ECLI:NL:RBNNE:2023:2706

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
LEE 21/3433
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van mijnbouwschade en schadevergoeding door het Instituut Mijnbouwschade Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 5 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) beoordeeld. Eiser had een schadevergoeding aangevraagd voor schade aan zijn boerderij, veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten. Het IMG had in een eerder besluit een bedrag van € 115.489,65 toegekend, maar eiser was van mening dat dit bedrag niet voldeed en dat er aanvullende schadevergoeding moest worden verstrekt. De rechtbank behandelt verschillende schades, waaronder schade 74, waarbij het bewijsvermoeden van schade door mijnbouwactiviteiten aan de orde komt. De rechtbank concludeert dat het IMG niet in gebreke is gebleven en dat het bewijsvermoeden niet is weerlegd. Daarnaast worden andere schades besproken, zoals schade 35 t/m 38, waarbij het IMG slechts 50% van de herstelkosten heeft vergoed vanwege vermeend achterstallig onderhoud. De rechtbank oordeelt dat de toekenning van 50% een redelijke beslissing is, gezien de omstandigheden. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.M.J. de Goede),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: S.C. Goldbohm).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het in stand laten van het in het primaire besluit toegekende bedrag, voor vergoeding van schade veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten, aan eiser.
1.1.
Het IMG heeft met het besluit van 5 november 2020 een bedrag van in totaal
€ 115.489,65 toegekend aan eiser. Met het bestreden besluit van 17 september 2021 op het bezwaar van eiser is het IMG bij deze toekenning gebleven.
1.2.
Het pro forma beroepschrift dateert van 28 oktober 2021. Na uitstel heeft eiser bij brief van 9 maart 2022 de gronden ingediend. Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 9 mei 2022.
1.3.
De zittingen van 23 mei 2022, 23 september 2022, 6 januari 2023 en 15 februari 2023 zijn op verzoek van eiser uitgesteld. Bij brief van 11 oktober 2022 heeft eiser een nader deskundigenrapport overgelegd. Op dit rapport heeft het IMG gereageerd met een brief van 31 januari 2023. Op 11 mei 2023 heeft eiser hier weer op gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de echtgenote van eiser, de gemachtigde van eiser, de deskundige van eiser P.J. Vrieling, de gemachtigden van het IMG en deskundige J.J. Timmer.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het IMG terecht geen aanvullende schadevergoeding heeft toegekend aan eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Eiser heeft schade aan zijn in 1876 gebouwde boerderij (woonhuis en stal) aan [adres] , [postcode] , te [woonplaats] . Eiser is sinds 1993 eigenaar van deze boerderij.
4.2.
Eiser heeft op 30 mei 2017 een melding gedaan van de schade bij het Centrum Veilig Wonen (CVW). Deze melding is eerst door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) en later door de rechtsopvolger van de TCMG, het IMG, als aanvraag voor schadevergoeding in behandeling genomen.
4.3.
Op 28 oktober 2019 is deskundige R. Rademaker van deskundigenbureau CED op locatie geweest om de schade op te nemen. Daarvan is op 12 december 2019 een adviesrapport opgemaakt waarin 74 schades zijn beoordeeld. Er is door de deskundige geadviseerd om een bedrag van € 42.755,59 toe te kennen voor herstel van de schades waarvan is geoordeeld dat deze door mijnbouwactiviteiten zijn ontstaan.
4.4.
Op 28 juli 2020 heeft eiser een zienswijze ingediend op het adviesrapport. De zienswijze bevat een rapport van 28 juli 2020, opgesteld door deskundigen D. Bosscher en S. Dassen van Vergnes Expertise BV (Vergnes).
4.5.
Naar aanleiding van de zienswijze is op 3 november 2020 een herzien adviesrapport uitgebracht door deskundige Rademaker. In dit rapport zijn in totaal 80 schades beoordeeld en is geadviseerd een bedrag van € 105.656,79 toe te kennen voor herstel van deze schades.
4.6.
Met het besluit van 5 november 2020 heeft het IMG een bedrag toegekend van in totaal (inclusief bijkomende kosten en rente) € 115.489,65.
