Bijlage: wet- en regelgeving
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
1. Het college is er in ieder geval verantwoordelijk voor dat:
a. er een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod is om aan de taken als bedoeld in de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4, tweede lid, onderdeel b, te kunnen voldoen;
Artikel 2.9
De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels:
c. de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 wordt vastgesteld,
1. Het college kan de uitvoering van deze wet door derden laten verrichten.
2. Indien het eerste lid wordt toegepast, worden bij verordening regels gesteld ter waarborging van:
a. een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van diensten door derden en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan, waarbij rekening wordt gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden, en
b. de continuïteit van de jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het in het tweede lid bepaalde.
1. Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college hun een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
3. Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
Verordening Jeugdhulp Gemeente [plaats] 2020
Artikel 1.1
Voor de toepassing van deze verordening zijn de begripsbepalingen uit de Jeugdwet van toepassing. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
10. Informele hulp: hulp die wordt geleverd door een natuurlijk persoon, niet zijnde formele hulp.
1. De hoogte van het pgb bedraagt nooit meer dan 90% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura.
2. Wanneer de jeugdhulp wordt betrokken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk voor de ondersteuningsvormen, begeleiding bij het dagelijkse leven, dagbesteding en logeeropvang geldt het minimum uurloon tarief, geldend voor dat jaar waarin het pgb wordt afgegeven. Dat wil zeggen het tarief gelijk aan het wettelijk minimum bruto uurloon bij een fulltime werkweek en leeftijd 23 jaar of ouder.
3. Het college stelt ter uitvoer van dit artikel nadere regels op.
1. Een informeel pgb voor jeugdhulp uit het sociaal netwerk kan alleen betrekking hebben op persoonlijke begeleiding en/of persoonlijke verzorging en logeerzorg.
2. Een informeel pgb voor jeugdhulp uit het sociaal netwerk wordt alleen passend geacht, indien één of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:
a. de hulp is vooraf niet goed in te plannen;
b. de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;
c. de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;
d. de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;
e. de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn;
f. de hulp moet vanwege de aard van de beperking worden geboden door een persoon met wie de jeugdige vertrouwd is en goed contact heeft.
3. Het pgb mag niet aan een persoon worden besteed die tot het sociaal netwerk van de jeugdige behoort en de jeugdhulp op zich kan nemen, maar daartoe (tijdelijk) niet in staat is wegens overbelasting of dreigende overbelasting.
4. Het college stelt ter uitvoer van dit artikel nadere regels vast.
1. De kwaliteitseisen die gelden voor de door het college gecontracteerde aanbieders zijn ook van toepassing op de derde aan wie het pgb wordt besteed.
2. Voor personen uit het sociaal netwerk gelden de gestelde opleidingseisen niet.
1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
a. de aard en omvang van de te verrichten taken;
b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;
d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
e. kosten voor bijscholing van het personeel.
Nadere regels jeugdhulp gemeente [plaats] 2020
1. De ouders van de jeugdige zijn voor de jeugdige beschikbaar en leveren de noodzakelijke zorg zelf, of met hulp van hun sociaal netwerk, tenzij dit redelijkerwijs niet van hen gevergd kan worden vanwege een gebrek aan eigen mogelijkheden en/of probleemoplossend vermogen.
2. Het college beoordeelt of de eigen mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders, eventueel met steun van hun sociaal netwerk, toereikend zijn om zelf de gevraagde jeugdhulp te bieden.
3. Indien naar het oordeel van het college het probleemoplossend vermogen van de jeugdigen en/of zijn ouders, eventueel met steun van hun sociaal netwerk, toereikend is, verstrekt het college geen voorziening op grond van de wet.
1. De hoogte van een pgb:
a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld budget- en motivatieplan over hoe zij het pgb gaan besteden en;
b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen;
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
1. De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
2. In de verordening wordt in ieder geval bepaald:
b. op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn;
c. welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen;
1. Het college kan de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door derden laten verrichten.
1. Indien werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.6.3 worden aanbesteed en artikel 2.114 van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing is, wordt:
a. in de aanbestedingsprocedure rekening gehouden met de te leveren kwaliteit van de werkzaamheden, en
b. niet louter op de laagste prijs gegund.
1. Met het oog op gevallen waarin ten aanzien van een voorziening artikel 2.6.4 wordt toegepast, worden bij verordening regels gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.
Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
1. De gemeenteraad regelt bij verordening als bedoeld in artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet, in ieder geval dat het college, voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet, vaststelt:
a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde; of
b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde.
2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet; en
b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
3. Bij verordening als bedoeld in artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet wordt geregeld dat de vaste prijs of de reële prijs voor een dienst ten minste is gebaseerd op de volgende kostprijselementen:
a. de kosten van de beroepskracht;
b. redelijke overheadkosten;
c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
d. reis en opleidingskosten;
e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en
f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
5. Het college beslist met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat. Hieronder wordt verstaan een aanbieder, te weten een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die jegens het college gehouden is een voorziening te leveren.
Wet maatschappelijke ondersteuning (oud, vervallen met ingang van 1 januari 2015)
Artikel 6
Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.
1. De gemeenteraad stelt basistarieven vast voor het verlenen van huishoudelijke verzorging.
2. De basistarieven worden vastgesteld:
a. op basis van reële kostprijzen van de onderscheidenlijke vormen van huishoudelijke verzorging; en
b. uitgaande van inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden benodigd voor het leveren van huishoudelijke verzorging.