ECLI:NL:RBNNE:2024:4186

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
LEE 23/1726 e.v.
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergoeding van bijkomende kosten door het Instituut Mijnbouwschade Groningen in het kader van schade aan vastgoed

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 17 oktober 2024, zijn de beroepen van eisers gegrond verklaard. De eisers, waaronder de besloten vennootschap Benkis Vastgoed BV, hebben bezwaar gemaakt tegen de gedeeltelijke afwijzing van hun aanvragen voor vergoeding van bijkomende kosten die zij hebben gemaakt in verband met schade aan hun vastgoedportefeuille. Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) had deze aanvragen gedeeltelijk afgewezen, maar de rechtbank oordeelt dat het IMG onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de kosten voor het inschakelen van een vastgoedbeheerder niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat de eisers, die eigenaar zijn van meerdere panden, de werkzaamheden aan een vastgoedbeheerder hebben uitbesteed en dat het redelijk is dat zij kosten hebben gemaakt voor de vaststelling van de schade. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van het IMG en draagt hen op nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de redelijkheid van de gemaakte kosten. Tevens wordt het IMG opgedragen het griffierecht van € 1.101,-- aan de eisers te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/1726, LEE 23/1951, LEE 23/2181, LEE 23/2183, LEE 23/2188, LEE 23/2189, LEE 24/379, LEE 24/381, LEE 24/383, LEE 24/385, LEE 24/391,
LEE 24/392, LEE 24/394, LEE 24/395, LEE 24/397, LEE 24/398, LEE 24/400,
LEE 24/404, LEE 24/405, LEE 24/407, LEE 24/408, LEE 24/409, LEE 24/410,
LEE 24/411, LEE 24/413, LEE 24/414, LEE 24/415, LEE 24/416, LEE 24/417 en
LEE 24/420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen

1. [eiser 1] en [eiser 2]eisers [1]
2. de besloten vennootschap Benkis Vastgoed BVeiseres [2]
waarvan eisers sub 1 indirecte bestuurders zijn,
gevestigd te Dalfsen,
gezamenlijk te noemen eisers
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mr. S.C. Goldbohm en mr. P. Zoeten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de gedeeltelijke afwijzing van de aanvragen voor vergoeding van bijkomende kosten die door eisers zijn gemaakt in verband met het opnemen van de schade aan de panden van eisers.
1.1.
Het IMG heeft deze aanvragen gedeeltelijk afgewezen. Met de bestreden besluiten van 24 april 2023, 10 mei 2023, 11 mei 2023, 16 juni 2023 en 9 augustus 2023 op de bezwaren van eisers is het IMG bij de gedeeltelijke afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
Het IMG heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigden van het IMG.

