ECLI:NL:RBNNE:2024:4405

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
LEE 24/1984
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omvang en duur van het persoonsgebonden budget voor jeugdhulp in de vorm van begeleiding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de omvang en duur van het toegekende persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp in de vorm van individuele begeleiding voor haar zoon. Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen had op 4 december 2023 een indicatie jeugdhulp toegekend voor de periode van 1 september 2023 tot en met 29 februari 2024, met een uurtarief van € 18,11. Eiseres was het niet eens met de beslissing van het college en stelde bezwaar in, wat door het college ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college het pgb terecht heeft toegekend ter overbrugging naar een kinderdagcentrum (KDC) voor de zoon van eiseres, die gediagnosticeerd is met een stoornis binnen het Autisme Spectrum (ASS). Eiseres voerde aan dat het KDC niet passend is en dat het aantal toegekende uren te laag is. De rechtbank concludeert dat het college zich mocht baseren op het advies van WIJ en Accare, die het KDC als de meest geschikte oplossing voor de zoon van eiseres hebben geadviseerd. De rechtbank oordeelt dat de indicatie niet is toegekend om doelen te behalen, maar ter overbrugging naar plaatsing in het KDC.

Wat betreft het uurtarief van € 18,11, oordeelt de rechtbank dat dit tarief is afgeleid van het wettelijk minimumloon en dat er geen wettelijke basis is om te concluderen dat dit tarief te laag is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum en is openbaar uitgesproken op 8 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1984

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

Wettelijk vertegenwoordiger van [voorletters kind] ( [naam zoon] ) [achternaam kind]
(gemachtigde: mr. F. Bakker),
en

het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen

(gemachtigden: M.S. Smith en I.M. van Dijk).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de omvang en duur van het toegekende persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp in de vorm van individuele begeleiding voor haar zoon [naam zoon] .
Het college heeft met het besluit van 4 december 2023 een indicatie jeugdhulp toegekend voor de periode van 1 september 2023 tot en met 29 februari 2024 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Bij de bepaling van de hoogte van het pgb heeft het college een uurtarief van € 18,11 gehanteerd. Het college heeft de aanvraag vanaf 1 maart 2024 afgewezen.
Met het bestreden besluit van 28 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij zijn beslissing gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

1. [naam zoon] is geboren op [geboortedatum] . In de eerste maanden van 2023 heeft Accare, kinder- en jeugdpsychiatrie een onderzoek verricht, mede ter bepaling van een geschikte onderwijsplek voor [naam zoon] . De bevindingen en een advies heeft Accare neergelegd in een diagnostiekbrief van 17 mei 2023.
1.1.
Accare heeft vastgesteld dat bij [naam zoon] sprake is van een stoornis binnen het Autisme Spectrum (ASS) en vermoedelijk een globale ontwikkelingsachterstand, die (nog) niet nader in kaart is gebracht middels een ontwikkelings-/intelligentieonderzoek. Accare heeft geadviseerd om [naam zoon] te plaatsen bij een kinderdagcentrum (KDC).
1.2.
Eiseres kon zich hierin niet vinden, omdat zij van mening is dat een KDC niet goed zal aansluiten bij [naam zoon] . Eiseres heeft hierop besloten [naam zoon] thuis te houden met aanvullende inzet van fysiotherapie, logopedie en ergotherapie.
1.3.
Naar aanleiding van de aanvraag voor jeugdhulp die eiseres vervolgens heeft gedaan heeft WIJ [plaats WIJ-team] (WIJ) onderzoek verricht. De uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd in een ondersteuningsplan van 13 november 2023. WIJ heeft het advies van Accare overgenomen en overwogen dat een KDC passend is. Behandeling in het KDC bestaat uit onder andere een hoogwaardig effectief orthopedagogisch klimaat, inzet van vaktherapeuten en betrokkenheid van een orthopedagoog en kinderpsychiater. WIJ adviseert om het KDC voor 8 dagdelen per week in te zetten. Omdat WIJ begrip heeft voor ingrijpende gebeurtenissen die de ouders hebben meegemaakt heeft WIJ geadviseerd akkoord te gaan met een tijdelijke inzet van de ouders middels individuele begeleiding voor 25 uur per week voor 6 maanden, van 1 september 2023 tot en met 29 februari 2024. Het betreft tijdelijke bovengebruikelijke hulp, ter overbrugging naar plaatsing van [naam zoon] in een KDC.
1.4.
Bij het primaire besluit van 4 december 2023 heeft het college het advies van WIJ overgenomen en voor de periode van 1 september 2023 tot en met 29 februari 2024 individuele begeleiding ingezet door de ouders voor 25 uur per week met een tarief van
€ 18,11 per uur in de vorm van een pgb. De aanvraag voor individuele jeugdhulp in de vorm van een pgb vanaf 1 maart 2024 is afgewezen.
2. Eiseres kon zich hiermee niet verenigen en stelde bezwaar in.
2.1.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en daartoe overwogen dat door Accare is vastgesteld dat het KDC de meest passende oplossing is voor [naam zoon] . Het KDC is gespecialiseerd in de problematiek van [naam zoon] en kan de vereiste intensieve vorm van begeleiding geven. De periode waarvoor het pgb is vastgesteld dient alleen ter overbrugging naar plaatsing in een KDC. Het aantal uren dat is gehanteerd voor bepaling van de hoogte van het pgb is vastgesteld op basis van het feit dat een kind van vijf jaar doorgaans ongeveer 22 tot 25 uur per week naar school gaat. Conform de Verordening jeugdhulp gemeente Groningen 2023 is het tarief voor informele hulp (dat is afgeleid uit het wettelijk minimumloon) gehanteerd.

