en opgeschort, niet-ontvankelijk verklaard. Nu eiseres ter zitting heeft aangegeven dat het beroep niet tegen deze besluitonderdelen is gericht, zal de rechtbank deze besluitonderdelen niet bespreken.
2. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Eiseres staat ingeschreven op het adres [adres 1] te Schijndel en ontvangt sinds 2012 een uitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. Verweerder is naar aanleiding van een anonieme melding dat eiseres samen zou wonen met [persoon A] aan de [adres 2] te Oss, een onderzoek gestart. Bij dat onderzoek is gebleken dat op de bankafschriften betalingen worden gedaan aangaande verkopen via veilingsite Marktplaats.nl (hierna: Marktplaats). Verweerder heeft bij Marktplaats een overzicht opgevraagd van de activiteiten van eiseres. Voorts heeft verweerder onder andere het energie- en waterverbruik van eiseres opgevraagd, zijn in de periode van 9 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 11 waarnemingen gedaan bij de woning van [persoon A] en zijn de Facebookpagina’s van eiseres en [persoon A] geraadpleegd. Tevens hebben op 23 juni 2014 een sociaal rechercheur en de klantmanager inkomen een gesprek gehad met eiseres over haar woonsituatie. Van dit gesprek is een gespreksverslag opgemaakt. Op 7 juli 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden met eiseres over haar verkoopactiviteiten op Marktplaats. Eiseres verklaarde dat zij geen boekhouding had bijgehouden van haar activiteiten op Marktplaats.
3. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat eiseres over de periode van 1 januari 2013 tot 25 juni 2014 de inlichtingenplicht heeft geschonden doordat zij geen melding heeft gemaakt van inkomsten verkregen uit verkoop via Marktplaats. In de periode van januari 2013 tot juli 2014 heeft eiseres 643 advertenties op Marktplaats geplaatst waarin zeer diverse artikelen te koop worden aangeboden. Nu eiseres dit niet heeft gemeld en geen deugdelijke administratie heeft overgelegd is het recht op bijstand niet vast te stellen.
Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres over de periode vanaf 1 februari 2014 de inlichtingenplicht heeft geschonden doordat zij niet heeft gemeld dat zij vanaf die datum geen hoofdverblijf meer heeft in Schijndel. Verweerder is hierbij afgeweken van het advies van de adviescommissie in de bezwaarprocedure en heeft zwaarwegend belang gehecht aan de verklaring van eiseres van 23 juni 2014.
4. Ten aanzien van de intrekking per 1 januari 2014 kan het subsidiaire standpunt dat eiseres met ingang van die datum geen hoofdverblijf meer heeft in Schijndel, stand houden.
5. Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat de vaststelling dat een persoon geen woonplaats heeft in de gemeente waar hij stelt recht op bijstand te hebben, meebrengt dat de betrokkene reeds op die grond geen recht op bijstand heeft jegens die gemeente. De vraag waar iemand woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wwb dient naar vaste rechtspraak van de CRvB te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB 16 januari 2007.(ECLI:CRvB:2007:AZ7234).
6. Verweerder heeft terecht zwaarwegend belang gehecht aan de verklaring van eiseres van 23 juni 2014 zoals neergelegd in het gespreksverslag van diezelfde datum.
Eiseres heeft gesteld dat haar verklaring onjuist in het gespreksverslag is weergegeven. Naar vaste rechtspraak mag echter, ook indien later op een afgelegde verklaring wordt teruggekomen, in het algemeen worden uitgegaan van de juistheid van de aanvankelijk tegenover een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist afgelegde en vervolgens ondertekende verklaring, tenzij sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat op dit algemene uitgangspunt een uitzondering moet worden gemaakt. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
7. Eiseres heeft weliswaar haar verklaring niet ondertekend, maar zij heeft daarvoor als reden gegeven “dat u in mijn verklaring heeft aangegeven dat ik iedere ochtend uit de deur kom tijdens uw waarnemingen. Dat heb ik niet verklaard.”
De rechtbank stelt vast dat eiseres het overige deel van de weergave van haar verklaring toen niet heeft bestreden. Van eiseres mag worden verwacht dat zij – indien zij het op meerdere punten niet eens zou zijn met de weergave van het gesprek – dit meteen dan wel zeer kort daarna zou hebben aangegeven. De rechtbank heeft in dit geval geen toereikende aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat eiseres niet aan het overige deel van de door haar afgelegde verklaring kan worden gehouden (verwezen wordt naar de uitspraak van de CRvB van 1 juni 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM6767). 8. Eiseres heeft op 23 juni 2014 meermalen verklaard dat zij sinds februari 2014 hoofdverblijf heeft bij [persoon A] . Zij verklaarde dat zij daar sinds februari 2014 niet meer is weggegaan en verklaarde later dat zij zeker vier dagen per week bij [persoon A] slaapt. Zij brengt ’s ochtends de kinderen vanuit zijn huis naar school, is overdag wat thuis in Schijndel maar ook wel veel naar de winkel of iets doen met de kinderen. ’s Avonds kookt eiseres en eten zij samen bij [persoon A] . Pas op 1 augustus 2014 (gedingstuk 128) heeft eiseres gesteld dat zij verklaard zou hebben dat zij het grootste deel van de week thuis slaapt. De verklaring van eiseres zoals neergelegd in het gespreksverslag wordt ondersteund door de overige onderzoeksresultaten. Bij de waarnemingen is meermaals gezien dat eiseres ’s ochtends met de kinderen de woning van [persoon A] verliet. Ook heeft de huismeester eiseres driemaal getracht te bezoeken maar haar nimmer aangetroffen op het door haar opgegeven adres in Schijndel.
