In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 25 januari 2024, zijn de beroepen van eiser tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de voldoening van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) op aangifte voor drie kampeerauto’s van het merk Fiat Ducato. De inspecteur had de bezwaren ongegrond verklaard, waarop eiser in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat de heffingssystematiek van bpm niet in strijd is met het Unierecht en dat de hoorplicht niet is geschonden. Eiser had voldoende gelegenheid om gehoord te worden, maar was niet verschenen op het hoorgesprek. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen, en dat de inspecteur de bpm correct heeft berekend op basis van de forfaitaire afschrijvingstabel. De rechtbank wees het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de vertraging in de procedure voornamelijk te wijten was aan de proceshouding van eiser, die als vertragingstactiek werd beschouwd. De uitspraak bevestigt de geldigheid van de heffingssystematiek en de toepassing van het kampeerauto-arrest van de Hoge Raad.