Standpunten partijen

3. Eiseres voert in beroep aan dat plaatsing in een KDC voor [naam zoon] niet passend is en dat het door de ouders van [naam zoon] aangegeven alternatief wel passend is. Het pgb is daarom ten onrechte toegekend voor een beperkte tijd en bovendien is het aantal toegekende uren te weinig om de doelen uit het ondersteuningsplan te halen. Ook is het uurtarief te laag. Eiseres verwijst met betrekking tot het uurtarief naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 augustus 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1580).
4. Het college heeft in het verweer het standpunt gehandhaafd dat het KDC passend is voor [naam zoon] en dat het pgb niet is afgegeven voor het werken aan doelen, maar ter overbrugging naar plaatsing in een KDC. Het college vindt verder dat het bij de bepaling van het aantal uren waarvoor het pgb is verleend kon aansluiten bij het aantal uur dat [naam zoon] normaliter naar school zou gaan. Ten aanzien van de toepassing van het informele pgb-tarief verwijst het college naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 juni 2024 (ECLI:NL:RBZWB:2024:4238), waarin is geoordeeld dat er geen aanleiding is om bij de bepaling van het uurtarief voor een pgb op grond van de Jeugdwet (Jw) aan te sluiten bij de jurisprudentie van de CRvB over het tarief van het informele pgb onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