9. Hieruit volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met ingang van 1 februari 2014 geen hoofdverblijf heeft in de gemeente Schijndel. Verweerder heeft daarom terecht de bijstandsuitkering met ingang van die datum ingetrokken en de teveel betaalde bijstand teruggevorderd.
10. Eiseres heeft ten aanzien van de Marktplaatsactiviteiten in beroep nieuwe overzichten opgesteld en ingediend en daarbij het volgende aangevoerd. Er is sprake is van incidentele verkopen, nu in de betreffende periode slechts 59 artikelen zijn verkocht. Het gaat allemaal om kinderspullen van geringe waarde die zij ooit zelf heeft aangeschaft. Van de 643 advertenties en vermeende artikelen zijn er nog 320 in haar bezit. Een deel heeft zij nog in huis en een deel heeft zij weg gegeven of weggegooid. Veel artikelen zijn herhaaldelijk aangeboden in een advertentie, zo blijkt volgens eiseres uit het door haar opgestelde overzicht, zodat er feitelijk minder artikelen zijn aangeboden dan verweerder stelt.
Subsidiair heeft eiseres gesteld dat - ook als de verkopen via Marktplaats niet als incidenteel worden aangemerkt - het recht op bijstand toch kan worden vastgesteld. Verweerder kan dan uitgaan van een totaal verkoopbedrag van € 726,89 omdat alle verkopen giraal zijn overgemaakt. Eiseres heeft daartoe alle bankafschriften overgelegd over de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 juli 2014.
Meer subsidiair heeft eiseres aangevoerd dat indien geoordeeld wordt dat onvoldoende inzichtelijk is welke artikelen zijn verkocht en welke inkomsten daaruit zijn ontvangen, uitgegaan moet worden van de totale vraagprijs, zijnde € 6.862,00.
11. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden omdat zij de Marktplaatsactiviteiten niet heeft gemeld. Er is geen sprake is van incidentele verkopen van geringe waarde in de privésfeer. Aan de hand van de door eiseres achteraf opgestelde reconstructie is het recht op (aanvullende) bijstand niet vast te stellen.
12. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (uitspraak van 18 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3772) is het voor ontvangers van bijstand niet verboden om goederen via internet te verkopen, mits daarvan en van de daaruit verkregen verdiensten tijdig melding wordt gemaakt aan het bijstandverlenend orgaan. De opbrengst van incidentele verkoop van privégoederen, al dan niet via internet, wordt in het algemeen niet als inkomen aangemerkt, zodat daarvan in beginsel geen mededeling behoeft te worden gedaan. 13. Niet is in geschil dat eiseres over de periode van januari 2014 tot juli 2014 643 advertenties op Marktplaats.nl heeft geplaatst. Daargelaten de vraag of de goederen zijn verkocht en of dezelfde producten meerdere malen zijn aangeboden, is de rechtbank van oordeel dat eiseres deze activiteiten op Marktplaats -gezien het grote aantal advertenties - had moeten melden aan verweerder. Een aantal van 643 advertenties in de betreffende periode kan geenszins als incidentele verkoop van privéartikelen worden aangemerkt. Ook indien er sprake zou zijn geweest van slechts 59 aangeboden en verkochte artikelen ontslaat dat eiseres niet van de verplichting dit te melden. Het is aan eiseres dit te melden, waarop het aan verweerder is te beoordelen of dit als incidenteel is aan te merken. Door geen enkele melding van haar activiteiten via Marktplaats te doen heeft zij de inlichtingenplicht geschonden.