Het geschil

2. Eisers hebben gezamenlijk een vastgoedportefeuille met onroerende zaken in verschillende steden. Het beheer van de vastgoedportefeuille (voor zover relevant het Groningse deel) is uitbesteed aan een in Groningen gevestigde vastgoedbeheermaatschappij.
2.1.
Eisers hebben voor dertig panden in Groningen, waar het in deze zaken om gaat, een aanvraag gedaan voor vergoeding van de fysieke schade aan de panden. Er is per pand een bedrag aan schadevergoeding toegekend. Tegen de toegekende bedragen aan schadevergoeding hebben eisers geen beroep ingesteld.
2.2.
Na de inhoudelijke besluiten op de aanvragen voor schadevergoeding hebben eisers per dossier een aanvraag voor bijkomende kosten gedaan.
2.3.
Een deel van de gevraagde bijkomende kosten, zoals onder andere een forfaitaire vergoeding voor het thuisblijven tijdens schadeherstel en schoonmaakkosten, is toegekend. In geschil zijn de kosten die eisers hebben gemaakt voor het inschakelen van de vastgoedbeheerder in verband met fysieke schade aan de panden. Het IMG heeft de aanvragen voor die bijkomende kosten (juridische- of andere begeleidingskosten) afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de aangevraagde bijkomende kosten terecht niet zijn vergoed. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen gegrond zijn
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
5. Op grond van artikel 10 van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) is de Procedure en Werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (de procedure en werkwijze) vastgesteld. Daarin is vastgelegd op welke wijze de aanvragen worden afgehandeld. In artikel 2.6 van de procedure en werkwijze (oud) was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit [3] opgenomen:
“Het Instituut kan indien voor fysieke schade aan een gebouw of werk een schadevergoeding is toegekend, indien aan de orde, een vergoeding toekennen voor de bijkomende kosten die zijn veroorzaakt door de fysieke schade.”
In lid 3 onder e, f en g van dit artikel was opgenomen dat voor advies- juridische- en andere begeleidingskosten de werkelijke kosten worden vergoed, met een bepaald maximum. [4]
5.1.
In de toelichting bij artikel 2.6 van de procedure en werkwijze (oud) was opgenomen dat kosten genoemd in lid 3 onder e tot en met g gemaakt bij het indienen van de aanvraag of voorafgaand aan het adviesrapport in principe niet worden vergoed. Voor kosten gemaakt na het uitbrengen van het adviesrapport geldt de dubbele redelijkheidstoets. Deze toets houdt in dat het volgende beoordeeld wordt:
was het vragen van advies of begeleiding redelijk, in die zin, dat de aanvrager mocht verwachten dat het advies of de begeleiding een relevante bijdrage zou leveren aan een gunstige beantwoording van een voor de beslissing op de aanvraag relevante vraag (een gunstige uitkomst)?
zijn de kosten (overeenkomstig de aangevraagde vergoeding) redelijk voor het werk dat door de expert is verricht?
5.2.
In artikel 2 van de TwG is opgenomen dat het IMG zijn taken en bevoegdheden uitvoert met toepassing van de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3.
In artikel 6:96, tweede lid, van het BW is opgenomen: Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking:
redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;
redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid;
redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
Standpunten van partijen
6. Eisers stellen dat het IMG ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de gevraagde bijkomende kosten. Er wordt door het IMG geen rekening gehouden met de situatie van eisers, waarin zij eigenaar zijn van een groot aantal panden, welke zij niet zelf bewonen. Het beheer is uitbesteed. Zaken die een eigenaar normaal gesproken zelf zou doen, zoals beoordelen of er schade is aan de woning of de juistheid van het adviesrapport beoordelen, wordt daarom uitgevoerd door de vastgoedbeheerder. Eisers kunnen dit niet zelf doen
.Het is volgens eisers daarom wel redelijk dat zij iemand hebben ingeschakeld en zij wensen de kosten die zij hebben gemaakt voor de vaststelling van de schade door de beheerder vergoed te krijgen. Het IMG past haar beleid ook niet consequent toe, nu eerder wel kosten voor het aanwezig zijn van een makelaar bij de schadeopname zijn vergoed. Daarnaast moet er, zo menen eisers, wel een extra vergoeding aan eisers zelf worden toegekend aan overlastvergoeding nu het zo lang duurt. Dit staat los van de (overlast)vergoeding aan de beheerder.
7. Het IMG stelt zich op het standpunt dat het bedrag voor bijkomende kosten waar eisers om verzocht hebben niet voor vergoeding in aanmerking komt. Dit volgt uit artikel 2.6. van de procedure en werkwijze (oud). Uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan het indienen van een aanvraag of voorafgaand aan het adviesrapport in principe niet worden vergoed. De kosten die zijn gemaakt om te beoordelen of er schade aanwezig is en de overige kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan het adviesrapport komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Eigenaren hoeven enkel te melden dat er schade is, het IMG zorgt dat een onafhankelijke deskundige de schade komt opnemen. Een eigenaar hoeft geen kosten te maken ter vaststelling van de schade. Voor de kosten gemaakt na de oplevering