ECLI:NL:RBNNE:2022:4922

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
LEE 22/1023
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Instituut Mijnbouwschade Groningen inzake schadevergoeding voor mijnbouwschade

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen een besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) waarin niet alle schade van eiseres is vergoed. Eiseres had een aanvraag voor schadevergoeding ingediend voor schade aan haar boerderij, veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten. Het IMG had in een eerder besluit een schadevergoeding toegekend, maar voor schade 27 was geen vergoeding verstrekt. De rechtbank oordeelt dat het IMG onvoldoende heeft aangetoond dat het bewijsvermoeden voor schade 27 is weerlegd. De rechtbank stelt vast dat het IMG te veel leunt op trillingssnelheden en niet voldoende andere uitsluitende oorzaken heeft aangetoond voor de schade. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het IMG op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres krijgt haar griffierecht en proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1023

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.F. Verheijen),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (het IMG)

(gemachtigde: mr. K. Winterink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit waarin niet alle schade van eiseres is vergoed.
1.1.
Eiseres heeft een aanvraag voor schadevergoeding gedaan. De rechtsvoorganger van het IMG heeft in het besluit van 8 april 2020 voor enkele schades een schadevergoeding toegekend. Met het bestreden besluit van 17 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is het IMG bij deze toekenning gebleven. Voor schade 27 heeft het IMG geen vergoeding toegekend.
1.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2], de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het IMG en deskundige ing. C.N Dobbe.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het IMG terecht tot het oordeel is gekomen dat het bewijsvermoeden voor schade 27 is weerlegd en er dus voor deze schade terecht geen schadevergoeding is toegekend aan eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Op 25 september 2019 is namens eiseres een “Aanvraag vergoeding schade door mijnbouw” gedaan bij de rechtsvoorganger van het IMG voor schade aan de boerderij op het adres [adres], [postcode], te [woonplaats]. In de aanvraag is beschreven dat er schade aan de mestkelder aanwezig is.
4.2.
Deskundige P. Soet van deskundigenbureau CED is op 22 oktober 2019 op locatie geweest om de schade op te nemen. Hij heeft 27 schades opgenomen en beoordeeld. Daarbij is de schade aan de mestkelder niet meegenomen. Voor die schade is een nieuw dossier aangemaakt.
4.3.
Op 20 januari 2020 is er een adviesrapport opgemaakt van de door Soet opgenomen schades. Daar is namens eiseres op 13 maart 2020 een zienswijze op gegeven aan de hand waarvan deskundige Soet op 30 maart 2020 een herzien adviesrapport heeft uitgebracht.
4.4.
De rechtsvoorganger van het IMG heeft op 8 april 2020 een besluit genomen waarin, conform het herziene adviesrapport, een schadevergoeding van € 5.532,20 is toegekend.
4.5.
Eiseres heeft in de bezwaarfase een rapport van deskundige W.A.B. Meiborg van deskundigenbureau Energeo B.V. overgelegd. Het bezwaar richt zich tegen de verzakking van de stal (schade 27).
4.6.
Het IMG heeft de Bezwaaradviescommissie van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (de bezwaaradviescommissie) om advies gevraagd. De bezwaaradviescommissie heeft deskundige C. Dobbe van deskundigenbureau CED gevraagd nader advies te geven over de oorzaak van schade 27. Op 26 januari 2021 heeft Dobbe een addendum bezwaar opgeleverd waarin de bodemprofielen en de trillingssterktes worden besproken.
4.7.
Op 6 april 2021 heeft er een hoorzitting van de bezwaaradviescommissie plaatsgevonden. Na de hoorzitting heeft Dobbe op 12 april 2021 nader onderzoek op locatie gedaan, de resultaten hiervan zijn vastgelegd in een tweede addendum. Meiborg heeft in reactie daarop drie deskundigenberichten aangeleverd.
4.8.
Onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie heeft het IMG het bezwaar op 17 februari 2022 ongegrond verklaard.
Toepassing civiele schadevergoedingsrecht
5. Eiseres voert eerst aan dat gedupeerden op dit moment niet de bescherming van het Burgerlijk Wetboek (BW) genieten omdat er volgens eiseres te veel wordt geleund op de vergewisplicht.
5.1.
De rechtbank is, in lijn met hetgeen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bepaald, van oordeel dat de Tijdelijke wet Groningen voorziet in een publiekrechtelijke afhandeling van schade met rechtsbescherming bij de bestuursrechter. Volgens de Memorie van Toelichting kunnen de inwoners van Groningen daarmee rekenen op een laagdrempelige en onafhankelijke afhandeling van schade met toepassing van de bepalingen van het BW over aansprakelijkheid en schadevergoeding. Deze procedure is bovendien omkleed met alle waarborgen die de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt. [1] De Tijdelijke wet Groningen laat overigens de weg naar de burgerlijke rechter open. [2] Om die reden slaagt deze beroepsgrond niet.
Bewijsvermoeden
6. Niet in geschil is dat het bewijsvermoeden van artikel 6:177a, eerste lid, van het BW van toepassing is. Op grond van deze bepaling wordt vermoed, bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, dat die schade is veroorzaakt door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.
6.1.
Volgens de vaste werkwijze van het IMG is het bewijsvermoeden weerlegd als het aan de hand van een adviesrapport aantoont dat de schade is te herleiden tot een evidente en autonome oorzaak, waarvan (met hoge mate van zekerheid) aannemelijk is dat die bodembeweging als (mede)oorzaak van die schade uitsluit. Deze werkwijze is aanvaardbaar geacht. [3]
