ECLI:NL:RBNNE:2024:5135

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
10171261 BU VERZ 22-1295
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in administratief beroep en samenhangende zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 5 december 2024 uitspraak gedaan over de proceskostenvergoeding in een administratief beroep. De zaak betreft een beslissing van de officier van justitie van 3 maart 2021, waarbij een eerdere beschikking werd vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 300,38 werd toegekend. De gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, met als argument dat de officier van justitie onvoldoende rekening heeft gehouden met de samenhang tussen verschillende zaken en de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft de beroepsgronden van de gemachtigde beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep gegrond is. De kantonrechter oordeelt dat de officier van justitie niet voldoende heeft aangetoond dat de zaken als samenhangend moeten worden beschouwd, en dat de wegingsfactor van 0,25 voor de proceskostenvergoeding niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 905,50, waarbij rekening is gehouden met de werkzaamheden van de gemachtigde in de verschillende zaken. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd voor wat betreft deze zaak, en de kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, verwijzend naar eerdere jurisprudentie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 236017216
zaaknummer: 10171261 BU VERZ 22-1295

uitspraak van de kantonrechter van 5 december 2024

inzake

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. M. Lagas, Appjection B.V.

Inleiding

1. Bij besluit van 3 maart 2021 heeft de officier van justitie de inleidende beschikking vernietigd en een vergoeding van de gemaakte proceskosten toegekend ten bedrage van
€ 300,38.De officier heeft daarbij de volgende berekening gemaakt: 1,5 punt x € 534,00 (tarief) x 0,25 (wegingsfactor (zeer licht)) x 1,5 (factor samenhangende zaken). Tegen deze beslissing heeft gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Beoordeling door de kantonrechter

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de door gemachtigde namens betrokkene aangevoerde beroepsgronden.
3. De kantonrechter komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de kantonrechter uit, hoe hij tot zijn oordeel komt.
Samenhangende zaken
4. Gemachtigde voert aan dat het Parket CVOM in september 2020 een beleidswijziging heeft doorgevoerd die als volgt samen te vatten is: wanneer sprake is van een vernietiging van een beschikking in de administratief beroepsfase, waarbij een beroepsmatig rechtsbijstandverlener betrokken is en er een verzoek om vergoeding van de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is gedaan, dan dient deze kostenvergoeding als samenhangend te worden aangemerkt, tezamen met alle andere beschikkingen die op dezelfde, of nagenoeg dezelfde dag worden vernietigd en waar eveneens een verzoek om kostenvergoeding is gedaan door dezelfde gemachtigde. Daarbij hanteert het CVOM als uitgangspunt dat er geen onderscheid gemaakt dient te worden op basis van de onderliggende dossiers. Iedere zaak is op dat moment volgens het CVOM per definitie samenhangend, ongeacht de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener. Omtrent deze beleidswijziging is niets gecommuniceerd aan gemachtigde. De beslissingen zijn genomen op 11 mei 2021. De bezwaren zijn alle ingediend door Appjection B.V, maar doorslaggevend is in hoeverre de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn. Gemachtigde verwijst naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 oktober 2018. [1] Van nagenoeg identieke werkzaamheden is sprake wanneer de behandeling van meer dan één zaak voor de rechtshulpverlener geen reële extra inspanning hoefde te vergen. Om te kunnen aantonen dat betreffende administratieve beroepen en hoorzittingen zich materieel onderscheiden van de eerste zaak, heeft gemachtigde de dossiers bijgevoegd van de overige zaken die volgens de officier van justitie als samenhangend met de eerste dienen te worden gezien.
5. De vertegenwoordiger stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van samenhang en meent dat het beroep daarom gegrond verklaard dient te worden.
8. De officier van justitie heeft een vergoeding voor proceskosten voor verleende rechtsbijstand toegekend tot een bedrag van € 300,38. Uit de beslissing blijkt dat de officier van justitie onderhavige zaak heeft aangemerkt als samenhangend in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) met 11 andere in de bijlage bij de beslissing genoemde zaken. De kantonrechter begrijpt dat dit een vergoeding betreft voor alle 11 zaken.
9. Niet in geschil is dat de administratieve beroepen (nagenoeg) gelijktijdig zijn behandeld. De vraag die voorligt is of de door de gemachtigde verrichte werkzaamheden in de zaken als (nagenoeg) identiek kunnen worden beschouwd en welke wegingsfactor moet worden gehanteerd. De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie onvoldoende heeft aangetoond en gemotiveerd dat er in deze zaak sprake is van samenhangende zaken zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De gemachtigde heeft voldoende heeft aangetoond dat in de 11 zaken, die als samenhangend zijn beschouwd, in iedere zaak afzonderlijk een beroepschrift telkens voorzien van inhoudelijke gronden is ingediend. In redelijkheid kan dan ook niet worden geoordeeld dat gemachtigde geen reële inspanningen heeft moeten leveren in de onderhavige zaak ten opzichte van de andere door de officier van justitie als samenhangend beschouwde zaken. De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie de thans voorliggende zaak ten onrechte als samenhangend heeft beschouwd met de andere zaken. De beroepsgrond slaagt daarom.
Wegingsfactor in administratief beroep
10. De gemachtigde voert aan dat de officier van justitie onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de wegingsfactor 0,25 is gehanteerd, terwijl de gemachtigde een inhoudelijk beroepschrift heeft ingediend en de wegingsfactor dus 0,5 had moeten zijn. Hierbij verwijst de gemachtigde naar jurisprudentie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [2]
11. De vertegenwoordiger heeft aangegeven dat de wegingsfactor in administratief beroep inderdaad 0,5 had moeten zijn.
12. Ook deze beroepsgrond slaagt. De kantonrechter oordeelt dat de officier van justitie onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bij de vaststelling van de proceskostenvergoeding is afgeweken van de standaardwegingsfactor van 0,5, terwijl een inhoudelijk verweer is gevoerd namens betrokkene.
Punt voor telefonische hoorzitting
13. De gemachtigde betoogt dat de officier van justitie 1 punt had moeten toekennen voor het bijwonen van de telefonische hoorzitting.
14. Deze grond slaagt niet. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in het arrest van 3 februari 2023 bevestigd dat een telefonische hoorzitting niet gelijkstaat aan een fysieke hoorzitting en dat het toekennen van 0,5 punt daarom redelijk is. [3] De kantonrechter zal daarom slechts 0,5 punt toekennen voor de telefonische hoorzitting.

