Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom met 16 km/u”, welke gedraging zou zijn verricht op 21 april 2016 om 17:44 uur op de Wierdensestraat te Haaksbergen met het voertuig met kenteken [YY-YY-00] .
2. De gemachtigde betwist dat de gedraging is verricht. Hij voert aan dat de camera en de meeteenheid niet als een set zijn geijkt. Dat blijkt uit de nummers op de overtredingsfoto, die niet met elkaar overeenstemmen.
3. Blijkens de gegevens in het zaakoverzicht is in deze zaak sprake van een vaste flitspaal waarmee snelheidsoverschrijdingen worden vastgesteld. De tekst in het zaakoverzicht betreft kennelijk gegevens die automatisch door de apparatuur in de flitspaal zijn gegenereerd, naar aanleiding van een op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedraging.
4. In de onderhavige zaak bevat het zaakoverzicht onder meer de volgende gegevens:
‘Door mij is waargenomen hetgeen langs elektronische weg is geconstateerd en vastgelegd. (…) De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 69 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 66 km per uur.
Toegestane snelheid : 50 km per uur.
Overschrijding met : 16 km per uur.
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van geijkte radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.’
5. De gemachtigde stelt dat moet worden getwijfeld aan de ijking van de meetapparatuur, nu het nummer van de camera en van de antenne-eenheid niet identiek zijn. Dit verweer wordt verworpen. Uit de foto’s van de gedraging blijkt dat de camera en de antenne-eenheid hier elk over een uniek nummer beschikken. Dat is niet ongebruikelijk (vgl. het arrest van het hof van 14 mei 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:4377). Voor het overige ziet het hof in de enkele suggestie dat de gebruikte apparatuur niet zou zijn geijkt geen aanleiding om te betwijfelen dat dit, zoals in het zaakoverzicht is vermeld, wél het geval was. Ten overvloede wijst het hof op het door de advocaat-generaal ingebrachte ijkrapport, waaruit blijkt dat de meeteenheid en de camera ten tijde van de gedraging van een geldige ijking waren voorzien. 6. De argumenten van de gemachtigde leiden niet tot twijfel aan de juistheid van de uitgevoerde meting. Naar het oordeel van het hof staat vast dat de gedraging is verricht.
De kantonrechter heeft het beroep tegen de inleidende beschikking dan ook terecht ongegrond verklaard.
7. De gemachtigde maakt bezwaar tegen het afwijzen van de proceskostenvergoeding door de kantonrechter. Volgens de gemachtigde heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat deze zaak onderdeel is van samenhangende zaken. Er zijn namelijk geen overeenkomsten tussen de sanctiebeschikkingen en de daarover gevoerde verweren. Volgens de gemachtigde is dat wel vereist. Hij verwijst naar een ongepubliceerd arrest van het hof van 7 april 2016 (WAHV 200.168.191).
8. De advocaat-generaal betwist het standpunt van de gemachtigde met betrekking tot de definitie van samenhangende zaken. Hij verwijst daarbij naar rechtspraak van de Raad van State (RvS 25 november 2015, vindplaats op rechtspraak.nl ECLI:NL:RVS:2015:3590). 9. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de onderhavige zaak waarin de gemachtigde optreedt, samenhangt met een andere zaak, zodat met toepassing van artikel C2 van Bijlage B bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) in één van deze zaken een proceskostenvergoeding behoort te worden toegekend. Daarbij heeft de kantonrechter overwogen dat beide zaken op dezelfde zitting zijn behandeld en dat het beroep in iedere zaak op dezelfde beroepsgrond gegrond is verklaard.
10. Artikel 3 van het Besluit houdt het volgende in:
‘1 Samenhangende zaken worden voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, beschouwd als één zaak.
2 Samenhangende zaken zijn: door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.’
11. Het standpunt van de gemachtigde dat slechts sprake kan zijn van samenhangende zaken wanneer er overeenkomsten zijn tussen de sanctiebeschikkingen, vindt geen steun in het recht en volgt ook niet uit het arrest waarnaar de gemachtigde verwijst. Uit de hiervoor aangehaalde definitie blijkt dat doorslaggevend is in hoeverre de door de gemachtigde(n) uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn. In het door de advocaat-generaal aangehaalde arrest heeft de Raad van State overwogen dat van nagenoeg identieke werkzaamheden sprake is wanneer de behandeling van meer dan één zaak voor de rechtshulpverlener geen reële extra inspanning hoefde te vergen. Het hof sluit zich aan bij deze duiding door de Raad van State.
12. Of bepaalde zaken als samenhangend in de zin van het Besluit kunnen worden aangemerkt, is primair aan de kantonrechter die op het beroep beslist. In de onderhavige zaak en de als daarmee samenhangend aangemerkte zaak is door de gemachtigde verweer gevoerd met betrekking tot de schending van de hoorplicht. De zaken zijn op één zitting behandeld en het verweer treft in beide zaken doel. Gelet daarop heeft de procedure bij de kantonrechter in de onderhavige zaak geen reële extra inspanning gevergd van de gemachtigde.
De kantonrechter heeft deze zaak dan ook kunnen aanmerken als samenhangend met de andere op dezelfde zitting behandelde zaak. Het verweer op dit punt wordt verworpen.
13. Geen van de hoger beroepsgronden treft doel. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen.
14. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.