4.7.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 november 2020. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunten een rapport van Vergnes van 16 januari 2021 aangeleverd.
4.8.
Het IMG heeft de Bezwaaradviescommissie van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (de bezwaaradviescommissie) om advies gevraagd. De bezwaaradviescommissie heeft deskundige C. Dobbe van CED om nader advies gevraagd. Dobbe heeft 1 juli 2021 en op 11 augustus 2021 nader advies uitgebracht over schade 62, de ter plaatse opgetreden trillingssnelheden, de bodemsamenstelling en de grondwaterstanden.
4.9.
Op 17 september 2021 heeft het IMG, in overeenstemming met het advies van de bezwaaradviescommissie het bezwaar ongegrond verklaard.
4.1
Het IMG heeft op 9 mei 2022 een herzien besluit genomen waarin een aanvullend bedrag voor herstel van schade 59 is toegekend van in totaal (inclusief wettelijke rente)
€ 284,22. In totaal is daarmee een bedrag van € 115.773,98 aan eiser toegekend. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep tevens tegen dit besluit gericht.
Toetsingskader
5. Op de locatie van de woning van eiser hebben trillingen plaatsgevonden met een snelheid van 5,08 mm/s met een overschrijdingskans van 1%. Het bewijsvermoeden van artikel 6:177a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is daarom van toepassing.
5.1.
Om het bewijsvermoeden te weerleggen dient het IMG aan te tonen dat de schadeoorzaak evident en aantoonbaar uitsluitend een andere is dan bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk. De rechtbank verwijst hier verder naar het toetsingskader zoals dat is uiteengezet in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). [1]
5.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [2] volgt dat een bestuursorgaan, indien in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. Het ligt op de weg van eisers om deze aanknopingspunten naar voren te brengen.
Omvang van het geding
6. De rechtbank stelt vast dat schades 1, 13 t/m 16, 19 t/m 31, 33, 34 t/m 44, 53, 59, 62, 68 en 74 in geschil zijn. Bij schade 74 gaat het om de vraag of het bewijsvermoeden is weerlegd. Bij schade 35 t/m 38 is het de vraag of de schade volledig vergoed dient te worden of slechts een percentage. Bij de overige schades gaat het om de herstelmethode.
Bewijsvermoeden (schade 74)
7. Schade 74 betreft diagonale scheurvorming in de binnenwand van de melkstal, over een lengte van 2 meter. De deskundigen die het IMG heeft ingeschakeld geven aan dat de schade is ontstaan door het roesten van wapeningsstaal/de stalen ligger in het beton. De corrosievorming zou zijn ontstaan door veroudering of de slechte kwaliteit van het beton. Door de druk als gevolg van deze corrosievorming is na verloop van tijd schade ontstaan. Eiser meent dat de door het IMG genoemde andere uitsluitende oorzaak niet evident is. In dat geval zou er immers geen redelijke twijfel over de andere oorzaak bestaan. De deskundige van Vergnes heeft aangegeven dat hij geen corroderend (wapenings)staal heeft waargenomen. Er is dus wel twijfel over de andere uitsluitende oorzaak. Om die reden is er geen evident en aantoonbare andere uitsluitende oorzaak aangewezen en is het bewijsvermoeden niet weerlegd. De schade dient dan ook volledig vergoed te worden.
7.1.