Wettelijk kader

De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank merkt allereerst op dat uit het verweerschrift en ter zitting is gebleken dat, mede op basis van nieuwe medische informatie, door WIJ opnieuw onderzoek wordt verricht naar de vraag welke jeugdhulp voor [naam zoon] passend is en dat het pgb in verband daarmee is verlengd tot 1 januari 2025. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangegeven dat de beroepsgrond tegen de beëindiging per 1 maart 2024 komt te vervallen. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of het college de indicatie had mogen toekennen enkel bij wijze van overbrugging, of het aantal toegekende uren individuele begeleiding op grond van de Jw in de vorm van een pgb toereikend is en of op juiste gronden het informele pgb-tarief is afgeleid van het minimumloon.
Heeft het college het pgb mogen toekennen op de grond dat dit enkel is ter overbrugging naar passende jeugdhulp ?
5.1.
Het college heeft zich voor het standpunt dat het KDC voor [naam zoon] passend is en het pgb slechts diende voor een beperkte duur ter overbrugging naar plaatsing in een KDC gebaseerd op het advies van WIJ. Uit dit advies volgt dat een tijdelijke indicatie jeugdhulp werd geadviseerd om de ouders te laten wennen aan het idee om [naam zoon] naar een KDC te laten gaan. Voor de geschiktheid van het KDC heeft WIJ zich gebaseerd op het advies van 17 mei 2023 van Accare. De rechtbank is van oordeel dat het advies van Accare berust op een goed gemotiveerd en concludent onderzoek naar de geschiktheid van het KDC voor [naam zoon] . Accare heeft zich hierbij gebaseerd op de conclusies van een orthopedagoog en klinisch psycholoog.
5.2.
Daartegenover staat enkel de stelling van eiseres dat zij bij de twee door Accare genoemde KDC’s is gaan kijken en vond dat het daar te gevaarlijk is, met te weinig begeleiding voor [naam zoon] . Ook de therapieën in een groep zouden niet geschikt zijn. Hiermee heeft eiseres echter geen concrete en (medisch) objectiveerbaarbare informatie ingebracht (zoals een contra-expertise) op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het college het advies niet mocht volgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat het KDC passend is voor [naam zoon] . Gelet hierop mocht het college het pgb voor een beperkte duur toekennen ter overbrugging naar passende jeugdhulp.
Is het aantal toegekende uren te weinig?
5.3.
Eiseres is van mening dat 25 uur aan individuele begeleiding niet voldoende is voor het behalen van de doelen die gesteld zijn in het ondersteuningsplan. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt en overweegt daartoe dat zij met het college van oordeel is dat de indicatie niet is toegekend om doelen te behalen, maar ter overbrugging om de ouders van [naam zoon] in staat te stellen hen te laten wennen aan plaatsing van [naam zoon] bij een KDC. Het college heeft de toegekende 25 uur gebaseerd op het aantal uren dat een kind van de leeftijd van [naam zoon] normaliter in een week naar school zou gaan. Dit komt de rechtbank niet onredelijk voor. Daartoe is van belang dat [naam zoon] ook zonder zijn specifieke problematiek direct toezicht nodig zou hebben buiten de schooltijden, gelet op zijn jonge leeftijd.
Is het gehanteerde tarief te laag?
5.4.
Het college heeft op grond van artikel 11, zevende lid, onder a van de Verordening jeugdhulp gemeente Groningen 2023 het informele tarief gehanteerd van
€ 18,11 uur per week. Niet in geschil is dat dit tarief is afgeleid van het wettelijk minimumloon.
5.5.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat dit tarief te laag is, gelet op de uitspraak van de CRvB van 16 augustus 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1580), oordeelt de rechtbank als volgt. In deze uitspraak (en de uitspraak van dezelfde datum onder nummer ECLI:NL:CRVB:2023:1394) stond de hoogte van het tarief ter discussie bij een pgb op grond van de Wmo 2015 voor zorgverlening door een persoon afkomstig uit het sociale netwerk. De CRvB oordeelde op basis van de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015 en de voorganger daarvan dat het tarief op basis van een lager loon dan het relevante CAO-loon niet toereikend was en daarmee strijd opleverde met artikel 2.1.3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015. De vraag is of dit oordeel ook toepasbaar is in deze situatie, waarin het pgb voor eiseres berust op de Jw.
5.6.
De rechtbank overweegt dat in de Jw niet een met artikel 2.1.3., tweede lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015 vergelijkbare bepaling is opgenomen waarin expliciet is geregeld dat de hoogte van het tarief “toereikend” moet zijn. Er is voorts geen aangrijpingspunt om te komen tot het oordeel dat het gehanteerde uurtarief voor informele zorg bij jeugdhulp in strijd is met artikel 8.1.1., derde lid, van de Jw. De rechtbank acht in dit geval ook van belang dat, daargelaten de vraag bij welke CAO zou moeten worden aangesloten, het pgb in dit geval alleen is toegekend ter overbrugging van de periode totdat [naam zoon] is geplaatst in een KDC en niet om doelen uit het ondersteuningsplan te realiseren.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Bergsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

In artikel 2.3 van de Jeugdwet is bepaald dat indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen treft op het gebied van jeugdhulp en het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waarborgt, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
  • a. gezond en veilig op te groeien;
  • b. te groeien naar zelfstandigheid, en
  • c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau (……)
In artikel 8.1.1 van de Jeugdwet is bepaald:
1. Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college hun een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
(…)
3 Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
.
Op grond van artikel 11, zevende lid, onder a, van de Verordening jeugdhulp gemeente Groningen 2023 bedraagt het informele tarief voor:
a. begeleiding: € 18,11 (uur);
(……..)