Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Waar gaat het om?
Informatieverzoek
Mijns inziens beschikt(e) de Belastingdienst over de relevante gegevens van alle binnen- en buitenlandse rekeningen van de Burgers- en Ondernemingen en dienen deze haar bekende data, alsdan aan de orde - door de Belastingdienst onverkort correct vermeldt te worden in al het fiscale en administratieve verkeer met de burger.
Bij brief dd. 6 maart jl. gericht aan [medewerker verweerder] te Breda, werd wat U mijn “standpunt” noemt duidelijk en onverkort weergegeven. Echter, ik stel vast dat de belastingdienst in casu de behandelaar (welke!) niet aan het door mij gestelde voldaan heeft en willens en wetens het gestelde negeert.
Op 16 oktober ontving ik uw reactie op mijn vragenbrieven van 10 juli, 13 augustus en 18 september 2020. Op het verzoek van de Belastingdienst om informatie te verstrekken over het eventueel aanhouden van buitenlandse tegoeden, hebt u geantwoord met een tegenvraag.
Ik deel u mede dat de heer [broer eiser] in dit dossier slechts een plaatsvervangende administratieve taak heeft om, indien de heer [eiser] als alleenstaande onverhoopt zou wegvallen alsdan het beheer over te nemen.”
Mededeling (navorderings)aanslagen”, heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij navorderingsaanslagen met vergrijpboetes op zal leggen over onder meer 2015 en 2016.
- of sprake is van een nieuw feit;
- of sprake is van misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 van het Burgerlijk Wetboek);
- of sprake is van strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol en de artikelen 8 en 14 bij het EVRM;
- of het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel is geschonden;
- of er een grondslag is om te heffen over vermogen;
- of verweerder heeft gehandeld in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Veneto Banca Spa in Liquidazione Coatta Ammistrativa) en 2003 (
Poste Italiane) vermogen in het buitenland had en dat hij wist dat hij dat moest aangeven. In de aangiften wordt daar namelijk om gevraagd en eiser heeft zijn binnenlandse vermogen in 2015 en 2016 wel aangegeven terwijl het buitenlands vermogen zo’n 20 keer hoger was dan het binnenlandse. Het kan niet anders dan dat eiser wist dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven en dat hij de kans daarop ook bewust heeft aanvaard. Bij het bepalen van de hoogte van de boete heeft verweerder in aanmerking genomen dat het maximum is gesteld op 300% van de te weinig geheven belasting, dat in beginsel bij opzet vergrijpboetes van 150% worden opgelegd en dat in eisers geval sprake is van strafverzwarende omstandigheden. Die strafverzwarende omstandigheden zijn dat eiser al vele jaren dezelfde praktijk volgt, dat hij geen blijk geeft van inzicht in zijn onjuiste handelswijze en dat hij niet wilde meewerken aan het alsnog vaststellen van de juiste aanslagen.