Het IMG stelt dat er een andere uitsluitende oorzaak is aangewezen. Door de deskundige is uitgewerkt dat er sprake is van corroderend staal ter plaatse van de scheur. Dit is geadstrueerd met rode en blauwe pijlen op een foto in het herziene adviesrapport van 3 november 2020, alsmede op een uitvergroot detail (rapport 5 januari 2023). Het IMG voert aan dat er geen reden is om te twijfelen aan het rapport van de deskundigen. Het bewijsvermoeden is dan ook weerlegd volgens het IMG.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat het IMG verschillende deskundigen heeft gevraagd de schade te beoordelen. Deze deskundigen hebben geconcludeerd dat de oorzaak van schade 74 evident en aantoonbaar een andere is dan bodembeweging als bedoeld in artikel 6:177a, eerste lid, van het BW. De door de deskundigen aan het IMG uitgebrachte adviezen zijn concludent en navolgbaar. Dat eiser, via Vergnes, een andere mening heeft over het ontstaan van de schade is geen concreet aanknopingspunt voor twijfel. Hiervan is sprake wanneer eiser concrete feitelijke omstandigheden aanreikt waaruit blijkt dat het oordeel van de onafhankelijke deskundige niet juist kan zijn. Dat heeft eiser evenwel niet gedaan en volstaan met een boude bewering. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aangevoerd om te twijfelen aan de beoordeling van de door het IMG ingeschakelde deskundigen. Het IMG heeft zijn besluit dan ook voor deze schade mogen baseren op de adviesrapporten van de deskundigen. De beroepsgrond slaagt niet.
Percentage (schade 35 t/m 38)
8. Schade 35 tot en met 38 betreffen scheuren in de buitengevel. Het IMG stelt, volgens eiser, dat door het ontbreken van dakgoten er sprake is van achterstallig onderhoud. Om die reden is er slechts 50% van het totale bedrag voor herstel aan eiser toegekend. Eiser stelt ten eerste dat het ontbreken van dakgoten niet gezien kan worden als achterstallig onderhoud. Daarbij heeft het ontbreken van de dakgoot niet bijgedragen aan de schades omdat het regenwater direct de sloot inloopt en niet voor verzakking heeft gezorgd. Met die stelling kan het bewijsvermoeden dan ook niet weerlegd worden geacht. Daarnaast meent eiser dat wanneer het bewijsvermoeden niet weerlegd is de schades volledig vergoed dienen te worden. Tot slot is voor schade 45 tot en met 50 wel een volledige vergoeding toegekend en deze schades zijn vergelijkbaar met de schades 35 tot en met 38. Ook voor schades 35 t/m 38 dient dus 100% van de herstelkosten te worden toegekend.
8.1.
Het IMG voert aan dat voor deze schades het bewijsvermoeden wel is weerlegd. De muren zijn jarenlange blootgesteld aan regenwater. Het rechtstreekse contact van regen over het metselwerk heeft ervoor gezorgd dat het voegwerk is weggespoeld. Daarnaast is de ondergrond verzwakt door het regenwater waardoor er verzakking is opgetreden. Er is dus een andere uitsluitende oorzaak aangewezen. Gelet op het geactualiseerde beoordelingskader is er echter gekeken of de trillingen de schade toch zouden kunnen hebben veroorzaakt of verergerd. De grens voor de mogelijkheid op verergering voor schade in het metselwerk voor een pand van voor 1940 ligt bij 5 mm/s met een overschrijdingskans van 1%. Op locatie heeft een maximale trillingssnelheid van 5,08 mm/s met een overschrijdingskans van 1% plaatsgevonden. De uitkomst is dat de invloed van trillingen niet onaannemelijk is. De schade dient te worden begroot, (eventueel) naar toerekenbaarheid.
8.2.
Het IMG heeft hier het geactualiseerde beoordelingskader gehanteerd. De rechtbank is, met de Afdeling [3] , van oordeel dat dit beoordelingskader gehanteerd kan worden bij de beoordeling van schade. De eerste vraag die voorligt is dan of het bewijsvermoeden is weerlegd. Daarna moet worden beoordeeld of de trillingen de schade toch hebben kunnen doen ontstaan of verergeren. De rechtbank is met het IMG van oordeel dat er een andere uitsluitende oorzaak is aangewezen. De stelling van eiser dat het regenwater de ondergrond niet verzwakt kan hebben omdat het regenwater direct de sloot inloopt is onvoldoende onderbouwd.
De vervolgstap is of de schades toch kunnen zijn ontstaan of verergerd door de opgetreden trillingen op locatie. Nu de trillingssnelheden op locatie de grens voor mogelijke verergering minimaal overschrijden, slechts met 0,08 mm/s, is de rechtbank van oordeel dat er met een toekenning van 50% van het totale herstelbedrag voor deze schades een ruimhartige vergoeding is toegekend. De vergelijking met schades 45 t/m 50 gaat niet op nu voor die schades het bewijsvermoeden niet weerlegd is geacht. Deze schades zijn niet in geschil en daarom niet nader bekeken. De beroepsgrond slaagt niet.
