In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt de hoogte van de ziekengeldvergoeding die de Sociale Verzekeringsbank (Svb) aan eiser heeft uitgekeerd in het kader van zijn persoonsgebonden budget (pgb) beoordeeld. Eiser, die een pgb ontvangt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de vergoeding die de Svb heeft vastgesteld. De Svb heeft de vergoeding berekend op basis van de loondoorbetalingsverplichting die eiser heeft voor zijn zieke zorgverlener. Eiser stelt dat de vergoeding te laag is om vervangende hulp in te huren en dat de Svb hierdoor niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten.
De rechtbank heeft de beroepen van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de Svb de ziekengeldvergoeding op een redelijke wijze heeft berekend en dat de problemen die eiser ondervindt bij het inhuren van vervangende zorg niet maken dat de besluiten van de Svb onterecht zijn. Eiser heeft geen procesbelang bij de beoordeling van de bestreden besluiten, omdat hij in de betreffende perioden geen tekorten heeft gehad in zijn pgb. De rechtbank concludeert dat de Svb bevoegd was om de besluiten te nemen en dat de bestendige uitvoeringspraktijk van de Svb als begunstigend beleid moet worden gezien. Eiser's beroep op het EVRM en het VN-Gehandicaptenverdrag wordt eveneens afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat deze verdragen niet van toepassing zijn in deze zaak. De uitspraak is gedaan op 6 september 2024.