Conclusie en gevolgen

15. Het voorgaande brengt met zich mee dat de beslissing van de officier van justitie niet in stand kan blijven, voor wat betreft deze zaak. De kantonrechter zal dan ook in zoverre overgaan tot een vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. Gelet daarop ziet de kantonrechter aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de kantonrechter de hoogte van de proceskostenvergoeding in deze zaak vast zal stellen. Nu de kantonrechter slechts dient te oordelen over dit beroep, zal niet worden bepaald dat de officier van justitie in elke zaak afzonderlijk een (andere) proceskostenveroordeling is verschuldigd. Doordat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond wordt verklaard, komen ook de proceskosten in de gerechtelijke fase voor vergoeding in aanmerking.
16. Ingevolge artikel 1, sub a, juncto artikel 2, lid 1, sub a, van het Bpb, komt in deze zaak voor vergoeding in aanmerking:
  • het indienen van het administratief beroepschrift (1 punt ad € 624,00);
  • het bijwonen van een (telefonische) hoorzitting (0,5 punt ad € 624,00);
  • het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter (1 punt ad € 875,00); en
  • het verschijnen ter zitting (1 punt ad € 875,00).
17. Voor de anderhalve punt in administratief beroep, hanteert de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (zaakgewicht: licht). Voor de twee punten in de fase bij de kantonrechter, hanteert de kantonrechter de wegingsfactor 0,25, omdat het beroep enkel is gericht op de proceskostenvergoeding. De gemachtigde heeft ter zitting aangegeven, het hiermee eens te zijn.
18. De proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op een bedrag van ((1,5 x € 624,00 x 0,5) + ( 2 x € 875,00 x 0,25) =) € 905,50.
19. De officier van justitie heeft een bedrag van € 300,38 gereserveerd. In het dossier zit een afdruk van een betalingsopdracht. Voor zover dit bedrag reeds is uitbetaald, strekt dit in mindering op de onder 13 vastgestelde proceskostenvergoeding.
20. Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen vanwege een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet, uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. De kantonrechter verklaart zich onbevoegd om zich uit te laten over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2024. [4]

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing, voor zover het de onderhavige zaak betreft;
  • veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten, begroot op € 905,50;
  • bepaalt dat hierop een bedrag van € 300,38 in mindering strekt, indien dat bedrag reeds is uitbetaald door de officier van justitie;
  • verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van
D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2024.
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 oktober 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9133.
2.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 22 maart 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2556.
3.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 3 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:985.
4.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.