Herstelmethode (schade 1, 13 t/m 16, 19 t/m 31, 33, 34, 39 t/m 44, 53 en 68)
9. De schades 1, 13 t/m 16, 19 t/m 31, 33, 34, 39 t/m 44, 53 en 68 bestaan uit scheuren en verzakkingen in meerdere buitenmuren van het woonhuis en de bedrijfsgebouwen. Voor deze schades is een bedrag toegekend voor plaatselijk herstel van het metselwerk. Eiser stelt dat de schades zodanig hersteld dienen te worden dat hij in dezelfde vermogensrechtelijke positie wordt gebracht als voor het ontstaan van de schades. De situatie voorafgaand aan de schades is niet door het IMG vastgelegd. Door plaatselijk herstel wordt de situatie niet teruggebracht naar hoe deze was voor het ontstaan van de schades. De woning was namelijk volledig schadevrij. Het metselwerk dient dan ook vervangen te worden zoals bij schade 35 t/m 38 ook is geadviseerd. Het toegekende bedrag is hiervoor niet toereikend.
9.1.
Het IMG voert eerst aan dat volgens vaste rechtspraak de schade vastgesteld kan worden door het bedrag van de naar objectieve maatstaven berekende herstelkosten vast te stellen. Een onafhankelijke deskundige is bij uitstek de juiste persoon om vanuit de bouwkundige expertise hierover te adviseren. Dat de situatie voor de schade niet is vastgelegd is dan ook geen beletsel om de juiste vergoeding te bepalen. De deskundige beoordeelt per schade wat voor herstelmethode passend is. Zo is bij schade 39 geoordeeld dat de verzakking dermate groot is dat het noodzakelijk is om delen van het metselwerk en de fundering te vervangen. Hier is dan ook een bedrag voor gecalculeerd. Dit geldt ook voor de schade 35 t/m 38. Voor de overige schades is de scheurvorming zodanig dat dit hersteld kan worden door herstel van het voegwerk.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de door het IMG ingeschakelde deskundigen duidelijk en goed navolgbaar hebben weergegeven op welke wijze en waarom een specifieke schade op een bepaalde manier hersteld dient te worden. Eiser heeft geen, of in ieder geval onvoldoende, aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit volgt dat het IMG niet van het advies van de deskundige uit had mogen gaan. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Schade 59
10. Schade 59 betreft scheurvorming in het plafond van de woonkamer. Voor herstel van deze schade is een bedrag toegekend, maar daarin is niet meegenomen dat het stucwerk moet worden overgezet. Ook het steigerwerk is niet meegenomen. Volgens eiser zijn dit wel noodzakelijke kosten die gemaakt moeten worden voor volledig herstel van de schade. In de herziene beslissing op bezwaar van 9 mei 2022 is wel een hogere vergoeding toegekend voor deze schade, maar het stucwerk is nog steeds niet meegenomen. Schade 58 is vergelijkbaar aan schade 59 en bij de calculatie voor herstel van schade 58 is wel het overzetten van stucwerk meegenomen. Eiser meent dan ook dat herstel van schade 59 zonder het overzetten van stucwerk de situatie niet terugbrengt naar hoe deze was voorafgaand aan de schadeveroorzakende gebeurtenis.
10.1.
Het IMG meent dat ze terecht van het advies van de deskundigen zijn uitgegaan. De deskundige heeft aangegeven dat de schade hersteld kan worden door de scheuren open te slijpen, dicht te zetten en daarna het volledige plafond te sausen. Op deze manier wordt de schade correct hersteld. De kosten voor het gebruik van een kamersteiger maken, blijkens het adviesrapport van 3 november 2020, deel uit van de eenheidsprijzen. Bij schade 58 is wel een bedrag toegekend voor stucwerk. Volgens de deskundige is het ook voor die schade, voor het beste resultaat, het plafond niet te voorzien van nieuw stucwerk.
