Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
Smobro,
[gedaagde],
1.De procedure
2.De feiten
[vennoot 1], [vennoot 2] en [vennoot 3] zijn de vennoten van Smobro (hierna tezamen: de vennoten). Smobro heeft drie vestigingen: twee in Groningen en één in Utrecht.
op 23 maart 2022 daarover het volgende WhatsAppbericht aan de vennoten gestuurd:
3.Het geschil
22 augustus 2022, althans 5 oktober 2022, althans vanaf 1 januari 2023, althans vanaf de datum van dit vonnis;
€ 2.119,60, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
4.De beoordeling
€ 13.059,80, of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst waardoor hij de schade die Smobro daardoor lijdt moet vergoeden en of hij vanwege die tekortkoming een contractuele boete van € 20.000,00 aan Smobro moet voldoen. Smobro stelt dat dit het geval is. Zij wijst in dat verband op bepalingen in de franchiseovereenkomst. [gedaagde] betwist dat hij (nog) enig bedrag aan Smobro moet voldoen. Daartoe voert [gedaagde] aan dat hij de franchiseovereenkomst heeft vernietigd omdat (1) Smobro niet (tijdig) aan haar informatieverplichting als bedoeld in 7:914 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft voldaan dan wel (2) er sprake is van dwaling. Smobro betwist dat zij niet aan haar informatieverplichting heeft voldaan. Bovendien is een beroep op artikel 7:914 BW volgens haar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Verder betwist Smobro dat sprake is van dwaling, zodat de overeenkomst ook op die grond niet vernietigbaar is. De rechtbank zal hierna eerst beoordelen of het verweer van [gedaagde] op vernietiging van de franchiseovereenkomst slaagt.
Franchiseovereenkomst vernietigbaar vanwege schending informatieverplichting?
31 maart 2022 aan hem verstrekt en is de franchiseovereenkomst al op 14 april 2022 getekend (en daarmee volgens hem gesloten). Smobro voert daartegen het verweer dat het ontwerp van de franchiseovereenkomst eerder (en tijdig) aan [gedaagde] is verschaft, namelijk met het vertrekken van het PID op 2 maart 2022. Volgens Smobro was het ontwerp van de franchiseovereenkomst bij het PID gevoegd en was bovendien de inhoud van het ontwerp van de franchiseovereenkomst in het PID vervat, hetgeen [gedaagde] betwist.
(voor 2 maart 2022) is verstrekt, maar dat heeft zij niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
sluitenvan de overeenkomst moet geschieden. De wet bepaalt niet dat – anders waar partijen mogelijk van uitgaan – de informatie vier weken voor het
tekenenvan een akte waarin die overeenkomst is vastgelegd moet worden verstrekt.
6:217 BW). Dat geldt ook voor een franchiseovereenkomst, omdat in de wet niet is bepaald dat – in afwijking van het voorgaande – de franchiseovereenkomst pas tot stand komt door de schriftelijke vastlegging daarvan. Zowel een aanbod als de aanvaarding daarvan kan in iedere vorm plaatsvinden en ook in een of meer gedragingen besloten liggen (artikel 3:37 BW). Of sprake is van aanvaarding van een aanbod waardoor een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid (artikelen 3:33 en 3:35 BW). Als de afspraken worden vastgelegd in een akte dan strekt dat tot bewijs van die afspraken, maar het is niet noodzakelijk voor de rechtsgeldigheid van een overeenkomst dat de inhoud daarvan is vastgelegd in een akte.
Franchiseovereenkomst vernietigbaar op grond van dwaling?
over het algemeeneen omzet wordt gerealiseerd van € 1.500,00 per dag kan het beroep op dwaling niet slagen, omdat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat die inlichting onjuist was. Het enkele feit dat [gedaagde] in de korte periode waarin de vestiging open was deze omzet niet dagelijks heeft gerealiseerd, betekent niet dat de inlichting van Smobro onjuist was. Smobro heeft in dat verband ook aangevoerd dat het bedrag van € 1.500,00 per dag een gemiddelde is en dat zij nog steeds van mening is dat een (gemiddelde) omzet van € 1.500,00 per dag (over een jaar genomen) realiseerbaar is. Niet kan worden aangenomen dat [gedaagde] over een jaar genomen een gemiddelde omzet van
€ 1.500,00 per dag
konrealiseren. Als eerder overwogen was Smobro niet verplicht om [gedaagde] te informeren over de ‘moeilijke opstartperiode’.
€ 925,00 niet onderbouwd, zodat dit gedeelte van de vordering zal worden afgewezen.
5.De beslissing
€ 20.000,00;
€ 2.119,60;
6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;