ECLI:NL:RBNNE:2024:2225

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
KL 10512139 \ CV EXPL 23-2618 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geestelijke stoornis en de gevolgen voor de overeenkomst van opdracht tussen advocaat en cliënt

In deze zaak gaat het om de vraag of een overeenkomst van opdracht tussen een advocaat en zijn cliënt tot stand is gekomen, terwijl de cliënt onder invloed van een geestesstoornis verkeerde. De cliënt, aangeduid als [B], had begin december 2022 contact opgenomen met de advocaat, [A], voor juridische hulp. Tijdens dit contact gaf [B] aan dat hij vrijwillig in een psychiatrische accommodatie verbleef. Op 14 december 2022, na een gesprek met [A], ontving [B] een opdrachtbevestiging van de advocaat. Echter, [B] stelde later dat hij de overeenkomst had aangegaan onder invloed van een geestesstoornis, waardoor zijn wil ontbrak. De advocaat, [A], betwistte dit en stelde dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand was gekomen.

De kantonrechter oordeelde dat [B] voldoende bewijs had geleverd van zijn geestelijke stoornis ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. De rechter concludeerde dat de geestesstoornis van [B] een redelijke waardering van zijn belangen belette, wat leidde tot het eerste onweerlegbare vermoeden van artikel 3:34 BW. De rechter oordeelde verder dat [A] niet gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op de verklaring van [B] als een uiting van zijn wil, gezien de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand kwam. De vordering van [A] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

pRECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: 10512139 \ CV EXPL 23-2618
Vonnis van 11 juni 2024
in de zaak van
[A] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [kantoorplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [A] ,
procederend in persoon,
tegen
[B],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [B] ,
gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 november 2023;
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] verleent als advocaat juridische dienstverlening. [B] heeft begin december 2022 telefonisch contact gehad met [A] , omdat hij rechtshulp wilde. Tijdens dit gesprek heeft [B] de inhoud van zijn geschil kort besproken en aangegeven dat hij vrijwillig in het [naam accommodatie] verbleef. [A] en [B] hebben vervolgens een fysieke afspraak ingepland.
2.2.
Op 12 december 2022 heeft [B] vanuit het [naam accommodatie] een taxi genomen en is hij naar het kantoor van [A] gegaan om zijn zaak te bespreken.
2.3.
Op 14 december 2022 heeft [A] per e-mail een opdrachtbevestiging gestuurd aan [B] . In deze opdrachtbevestiging schrijft [A] onder andere het volgende:
Jij woonde bij je vader, [naam vader] en je moeder in (…) en wel op de zolder. Jouw woning (…) is verhuurd aan derden. (…) Je hebt mij aangegeven dat de woning aanvankelijk (in 2015) is verhuurd omdat je werkloos werd en daartoe ook een beetje gedwongen werd door je vader. (…) Je kon mij niet aangeven wie de huur ontving en hoeveel dat was. Jij hebt aangegeven dat jouw vader zonder jouw toestemming de woning (…) heeft verhuurd aan een derde. Dat heeft jouw instemming niet gehad, in ieder geval niet na 1 mei 2020. (…)
Jij hebt mij aangegeven dat je familie je tegen je heeft gekeerd en dat ze jou naar het [naam accommodatie] , hebben gebracht op 5 december 2022, waar je in beginsel vrijwillig zou verblijven, maar toch door de familie is getracht dat je daar zou blijven. Op maandag 12 december ben je daar vertrokken omdat een geraadpleegde deskundige geen reden aldaar zag om je daar te houden. Wij hebben daarna gesproken, de situatie ingeschat, langs jouw woning gereden en vervolgens heb je je (tijdelijke) intrek genomen in een hotel (…)”
2.4.
Op 14 december 2022 is [B] naar zijn ouders gegaan. [B] is daar op diezelfde dag opgehaald door het crisisteam van de GGZ. Tijdens het ophalen van [B] door het crisisteam heeft [B] met [A] gebeld. [B] heeft in dat gesprek aangegeven dat hij weer werd opgenomen. De vader van [B] heeft de telefoon op enig moment overgenomen van [B] . Vervolgens heeft [A] ook een GGZ medewerker aan de lijn gekregen.
