ECLI:NL:CRVB:2014:3772
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting bij handel in auto’s
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellanten, die vanaf 25 mei 2010 bijstand ontvingen. Naar aanleiding van informatie dat appellant auto’s op zijn naam had staan en adverteerde op Marktplaats.nl, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten in de bijstandsperiode 759 advertenties voor auto’s en auto-onderdelen hadden geplaatst, zonder dit te melden aan het college. Hierdoor hebben zij de inlichtingenverplichting geschonden.
Het college heeft op 29 december 2011 besloten de bijstand van appellanten in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Dit besluit werd in een later stadium door het college bevestigd, ondanks het bezwaar van appellanten. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
In hoger beroep voerden appellanten aan dat zij niet commercieel bezig waren met de verkoop van auto’s en auto-onderdelen en dat zij hun inlichtingenverplichting niet hadden geschonden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de onderzoeksresultaten en getuigenverklaringen voldoende bewijs leverden voor de handel in auto’s en dat appellanten de opbrengsten daarvan hadden moeten melden. De Raad bevestigde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand.
De Raad concludeerde dat appellanten niet in staat waren om aan te tonen dat zij recht hadden op bijstand, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 november 2014.