Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
boerderijgeconstateerd. Een aantal scheuren heeft NAB aangemerkt als A-schade, of te wel schade die een direct gevolg is van een aardbeving. De overige scheuren zijn aangemerkt als B-schade, of te wel schade die reeds aanwezig was maar door aardbevingen is verergerd. NAB achtte vanwege het feit dat de getoonde schade van recente aard is en rekening houdend met de afstand tot het epicentrum, het causaal verband met aardbevingen aangetoond. [eiser] heeft voor het herstel van deze (initiële) schade, inclusief het preventief verstevigen van de schoorsteen, van NAM een voorstel van € 26.781,95 ontvangen en is hiermee akkoord gegaan.
boerderijgemeld, bestaande uit een lichte verzakking van en scheurvorming in de gevels en scheurvorming in de brandmuur. Arcadis heeft deze schade in april 2014 namens NAM onderzocht. Zij concludeert dat er slechts voor een beperkt deel sprake is van B-schade. Arcadis meent dat de lichte verzakking het gevolg is van een verschil in aanlegdiepte van de fundering door de aanwezigheid van de kelder en dat de reeds verzakte constructie enigszins verder is gaan scheuren door een incidentele trilling als gevolg van een aardbeving. De scheurvorming in de achtergevel schrijft Arcadis toe aan een onvoldoende constructieve aanheling toen deze 50 jaar geleden na een storm opnieuw is opgebouwd. Ook de scheefstand van de langsgevels wordt aan die storm geweten. De scheuren in de brandmuur zijn volgens Arcadis zeer oud en mede het gevolg van een gebrek aan onderhoud. NAB sluit ook niet uit dat de aanpassing van de boerderij, bestaande uit een uitbreiding van het woongedeelte naar het schuurgedeelte, aan het ontstaan van scheurvorming heeft bijgedragen. Het wijken van de spanten/muurplaat is volgens Arcadis het gevolg van ongelijke zakking van de geveldelen en aangemerkt als C-schade. De kosten van herstel van B-schades zijn begroot op € 5.916,67 ex. Btw.
boerderijdat er geen sprake is van een gebrek aan samenhang van de constructie en veiligheidsrisico, dat de scheurvorming en vervorming in het gevelmetselwerk niet is veroorzaakt of verergerd door aardbevingen, maar het gevolg is van zettingen in de spantconstructie, natuurlijke zetting van de ondergrond en thermische spanning en zettingen in het metselwerk.
boerderij(met schadenummers 7, 8 en 9) als B-schade en de overige schades als C-schade aangemerkt. De voor vergoeding in aanmerking komende herstelkosten zijn begroot op € 13.823,56 inclusief btw.
garageis door BBC een deel als B-schade aangemerkt en de kosten van herstel zijn begroot op € 743,69 inclusief btw.
woning,één van de scheuren en in haar rapport van 2 november 2015 meerdere scheuren als B-schade geduid. De bijbehorende herstelkosten zijn in dat laatste rapport begroot op € 1.769,38.
boerderijzijn door Troostwijk voor de boerderij begroot op € 1.384.913,70 en voor de
woningop € 42.177,23. [eiser] heeft NAM op 13 september 2016 aansprakelijk gesteld en gesommeerd om € 1.528.350,33 aan herstelkosten en bijkomende kosten te voldoen. NAM heeft hieraan geen gehoor gegeven.
3.De gewijzigde vordering van [eiser] en het verweer
4.De verdere beoordeling
overbelasting van het metselwerkvan de boerderij (2,9 mm/s) is overschreden maar die voor de woning (5 mm/s) niet.
verdichting respectievelijk verwekingvan de ondergrond (voor de boerderij bepaald op respectievelijk 11,8 mm/s en 15,9 mm/s en voor de woning op respectievelijk 20,0 mm/s en 15,9 mm/s) zijn noch door de beving bij Garrelsweer noch door de beving bij Hellum overschreden.
boerderij27 schadegroepen geïdentificeerd. Voor 23 van de 27 geïdentificeerde schadegroepen sluit RHDHV uit dat de schades zijn veroorzaakt of verergerd door aardbevingen. Voor vier schadegroepen, de nummers 5, 14, 16 en 21, heeft zij geconcludeerd dat niet is uitgesloten dat aardbevingen de oorzaak zijn. RHDHV heeft het volgende overzicht gegeven van de schadeoorzaken per schadegroep:
Uit ons onderzoek is gebleken dat bijna alle schade is veroorzaakt door overmatige zettingen, door verhinderde vervormingen ten gevolge van krimp en temperatuurinvloeden of door overbelasting als gevolg van onvoldoende sterkte, stijfheid en samenhang, en niet is veroorzaakt door aardbevingen.
woningheeft RHDHV eveneens per schadegroep schadeoorzaken vastgesteld.