2.5.
Op 14 december 2022 heeft de burgemeester een crisismaatregel genomen op grond waarvan [B] gedwongen is opgenomen.
2.6.
Op 14 december 2022 heeft [A] een e-mail gestuurd aan [B] waarin hij verwijst naar de bijlagen. Op dezelfde dag heeft [B] het volgende per email geantwoord: “
Ze hebben me weer in [plaatsnaam] gekregen.” Hierop stuurt [A] de volgende e-mail:
“dat zei ik al [B] . Maar handelen naar bevinding. En ik doe de dagvaarding en brief met schadevergoeding naar de familie er waarschijnlijk morgen doch uiterlijk deze week uit. Je zit nu zeker met minder vrijheden.”
2.7.
Op 15 december 2022 heeft [A] een concept dagvaarding en een concept brief aan de vader van [B] per e-mail gestuurd aan [B] .
2.8.
Op 16 december 2022 heeft deze rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel afgegeven voor de duur van zes weken.
2.9.
In het zorgplan van [B] van 23 december 2022 van zorgverantwoordelijken A. Gurbo, psychiater HIC en H. bij de Weg, psychiater ambulant, is onder andere het volgende opgenomen:
“(…) Probleemomschrijving: Het betreft een 41-jarige man, bekend met ADHD en chronische psychotische klachten. (…) Betrokkene is woonachtig bij zijn ouders (>70 jaar). Betrokkene werd eind november vrijwillig opgenomen nadat hij was aangemeld voor intensieve thuisbehandeling bij medicatie ontrouw, agitatie, angst, desorganisatie en suïcidale uitspraken (geen concreet plan). (…)
2.10.
In de medische verklaring zorgmachtiging, ondertekend op 28 december 2022 door F. van Gils, psychiater, is onder andere het volgende opgenomen:
Diagnostische overwegingen verwijzende psychiater H. bij de Weg november 2022:
Intelligentie op laagbegaafd/moeilijk lerend niveau bij disharmonisch profiel.
VG: Psychose NAO met momenteel uitsluitend wanen (VIP team 2014)
DD: bipolaire stoornis, gemengd beeld met psychotische symptomen
(…)
Verblijf bij ouders is beschermend.
(…)
Op 30-11-2022 ivm crisis in thuissituatie met angst/agitatie/suïcidaliteit bij waangedachten over bijwerkingen covid depot vorig jaar, een vrijwillige opname die tot 14-12 duurde. (…)
Ging tegen advies met ontslag maar binnen twee dagen volgde heropname ivm opleving angst/agitatie/suïcidaliteit bij extreem hoog stress niveau en paranoïde angsten. Heropname op 16-12 met WvGGZ-CM die inmiddels voor drie weken is verlengd.”
(…)
Is er naar uw oordeel sprake van een psychische stoornis: ja
Tot welke (voorlopige) diagnose bent u gekomen: heftige opleving paranoïde psychose met wanen tav covid vaccinatie met heftige stress en opleving sterke angsten en wanhoop met suïcidaliteit tot gevolg.
(…)
Ernstig nadeel:
a. Vloeit naar uw oordeel uit het gedrag van betrokkenen als gevolg van zijn psychische stoornis (een aanzienlijk risico op) ernstig nadeel voort: ja
b. Zo ja, waaruit bestaat het ernstig nadeel:
(…) - Agressieve uitspraken naar familie vanuit frustratie/angst/paranoïdie.
2.11.
Op de zorgkaart van [B] ondertekend en opgesteld op 28 december 2022 door F. van Gils, psychiater, is onder andere het volgende opgenomen:
“(…) 4. Diagnose
Wat is de diagnose: psychotische episode
5. (Dreigend) ernstig nadeel
Betrokkene wil vanuit zijn waangedachten advocaten inschakelen tegen zijn ouders.
