Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Menzis,
[gedaagde],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 november 2021;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
- de akte overlegging productie 9 van Menzis;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 februari 2022, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van de advocaat van Menzis;
- de akte van Menzis tevens bevattende een vermeerdering van eis in conventie;
- de akte van [gedaagde];
- de nadere akte van Menzis;
- de nadere akte van [gedaagde].
2.De feiten
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2.Getuigenis
3.Het geschil
4.Het standpunt van Menzis
primairingevolge artikel 185 Wegenverkeerswet (hierna: WVW) - behoudens overmacht - aansprakelijk is voor de schade die Menzis als verzekeraar van [slachtoffer] ten gevolge van het ongeval heeft geleden. Overmacht is hier niet aan de orde, omdat [gedaagde] een verwijt van het ontstaan van het ongeval kan worden gemaakt. Daartoe wijst Menzis op het volgende. De verkeerssituatie ten tijde van het ongeval was overzichtelijk en het ongeval vond bij daglicht plaats. Daarnaast stond er een verkeersbord J24 aan de zijkant van de Hondsrugweg dat waarschuwde voor overstekende fietsers. [gedaagde] had vrij zicht op de situatie ter plaatse en kende de weg in kwestie goed wegens eerdere ritten aldaar. [gedaagde] had in de gegeven omstandigheden rekening dienen te houden met de mogelijkheid dat een fietser de kruising zou oversteken en had daarop zijn snelheid en rijstijl dienen aan te passen. Dat heeft [gedaagde] echter niet gedaan; hij kwam met hoge snelheid aanrijden en heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te remmen.
Subsidiairis [gedaagde] aansprakelijk jegens Menzis op grond van artikel 6:162 BW. Hiertoe voert Menzis, kort gezegd, aan dat het verkeersgedrag van [gedaagde] in de gegeven omstandigheden dermate onvoorzichtig is geweest dat dit een gevaarzettende situatie heeft opgeleverd. Ook om deze reden dient [gedaagde] de schade van Menzis te vergoeden.
5.Het standpunt van [gedaagde]
6.De beoordeling van het geschil
motorrijtuigenals volgt:
alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning.
fietsen met trapondersteuning:
nieteen snelheid van meer dan 25 km/uur kan bereiken. De betreffende elektrische fiets valt daarmee onder voornoemde wettelijke definitie van 'fietsen met trapondersteuning' en valt dus niet onder de wettelijke definitie van 'motorrijtuigen'. Bijgevolg valt het verkeersongeval waarbij [slachtoffer] met zijn elektrische fiets in botsing is gekomen met de auto van [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank binnen het bereik van artikel 185 WVW. Het daartegen gerichte verweer van [gedaagde] faalt.
diefoto's
2010weer) de feitelijke situatie ter plaatse ten tijde van het ongeval niet juist weergeven, nu voldoende vast staat dat voormelde fietsersoversteekplaats in 2020 niet meer aanwezig was. Er zal daarom vanuit worden gegaan dat ten tijde van het ongeval op de kruising geen sprake meer was van een op het wegdek aangegeven fietsersoversteekplaats.