10.2.
Nu de rolsteiger is meegenomen in de calculatie stelt de rechtbank vast dat het ten aanzien van deze schade enkel om de herstelmethode gaat. De deskundigen hebben helder beschreven op welke wijze schade 59 hersteld dient te worden om de situatie terug te brengen naar de situatie voorafgaand aan de schadeveroorzakende gebeurtenis. Het gaat om de vraag of eiser voldoende concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd voor het oordeel dat in het adviesrapport geen toereikende herstelmethode is voorgesteld. De rechtbank is van oordeel dat eiser, met een verwijzing naar de herstelmethode bij schade 58 en een alternatieve herstelmethode voorgesteld door Vergnes, onvoldoende heeft aangevoerd voor twijfel. Dat er ook een andere herstelmethode mogelijk is maakt niet dat de voorgestelde methode ontoereikend is. Nu daarover geen concrete punten zijn aangedragen slaagt de beroepsgrond niet.
Schade 62
11. Schade 62 betreft scheurvorming in de muur van de bijkeuken. In het bestreden besluit is benoemd dat niet de volledig muur hersteld hoeft te worden. Dit omdat de schade zich niet over de gehele wand bevindt. Daarbij is er een harde stop op het wandoppervlakte aanwezig waardoor slechts het deel van de wand tot deze harde stop hersteld hoeft te worden. Om die reden hoeft de cv-ketel niet gede- en hermonteerd te worden. Het IMG voert aan dat het toegekende bedrag ruim voldoende is voor herstel.
11.1.
Eiser stelt dat er geen harde stop op het wandoppervlakte aanwezig is en dat daarom wel de volledige muur hersteld dient te worden. Voor herstel van het volledige wandoppervlakte is het noodzakelijk dat de cv-ketel gede- en hermonteerd wordt. De kosten daarvoor dienen ook vergoed te worden.
11.2.
De rechtbank stelt vast dat het bij de beoordeling enkel nog gaat om het de- en hermonteren van de cv-ketel. Daarbij is van belang of ook het deel van de wand waar de cv-ketel hangt hersteld moet worden. Niet in geschil is dat de schade zich niet bevindt in het deel van de muur waar de cv-ketel hangt. De vraag is of de muur wordt onderbroken door een harde stop zodat herstel zich kan beperken tot aan deze harde stop. Anders gezegd: de vraag is aan de orde waar zich het visuele eindpunt bevindt van het muurgedeelte dat moet worden hersteld. Eiser heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een harde stop. Dit blijkt volgens eiser al uit de toekenning van een vergoeding voor herstel voor 10 m2, dit komt neer op herstel van de gehele wand. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is. In het bestreden besluit is benoemd dat kan worden volstaan met herstel van 4 m2 van het wandoppervlakte, de vergoeding voor 10 m2 uit het primaire besluit is echter blijven staan. Het had op de weg van eiser gelegen om door middel van bijvoorbeeld fotomateriaal duidelijk te maken dat er geen sprake is van een harde stop, namelijk door aan te tonen dat de plint niet doorloopt achter de aanwezige wasmachine. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende heeft aangevoerd waarom met het toegekende bedrag de schade niet naar behoren kan worden hersteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Actualiseren prijspeil
12. Eiser meent dat de in de rapporten opgenomen herstelcalculatie geïndexeerd en daarmee geactualiseerd dient te worden. Dit omdat de prijzen de afgelopen tijd flink zijn gestegen. De rechtbank merkt allereerst op dat er geen aanvullende vergoeding wordt toegekend. Een eventuele indexatie van het prijspeil is dan ook niet aan de orde. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat het IMG het prijspeil van het moment van het opleveren van het adviesrapport hanteert. Vertraging wordt gecompenseerd door wettelijke rente. De Afdeling heeft reeds geoordeeld dat hiermee niet gezegd kan worden dat het IMG niet ruimhartig vergoed. [4]

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Waaronder de uitspraak van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3151.
2.Waaronder de uitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4250.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtsprak van de Raad van State van 6 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631.
4.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2682 r.o. 79.