van het adviesrapport geldt dat deze kosten onder ‘andere begeleidingskosten’ alleen voor vergoeding in aanmerking komen als deze voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Uit de toelichting bij artikel 2.6. volgt dat getoetst wordt of de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en of de kosten (gelet op de omvang) redelijk zijn. Onderdeel van de toets kan zijn of de begeleiding tot een gunstigere uitkomst in de zaak zou kunnen leiden. Nu eisers geen zienswijze hebben ingediend (behalve in 23/2181), komen ook de kosten die zijn gemaakt voor het beoordelen van het adviesrapport en de bespreking van het adviesrapport met eisers niet voor vergoeding in aanmerking. Eisers waren het eens met de adviesrapporten en de kosten voor de beoordeling van de rapporten konden dus niet tot een gunstigere uitkomst in de zaken leiden. Dat er eerder wel een keer kosten voor een ingeschakelde makelaar zijn vergoed is niet juist geweest. Het IMG hoeft gemaakte fouten niet te herhalen. Eventuele extra kosten die zijn ontstaan doordat eisers moesten wachten zijn niet nader onderbouwd en hebben ook geen betrekking op de onderhavige besluiten.
Beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het IMG de taken uitvoert met toepassing van de bepalingen uit het BW. Het geschil ziet op de kosten die eisers hebben gemaakt doordat de door hen ingeschakelde beheerder extra werkzaamheden heeft moeten uitvoeren in verband met de aanvragen voor schadevergoeding bij het IMG. De beheerder heeft de schades op locatie beoordeeld, heeft samen met de door het IMG ingeschakelde deskundige de schades opgenomen, heeft het rapport beoordeeld en dit rapport met de eigenaren besproken. De rechtbank zal hierna eerst nader ingaan op het juridisch kader inzake de toetsing van kosten als bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, aanhef en onder b van het BW (i). Vervolgens zal – gezien het onderscheid dat het IMG maakt in haar toetsing – ingegaan worden op de kosten die zijn gemaakt voorafgaande aan het adviesrapport (ii) en tenslotte op de overige kosten na oplevering van het adviesrapport (iii).
ad (i): Artikel 6:96, tweede lid, van het BW
9. Op grond van artikel 6:96, tweede lid, aanhef en onder b van het BW kunnen redelijke kosten ter vaststelling van de schade mede als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. De vergoeding strekt ertoe dat de benadeelde ook op het punt van die gemaakte kosten komt te verkeren in de vermogenspositie waarin hij zonder de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis zou hebben verkeerd. Dit betekent niet dat de kosten onbeperkt moeten worden vergoed, maar deze zijn onderworpen aan een dubbele redelijkheidstoets. Zowel het maken van de kosten als zodanig als de omvang van de gemaakte kosten moet redelijk zijn. [5] Of en in hoeverre aan deze eisen is voldaan, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het IMG volgt de civiele jurisprudentie en verwijst in de bestreden besluiten naar een uitspraak van de Hoge Raad [6] waarin onder andere is opgenomen:
“Ook de redelijke kosten ter vaststelling van de schade als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Bij de beantwoording van de vraag of de kosten voor vergoeding in aanmerking komen, dient te worden onderzocht of het redelijk was de kosten te maken en of de kosten redelijk zijn.”
Beoordeling vindt plaats naar het moment van het maken van de kosten. Daarnaast is niet van belang of uiteindelijk komt vast te staan dat er daadwerkelijk schade is geleden (zie hierna nader 11.1.). [7]
9.1.
Hierna zal bij de toetsing van de kosten onder (ii) en (iii) met name ingegaan worden op de redelijkheid van de gemaakte kosten. Onder 12.2 zal ingegaan worden op de hoogte van de kosten, of deze redelijk zijn.
ad (ii): Kosten voorafgaand aan het adviesrapport
10. Aan de beslissing heeft het IMG ten grondslag gelegd dat op grond van haar beleid kosten voorafgaand aan het adviesrapport in principe niet worden vergoed. Het mag dan zo zijn dat het IMG zich beroept op haar beleid inzake de vergoeding van kosten als de onderhavige, maar dat neemt niet weg dat in rechte getoetst zal moeten worden of in het kader van de hiervoor genoemde redelijkheidstoets de gemaakte kosten al dan niet voor vergoeding in aanmerking komen en het niet-vergoeden onevenredige gevolgen voor eisers oplevert. De kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan het adviesrapport betreffen in dit geval het per pand opnemen van de aanwezige schades door de beheerder. De rechtbank ziet niet in waarom de door de beheerder gemaakte kosten voorafgaand aan het adviesrapport in dit geval geen kosten ter vaststelling van de schade zouden kunnen zijn. Het gaat om het soort werk dat de beheerder heeft uitgevoerd, waarbij niet van doorslaggevend belang is in welke periode de werkzaamheden hebben plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat vergoeding van deze kosten niet enkel afgewezen kan worden omdat de werkzaamheden voorafgaand aan het adviesrapport hebben plaatsgevonden. Dat het IMG aanvoert dat een aanvrager geen kosten hoeft te maken voorafgaand aan het adviesrapport omdat er door het IMG een deskundige wordt ingeschakeld is onvoldoende. Het IMG gaat er daarbij naar het oordeel van de rechtbank aan voorbij dat het voorafgaande opgestelde rapport door de beheerder met name ook van belang is voor de beoordeling (achteraf) van het rapport dat de deskundige van het IMG heeft opgesteld. Dat eisers de mogelijkheid moeten hebben om het rapport van het IMG te toetsen, is op zich niet in geschil. En dat in dit geval de werkzaamheden zijn uitgevoerd door de beheerder (en niet door eisers zelf) is niet van belang voor de beoordeling omdat eisers immers alle werkzaamheden aan de beheerder hebben uitbesteed. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom eisers kennelijk ten behoeve van het IMG hun beheerbeleid zouden moeten aanpassen. Nu het IMG de gemaakte kosten, zonder nadere toelichting, heeft afgewezen enkel omdat ze zijn gemaakt voorafgaand aan het adviesrapport is het besluit onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is hierom al gegrond.
ad (iii): Toetsing overige kosten
11. Zoals hiervoor reeds overwogen volgt uit vaste rechtspraak dat, om vast te stellen of de kosten ter vaststelling van de schade voor vergoeding in aanmerking komen, een dubbele redelijkheidstoets moet worden uitgevoerd.
11.1.
De kosten van de beheerder voor het beoordelen van het adviesrapport en het bespreken van het adviesrapport met eisers heeft het IMG aan de hand van de dubbele redelijkheidstoets beoordeeld. Het IMG geeft (op het moment van het nemen van het bestreden besluit) invulling aan de dubbele redelijkheidstoets door te beoordelen of de begeleiding een relevante bijdrage kan leveren aan een gunstiger uitkomst van de beslissing voor eisers en of de kosten voor het advies of de begeleiding redelijk zijn. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Volgens vaste rechtspraak is voor vergoeding van kosten ter vaststelling van de schade niet vereist dat uiteindelijk komt vast te staan dat er schade geleden is. Omdat degene die aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van een door hem veroorzaakte gebeurtenis in beginsel binnen de grenzen van artikel 6:98 BW aansprakelijk is voor alle schade die de benadeelde als gevolg van die gebeurtenis heeft geleden, kunnen de (redelijke) kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ook voor vergoeding in aanmerking komen wanneer uiteindelijk niet komt vast te staan dat schade is geleden. [8] Daarnaast volgt bijvoorbeeld uit de uitspraak van de Hoge Raad van 17 juni 2022 dat ook interne kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. [9] Welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen moet dus ruim worden uitgelegd. Dat de gemaakte kosten enkel vergoed kunnen worden wanneer de kosten een gunstiger uitkomst kunnen opleveren is naar het oordeel van de rechtbank een onjuiste invulling van de dubbele redelijkheidstoets. Op dit punt slaagt het beroep dan ook.
12. De rechtbank ziet in het kader van finale geschilbeslechting, aanleiding om te beoordelen of de rechtbank zelf in de zaak kan voorzien en de uitspraak op grond van artikel 8:72, derde lid onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de plaats van de vernietigde besluiten kan laten treden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
12.1.
Allereerst moet vastgesteld worden of het redelijk is dat eisers kosten hebben gemaakt ter vaststelling van de schade. Gelet op het feit dat het hier om panden gaat in een vastgoedportefeuille waarbij door eisers alle werkzaamheden omtrent de panden zijn uitbesteed aan de vastgoedbeheerder is het naar het oordeel van de rechtbank redelijk dat deze vastgoedbeheerder ook is ingeschakeld voor de werkzaamheden volgend uit de aanvragen voor vergoeding van mijnbouwschade. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook redelijk dat eisers kosten hebben gemaakt ter vaststelling van de schade door de vastgoedbeheerder in te schakelen.
12.2.
De vraag die dan nog voorligt is of de kosten (aldus de omvang) ook redelijk zijn. Gelet op de in het dossier aanwezige stukken kan de rechtbank niet beoordelen of de gevraagde kosten redelijk zijn. Zo is een aantal uren opgegeven voor het vaststellen van de schades, maar een rapport van deze opname van de vastgoedbeheerder is niet aangetroffen. Eisers hebben wel facturen overgelegd waarin de gedeclareerde uren zijn vermeld, maar geen gespecificeerde onderbouwing waaruit afgeleid kan worden welke werkzaamheden zijn verricht. Eisers dienen daartoe stukken aan te leveren waaruit blijkt welke werkzaamheden zijn verricht, hoeveel tijd deze werkzaamheden in beslag hebben genomen en tegen welk tarief de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Pas dan is het mogelijk om te kunnen beoordelen of de kosten redelijk zijn. Ook heeft het IMG in enkele zaken aangevoerd dat er sprake is van een Stuwmeerregeling waar eisers stellen dat er nadien nog een nieuwe aanvraag is gedaan waar de gevraagde kosten op zien. Dit is zonder nadere stukken niet te beoordelen. De rechtbank kan dan ook niet zelf in de zaak voorzien en geeft het IMG de opdracht nieuwe besluiten te nemen.
12.3.
Tot slot: de rechtbank is van oordeel dat reeds aan eisers toegekende bedragen voor het aanwezig zijn bij de schadeopname en overlastvergoedingen van de eventueel toe te kennen bedragen moeten worden afgetrokken omdat deze vergoedingen eisers zelf niet toekomen nu eisers de werkzaamheden volledig hebben uitbesteed aan de vastgoedbeheerder en voor die kosten een vergoeding vragen.