woningbetreft niet gemotiveerd heeft weersproken. [eiser] heeft - nadat NAM dit had opgemerkt - ook niet meer aangevoerd dat hij deze nog wel aanvecht. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het bewijsvermoeden ten aanzien van de woning door NAM is weerlegd. Zij neemt daarbij mede in aanmerking dat die woning in 2009 is gebouwd, zodat het in de reden ligt dat deze zich nog aan het ‘zetten’ is.
boerderij. [eiser] heeft bij zijn akte van 18 januari 2023 een rapport gevoegd van een anonieme deskundige, waarin de conclusies en bevindingen van RHDHV worden besproken en bekritiseerd. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] daarmee de bevindingen van RHDHV voor wat betreft de in 4.12.1 vetgedrukte scheurnummers en houten kap, concreet en gemotiveerd heeft bestreden. Dat de deskundige zijn identiteit en kwalificaties (kort gezegd: een bouwkundige opleiding met cursussen op het gebied van aardbevingsschade) alleen aan een notaris bekend heeft gemaakt, is geen reden om aan zijn commentaar voorbij te gaan.
- Schade door trilling constructie: Er zijn geen directe metingen uitgevoerd volgens de SBR-A richtlijnen. De in het RHDHV rapport aangehouden trillingssnelheden lijken veel lager dan de trillingssnelheden die de Trillingstool van het Instituut Mijnbouwschade Groningen aangeeft;
- Sensoren van Stabi Alert nemen trillingen waar die door TNO/Gebouwsensor met high-pass filters worden uitgefilterd.
- De berekening waarmee aangetoond is dat de windbelasting op het gebint maatgevend is ten opzichte van de aardbevingsbelasting, geeft een onderschatting van de belasting door aardbeving en een overschatting van de windbelasting.
- De aangehouden veiligheidsfactor Yv is veel lager dan voorgeschreven in SBR-A, trillingsmetingen in het pand zoals vereist in de SBR-A ontbreken;
- Het rapport beschrijft een vervorming van de boerderij die afwijkt van de lintvoegmeting in de bijlage van het rapport.
- Het rapport beschrijft een slappe zettingsgevoelige ondergrond die niet blijkt uit het grondonderzoek in de bijlage in het rapport;
- De ondergrond is voor 2 van de 3 onderzochte posities geheel niet zettingsgevoelig, op 1 positie is een gering zettingsgevoelige onderlaag aanwezig.
- Een zettingsberekening volgens Eurocode 7 laat zien dat de zettingen in de achtergevel schuur, voor 94% al voor het jaar 1982 zijn opgetreden.
- Zetting door constructieve overbelasting van de fundering, door aardbevingen is een mogelijke oorzaak die in het rapport niet wordt beschouwd.
- Het rapport verklaart schade door verhinderde thermische vervorming door kalkmortel die in de loop der tijd harder en brosser wordt. Er is geen onderzoek bekend waaruit deze verbrossing blijkt.
- Het rapport noemt spatkrachten als schadeoorzaak. Spatkrachten ontstaan echter niet vanzelf (…) Spatkrachten zijn het gevolg van verschilzettingen of belastingen.
- Het rapport noemt onjuiste bouwkundige detaillering als schadeoorzaak. Hoewel de detaillering wel een zwakke plek kan vormen, is de bouwkundige detaillering in deze boerderij geen opzichzelf staande schadeoorzaak.
- Het rapport noemt verschil in werking afwerklaag en onderliggend metselwerk als schadeoorzaak., in dit geval is de scheur verkeerd beschreven en daarmee ook de oorzaak.
- In de privé-collectie van familie [eiser] zijn helaas slechts enkele foto’s van de boerderij aanwezig. Duidelijk zichtbaar is dat de nok van de schuur zowel nu als in het verleden een rechte lijn vertoont. Ook goed zichtbaar is dat het voorhuis al voordat er aardbevingen optraden verzakt was en dat deze verzakking niet erger is geworden. Minder duidelijk zichtbaar is dat de zijgevel oost van de schuur in betere staat is, deze lijkt verticaal of minder hellend.
- dat de deskundige van NAM, NAB, in 2013 recente scheuren in de muren heeft waargenomen en deze (daarom) als A-schade heeft aangemerkt;
- dat RHDHV haar conclusie dat de kapconstructie is aangetast door insecten niet met metingen heeft onderbouwd;
- dat RHDHV, uitgaande van de aanmerkelijk lagere PGV van 3,8 mm/s, voor vier schadegroepen overbelasting door aardbevingstrillingen niet uitsluit; en
- dat de constatering van RHDHV in haar memo over de indirecte effecten van diepe bodemdaling, te weten dat het uitgesloten is dat de hoogte van de grondwaterstand invloed heeft gehad omdat de fundering op niet-zettingsgevoelige lagen staat, niet lijkt te rijmen met de conclusie in het rapport dat de boerderij is gefundeerd op slappe grond.
5.De beslissing
woensdag 27 november 2024, zodat partijen zich kunnen uitlaten als overwogen in r.o. 4.25;