(…) Ondergetekende verklaart wel van oordeel te zijn dat voornoemde persoon lijdt aan een psychische stoornis waaruit gedrag voortvloeit dat ernstig nadeel veroorzaakt dat niet zonder verlening van verplichte zorg kan worden afgewend.
2.12.
Op 9 februari 2023 heeft [A] een factuur gestuurd aan [B] (op het adres van zijn ouders) ter hoogte van € 4.241,00. Deze factuur is tot op heden onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [B] te veroordelen, om aan [A] te betalen een bedrag van € 4.905,41, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.241,00 gerekend vanaf veertien dagen na de verzonden facturen althans met ingang van de dag van dagvaarding tot de dag der algehele vergoeding en verder [B] te veroordelen in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten. De vordering van € 4.905,41 bestaat uit de hoofdsom van € 4.241,00 en een bedrag van € 664,41 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[A] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij in opdracht en voor rekening van [B] diverse juridische werkzaamheden heeft verricht. Hiervoor heeft [A] aan [B] een factuur gestuurd, maar die heeft [B] niet betaald.
3.3.
[B] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [A] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [A] in de kosten van deze procedure. [B] voert gemotiveerd verweer en stelt zich op het standpunt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen hem en [A] . Uit niets blijkt dat [B] akkoord is gegaan met de opdrachtbevestiging. [B] voert verder aan dat, mocht er toch een overeenkomst tot stand zijn gekomen, deze overeenkomst vernietigbaar is, aangezien hij deze is aangegaan onder de invloed van een storing van zijn geestvermogens die een redelijke waardering van zijn bij de handelingen betrokken belangen belette. Daarnaast doet hij een beroep op misbruik van omstandigheden, het niet naleven van de zorgplicht van een advocaat en het schenden van de gedragsregels advocatuur.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Waar gaat het om?
4.1.
Deze zaak gaat in de kern over de vraag of [B] de overeenkomst van opdracht tussen hem en [A] is aangegaan onder invloed van een geestesstoornis en of in verband met die geestesstoornis de wil van [B] tot het aangaan van de overeenkomst heeft ontbroken. Vervolgens gaat deze zaak over de vraag of [A] gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de door [B] gedane verklaring als een uiting van zijn op het rechtsgevolg gerichte wil.
Is er een overeenkomst tot stand gekomen?
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen het er over eens zijn dat [B] zich begin december 2022 bij [A] gemeld heeft met het verzoek om rechtsbijstand en dat [A] bereid was om [B] hiervan te voorzien. Vast staat dan ook dat er tussen [A] en [B] (mondeling) een overeenkomst tot stand is gekomen die daarop zag. Dat de overeenkomst niet is ondertekend door [B] doet hieraan niet af. De totstandkoming van een overeenkomst is vormvrij. Het op dit punt gevoerde verweer van [B] wordt daarom verworpen.
Was er sprake van een geestesstoornis ten tijde van het aangaan van de overeenkomst?
4.3.
[B] voert als verweer dat hij de overeenkomst is aangegaan onder invloed van een geestesstoornis waardoor zijn wil ontbrak en de overeenkomst vernietigbaar is. [1] [A] betwist dat sprake was van een geestesstoornis ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. [A] voert in dat kader aan dat [B] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet onder curatele of bewind stond en dus handelingsbekwaam was. Volgens [A] was de overeenkomst ook niet nadelig voor [B] , althans was het nadeel op het moment van het sluiten van de overeenkomst redelijkerwijs niet te voorzien.
4.4.