Conclusie en gevolgen

13. De rechtbank is van oordeel dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd, zodat de beroepen gegrond zijn wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. Dat betekent dat de rechtbank de bestreden besluiten vernietigt. De rechtbank ziet gelet op hetgeen in deze uitspraak is overwogen geen reden om de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand te laten. Ook zal de rechtbank zelf geen beslissing nemen nu het IMG nader onderzoek moet doen alvorens nieuwe besluiten te kunnen nemen.
13.1.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, moet het IMG het door eisers betaalde griffierecht aan hem betalen. Omdat er in de dossiers met nummers LEE 23/1726, 23/2183, 23/2188 en 23/2189 terecht een beroep niet tijdig beslissen is ingediend moet ook het griffierecht in deze dossiers worden vergoed. Het gaat om een bedrag van (vier maal €184,-- =) € 736,--. Daarbij is voor de overige zaken gezamenlijk € 365,-- aan griffierecht betaald. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 1.101,-- aan griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt het IMG op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat IMG het griffierecht van € 1.101,-- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Tijdelijke Wet Groningen
Artikel 2
[…]
6. Het Instituut voert deze taken en bevoegdheden uit met toepassing van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, uitgezonderd artikel 178, aanhef en onderdeel c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
[…]
Artikel 10
Het Instituut stelt, met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk, een procedure en een werkwijze vast voor de behandeling van aanvragen.
De procedure en werkwijze van het Instituut kennen een ruimhartige schadeafhandeling als uitgangspunt.
Het Instituut publiceert zijn procedure en werkwijze op zijn website.
Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 2022(oud)
Artikel 2.6 Bijkomende kosten
Het Instituut kan indien voor fysieke schade aan een gebouw of werk een schadevergoeding is toegekend, indien aan de orde, een vergoeding toekennen voor de bijkomende kosten die zijn veroorzaakt door de fysieke schade.
Het Instituut maakt voor het volgende nadeel gebruik van een forfaitaire vergoeding:
a. thuis blijven tijdens de schadeopname € 95 per dagdeel
b. thuis blijven tijdens het schadeherstel € 95 per dagdeel
c. schoonmaakkosten € 150 per schademelding
d. reiskosten € 0,26 per kilometer
3. Het Instituut kent voor het volgende nadeel een vergoeding toe, die afhankelijk is van de werkelijke kosten zoals door de aanvrager gemaakt:
a. inboedel- en tuinschade
b. verhuiskosten
c. opslagkosten
d. overnachtingskosten
e. advieskosten maximaal € 95 per uur excl. BTW
f. juridische begeleidingskosten maximaal € 175 per uur excl. BTW
g. andere begeleidingskosten maximaal € 95 per uur excl. BTW
4. De onder sub e, f en g bedoelde kosten worden voor wat betreft de procedure totdat een besluit op het verzoek om schadevergoeding is genomen, voor maximaal 20 uren vergoed, mits is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets. Het Instituut kan in uitzonderlijke omstandigheden een hogere vergoeding toekennen. In het kader van de behandeling van een bezwaar geeft het Instituut toepassing aan artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht, met overeenkomstige toepassing van de tarieven genoemd in het derde lid
Burgerlijk Wetboek Boek 6
Artikel 96
Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst.
Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking:
a. redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;
b. redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid;
c. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
[…]
Artikel 98
Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.

Voetnoten

1.In de zaken met nummers: LEE 23/1726, 23/1951, 23/2181, 23/2189, 24/379, 24/381, 24/391, 24/392, 24/394, 24/395, 24/397, 24/398, 24/400, 24/404, 24/405, 24/407, 24/408, 24/409, 24/410 en 24/417.
2.In de zaken met nummers: LEE 23/2183, 23/2188, 24/383, 24/385, 24/411, 24/413, 24/414, 24/415, 24/416 en 24/420.
3.Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 2022 (Stcrt. 2022, 18235).
4.Zie bijlage voor het gehele artikel zoals dat destijds gold.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586.
6.Uitspraak van de Hoge Raad van 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2102.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423 en van 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586 r.o. 3.5.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423 en van 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586 r.o. 3.5.