14. Daarvan uitgaande was het op grond van vaste jurisprudentie van de CRvB – bijvoorbeeld de uitspraak van 25 februari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:580) – aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, indien zij wel (tijdig) aan haar inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, recht zou hebben gehad op (aanvullende) bijstand. Daarin is zij niet geslaagd. Aan dat oordeel ligt het volgende ten grondslag. 15. Onbetwist is dat eiseres van de niet gemelde Marktplaatsactiviteiten geen administratie of boekhouding heeft bijgehouden. Hierdoor heeft eiseres een bewijsrisico genomen waarvan de gevolgen, te weten het niet kunnen vaststellen van het recht op bijstand in de te beoordelen periode, geheel voor haar rekening dienen te blijven. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 2 december 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3997). 16. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder, gelet op de uitspraak van de CRvB van 17 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:408), de verplichting heeft op grond van de in beroep aangeleverde gegevens het recht op bijstand schattenderwijs vast te stellen. 17. Deze grond slaagt niet. In laatstgenoemde uitspraak heeft de CRvB geoordeeld dat indien na een schending van de inlichtingenverplichting de door de betrokkene achteraf gestelde en aannemelijk gemaakte feiten geen grondslag bieden voor een precieze vaststelling van het recht op bijstand, het bijstandverlenend orgaan gehouden is zo mogelijk schattenderwijs vast te stellen tot welk bedrag de betrokkene in ieder geval wel recht op bijstand zou hebben, op basis van de vaststaande feiten. Het eventuele nadeel voor de betrokkene, voortvloeiende uit de resterende onzekerheden, mag daarbij wegens schending van de inlichtingenverplichting voor diens rekening worden gelaten.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres echter de door haar achteraf gestelde feiten niet aannemelijk gemaakt.
Niet aannemelijk is gemaakt dat zij slechts 59 artikelen heeft verkocht. Eiseres heeft gesteld dat alle verkochte artikelen giraal zijn betaald en opgestuurd naar de kopers. Dit is echter tegenstrijdig met de door haar verstrekte mails aan/van kopers. Zo is op 21 juli 2013 een fiets verkocht voor € 20,- (pag. 379 van de gedingstukken) en op 13 november 2013 een loopwagen voor € 8,- (pag. 380). Beide artikelen zijn thuis bij eiseres opgehaald. Deze verkopen komen niet terug in het door eiseres opgestelde overzicht van verkochte artikelen, en evenmin op de bankafschriften. Niet valt uit te sluiten dat (veel) meer artikelen zijn opgehaald en daarbij contant zijn betaald. Eiseres heeft ook geen enkel bewijs verstrekt van de verzending van die artikelen. Bovendien acht de rechtbank het niet aannemelijk dat alle babyartikelen die tegen geringe bedragen zijn aangeboden, steeds per relatief dure pakketdienst naar de kopers zijn verzonden. De stelling van eiseres dat ook vaak meerdere artikelen tegelijk werden verkocht en in een doos werden opgestuurd -wat daar ook van zij - maakt het voorgaande niet anders. Eiseres heeft immers ook veel artikelen apart verkocht.
19. Eiseres heeft daarnaast haar stelling dat zij veel minder artikelen heeft aangeboden dan volgt uit de 643 advertenties omdat veel producten (meerdere malen) opnieuw zijn geplaatst op Marktplaats, niet aannemelijk gemaakt. Hoewel het best mogelijk is dat meerdere advertenties hetzelfde artikel betreffen, valt ook niet uit te sluiten dat het steeds een ander artikel betreft. Dat dit thans onduidelijk is is te wijten aan het niet tijdig melden van de activiteiten op Marktplaats en het niet voeren van een administratie, waarvan de gevolgen voor rekening en risico van eiseres komen.
20. Eiseres heeft aangevoerd dat zij nog 33 onverkochte producten thuis heeft liggen die zij meermalen heeft geplaatst en niet heeft verkocht. Van deze 33 unieke producten heeft zij foto’s ingediend en daarbij de advertentienummers vermeld. Samen vertegenwoordigen deze 33 producten 320 individuele advertenties.
21. Deze grond slaagt niet. Met de foto’s is niet onderbouwd dat het de aangeboden artikelen in de desbetreffende advertenties betreft. Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat sprake is van bewijsnood is ook dit terug te voeren op het niet melden van de Marktplaatsactiviteiten en het niet bijhouden van een administratie en dient dit voor rekening en risico van eiseres te blijven.
22. Bovendien heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij, uitgaande van het totaal van de vraagprijzen van de advertenties, maximaal € 6.862,00 aan inkomsten uit de advertenties kan hebben gehad zodat verweerder van dit bedrag zou kunnen uitgaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat bij 88 advertenties geen vraagprijs staat vermeld. Het gaat te ver om van verweerder te verwachten om - aan de hand van de advertentiegegevens - de eventueel daaruit behaalde inkomsten schattenderwijs vast te stellen. Ook dit is een bewijsrisico dat voor rekening van eiseres dient te blijven.
23. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op grond van de door eiseres overgelegde stukken geen betrouwbare reconstructie kan worden gemaakt van de inkomsten uit de activiteiten op Marktplaats en dat deze inkomsten ook niet schattenderwijs kunnen worden bepaald. Nu het recht op bijstand niet is vast te stellen, is verweerder terecht tot intrekking en terugvordering van de bijstand over de betreffende periode overgegaan.
24. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.