Op grond van artikel 3:34 lid 1 BW rust op [B] als de partij die zich op vernietigbaarheid van de uiting tot het aangaan van de overeenkomst van opdracht beroept, de stelplicht en bewijslast dat ten tijde van die uiting bij [B] een geestelijke stoornis in de zin van deze bepaling aanwezig was. [2] [B] dient ook te stellen en aannemelijk te maken dat in verband met die geestesstoornis diens wil tot het aangaan van de overeenkomst heeft ontbroken. Op dat punt komt de wetgever degene die aan een geestesstoornis lijdt tegemoet door de twee in art. 3:34 lid 1 BW genoemde (onweerlegbare) vermoedens. Het eerste onweerlegbare vermoeden treedt in indien vast staat dat de stoornis een redelijke waardering van de bij de (rechts)handeling betrokken belangen belette. Het tweede onweerlegbare vermoeden treedt in als vast staat dat de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan. [3]
4.5.
Het begrip ‘geestesstoornis’ is in de wet niet omschreven. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit niet te beperkt moet worden opgevat. Het gaat erom of de geestesvermogens van degene die de verklaring aflegt zodanig zijn gestoord (blijvend of tijdelijk) dat hij zich niet goed rekenschap kan geven van wat hij verklaart, in de zin dat hij de consequenties daarvan onvoldoende kan overzien. [4] De vaststelling of iemand wel of niet geestelijk gestoord was ten tijde van zijn verklaring is van feitelijke aard. Die vaststelling kan op alle manieren plaatsvinden, zo ook aan de hand van stukken uit medische dossiers, die de stelling dat sprake is van een geestesstoornis kunnen ondersteunen. [5]
4.6.
[B] heeft ter ondersteuning van zijn stelling dat hij de overeenkomst met [A] is aangegaan onder invloed van een geestesstoornis, onder andere stukken uit zijn medische dossiers overgelegd, te weten de medische verklaring zorgmachtiging, zijn zorgplan en zijn zorgkaart (zie hiervoor onder r.o. 2.9, 2.10 en 2.11).
4.7.
Hieruit volgt dat [B] van 30 november 2022 tot 14 december 2022 in verband met crisis in zijn thuissituatie met angst/agitatie/suïcidaliteit bij waangedachten vrijwillig was opgenomen in het [naam accommodatie] . De kantonrechter is dan ook van oordeel dat sprake was van een stoornis van de geestelijke vermogens van [B] (waangedachten) ten tijde van het aangaan van de overeenkomst.
4.8.
Vervolgens ligt de vraag voor of in verband met de geestesstoornis de wil van [B] tot het aangaan van de overeenkomst heeft ontbroken. Dit is onder andere het geval indien vast staat dat de stoornis een redelijke waardering van de bij de (rechts)handeling betrokken belangen belette (eerste onweerlegbare vermoeden).
4.9.
[B] stelt in dit kader dat hij [A] in heeft geschakeld omdat hij in een waan dacht dat zijn vader zijn huis van hem af wilde pakken. In realiteit werd het huis van [B] al jaren verhuurd, omdat [B] in verband met zijn geestelijke stoornis bij zijn ouders op zolder woonde. Daarnaast heeft [B] gesteld dat hij door de stoornis (waangedachten) geen onderscheid kon maken tussen fictie en realiteit. Dit is door [A] niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid hiervan. [B] was aldus niet in staat tot een redelijke waardering van zijn eigen belangen. De conclusie is dan ook dat het eerste onweerlegbare vermoeden intreedt en dat een met zijn verklaring overeenstemmende wil bij [B] heeft ontbroken. De vraag of de rechtshandeling nadelig was voor [B] , zoals [A] heeft aangevoerd, is hier niet van belang aangezien dat geen voorwaarde is voor het intreden van het eerste onweerlegbare vermoeden. Het verweer van [B] slaagt en de overeenkomst kan door [B] in beginsel worden vernietigd, tenzij hierna zou blijken dat [A] gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de verklaring van [B] .
Mocht [A] gerechtvaardigd vertrouwen?
4.10.
[A] beroept zich op artikel 3:35 BW en stelt dat hij gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de door [B] gedane verklaring als een uiting van zijn op het rechtsgevolg gerichte wil. Omdat [A] een beroep wil doen op het gerechtvaardigd vertrouwen van artikel 3:35 BW, rust op hem de stelplicht en bewijslast ter zake. [A] voert in dat kader aan dat [B] niet onder curatele of bewind stond en dus handelingsbekwaam was. [B] zat weliswaar in het [naam accommodatie] , maar verbleef daar vrijwillig. [B] kwam op het moment van het sluiten van de overeenkomst niet verward over, kon goed uitleggen wat zijn probleem was en zijn rechtsvraag was bovendien legitiem, aldus [A] .
4.11.
[B] betwist dat [A] gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de door [B] gedane verklaring als een uiting van zijn op het rechtsgevolg gerichte wil. [B] voert aan dat [A] als professioneel juridisch dienstverlener wist of had kunnen en behoren te weten dat [B] de overeenkomst onder invloed van een geestelijke stoornis was aangegaan. [B] stelt daartoe dat [A] wist dat [B] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst vrijwillig in het [naam accommodatie] , was opgenomen en dat je niet zomaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt opgenomen.
4.12.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Vaststaat dat [A] al tijdens het eerste telefoongesprek met [B] op 7 december 20222 wist dat [B] vrijwillig in het [naam accommodatie] verbleef en dat het [naam accommodatie] een psychiatrisch ziekenhuis is. Op de mondelinge behandeling heeft [A] desgevraagd aangegeven dat hij niet heeft gevraagd aan [B] waarom [B] in het [naam accommodatie] verbleef, althans dat hij geen antwoord heeft gekregen op die vraag. [A] heeft aangegeven dat [B] hem in het eerste gesprek heeft verteld “dat zijn vader iets van hem af wilde nemen, namelijk zijn woning”.
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [A] onvoldoende toelicht en onderbouwt dat hij de verklaring van [B] redelijkerwijs heeft mogen opvatten als overeenstemmend met diens wil. In dit geval is niet van belang dat [B] niet onder curatele of bewind stond. Ook bij mensen die niet onder curatele of bewind staan, kan immers sprake zijn van een geestesstoornis. De wetenschap bij [A] dat [B] in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef in combinatie met de uitspraak van [B] dat zijn vader “iets van hem af wilde nemen”, maakt dat [A] op zijn minst verder onderzoek had moeten doen om gerechtvaardigd te kunnen vertrouwen. Van een advocaat mag als professioneel dienstverlener verwacht worden dat hij onder de gegeven omstandigheden dóór had gevraagd naar de geestestoestand van [B] en naar de reden van zijn verblijf in het [naam accommodatie] . Dat [B] volgens [A] geen verwarde indruk maakte op [A] en goed kon uitleggen wat zijn probleem was, maakt dit niet anders. [A] is immers geen medicus en bovendien zijn psychiatrische ziektebeelden niet altijd waarneembaar. Ook het feit dat [B] vrijwillig was opgenomen in het [naam accommodatie] doet hier niet aan af aangezien een vrijwillige opname niet per definitie iets zegt over de ernst van de psychopathologie of een indicatie zou zijn van de afwezigheid van een psychiatrische ziekte. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het beroep van [A] op gerechtvaardigd vertrouwen daarom niet slagen.
Conclusie: de vordering zal worden afgewezen
4.14.
De conclusie van de kantonrechter is dan ook dat het verweer van [B] slaagt en dat het gevorderde aldus grondslag mist. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.15.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen van partijen geen verdere bespreking. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat, zoals [B] kennelijk heeft willen voorstellen, het niet aan de kantonrechter is om eventuele overtredingen van de gedragsregels advocatuur te beboeten.
4.16.
Als de in het ongelijk te stellen partij moet [A] in de kosten van het geding worden veroordeeld. De kantonrechter ziet in dat verband aanleiding om aan [B] ten laste van [A] ambtshalve een forfaitair bedrag van € 100,00 toe te kennen aan reis-, verblijf- en verletkosten, nu de gemachtigden van [B] in persoon ter rolzitting van 23 mei 2023 en op de mondelinge behandeling zijn verschenen om namens [B] mondeling verweer te voeren.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [A] af,
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten van € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Eijk en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.
971