6.2.
Het IMG gaat bij zettingsschade uit van het advies dat is gegeven in het op
16 december 2020 uitgebrachte rapport ‘over de invloed van trillingen door bevingen op zettingen van gebouwen’ door ir. P.C. van Staalduinen en ing. H.J. Everts. Daarin is als meest krachtige ontzenuwing van het bewijsvermoeden bij zettingen weergegeven:
- een onderzoek ter plaatse, waarbij wordt vastgesteld dat er zettingen zijn en waarbij de oorzaak voor het ontstaan van de zettingen wordt aangetoond;
- een onderzoek waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de trillingen als gevolg van de opgetreden bevingen zo gering in sterkte zijn geweest, dat daardoor de zettingen niet kunnen zijn ontstaan of vergroot.
6.3.
Dit betekent dat de door het IMG ingeschakelde deskundigen ook bij zettingen eerst toetsen of zij met een voldoende mate van zekerheid een andere uitsluitende oorzaak kunnen aanwijzen waaruit volgt dat de schade niet door bodembeweging door mijnbouwactiviteiten is ontstaan. [4]
6.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [5] mag een bestuursorgaan, als in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid naar voren zijn gebracht.
7. Eiseres voert aan dat het IMG ten onrechte de notitie van Staalduinen en Everts gebruikt om aan de hand van de trillingssnelheid aan te tonen dat schade 27 niet is ontstaan door mijnbouwactiviteiten. De notitie is hier niet voor bedoeld en ziet enkel op de relatie tussen trillingen door bevingen en zettingen in de vorm van verdichting en verweking. Er kan aan de hand van de notitie niet uitgesloten worden dat een schade is veroorzaakt door trillingen. Ook dient het IMG, ongeacht wat er in de notitie wordt gezegd, eerst een andere uitsluitende oorzaak aan te wijzen, maar dit wordt niet gedaan.
Daarnaast stelt eiseres dat de trillingen in deze situatie niet relevant zijn omdat de schade is ontstaan door bodemdaling ten gevolg van de gaswinning. De schade is niet door trillingen veroorzaakt, maar wel als gevolg van effecten van de gaswinning waarvoor de NAM aansprakelijk is. Kortom, het bewijsvermoeden is niet weerlegd en het IMG dient de schade te vergoeden.
7.1.
Het IMG voert aan dat de verzakking is veroorzaakt door onvoldoende draagkracht van de ondergrond (veen en klei). In theorie kunnen twee schademechanismen worden gerelateerd aan trillingen door aardbevingen die verband houden met zettingen, namelijk verdichting en verweking. Beide mechanismen komen, zo blijkt uit de tot op heden uitgevoerde onderzoeken, niet in Nederland voor omdat de trillingen veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten te laag zijn geweest. Daarbij stelt het IMG dat de stal zich in het agrarische poldergebied bevindt waar het waterschap functiegericht beheer voert van het grondwaterpeil. De wisselingen van het waterpeil in combinatie met de bodemsamenstelling en het feit dat de stal op een gedempte vijver is gebouwd zorgen volgens het IMG voor een ongelijkmatige verzakking van de ondergrond.
7.2.
De rechtbank overweegt dat het IMG, bij schade die naar zijn aard mijnbouwschade kan zijn, in alle gevallen eerst een andere uitsluitende oorzaak dient aan te wijzen. Pas wanneer deze andere uitsluitende oorzaak is aangewezen kan, als tweede stap, worden gekeken naar trillingssnelheden en de schademechanismen die aan deze snelheden gerelateerd zijn. De rechtbank stelt vast dat met het bestreden besluit, door verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie, eerst wordt gewezen op de opgetreden trillingssnelheden en daarnaast summier wordt gewezen op de onvoldoende draagkracht van de ondergrond waardoor de schade zou zijn ontstaan. De onvoldoende draagkracht ontstaat, volgens het advies, door inklinking van klei en oxidatie van veen. In beroep heeft Dobbe toegelicht dat er geen sprake kan zijn van veenoxidatie. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en de beroepsgrond slaagt.
7.3.
Gelet op de aanvulling die het IMG in de beroepsprocedure heeft aangeleverd ziet de rechtbank, in het kader van finale geschilbeslechting, aanleiding om te beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7.4.
In deze procedure heeft het IMG toegevoegd dat er functiegericht beheer van het waterpeil wordt uitgevoerd op de locatie van de stal. Dit is naar het oordeel van de rechtbank te algemeen om vast te stellen dat specifiek deze schade daardoor is ontstaan. Ook dat de schade zou zijn ontstaan omdat de stal op een gedempte vijver is gebouwd is niet nader toegelicht. Daarbij is niet meegenomen dat de stal op een kelder is gebouwd en of dit gevolgen heeft voor (de schade aan) de stal. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dat de gebrekkige motivering in deze procedure niet is hersteld waardoor het bewijsvermoeden niet weerlegd is.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel in artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover het besluit ziet op schade 27. Deze schade dient door het IMG nogmaals beoordeeld te worden. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand te laten of zelf een beslissing te nemen.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het IMG een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van hetgeen is opgenomen in deze uitspraak. De rechtbank geeft het IMG hiervoor zes weken.
10. Omdat het beroep gegrond is moet het IMG het griffierecht aan eiseres vergoeden.
11. Eiseres krijgt eveneens haar proceskosten vergoed. Het IMG moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.
12. Eiseres heeft verzocht om een vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten voor het inschakelen van deskundige Meiborg. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, Awb komen kosten in de bezwaarfase voor vergoeding in aanmerking indien belanghebbende hier tijdens de bezwaarprocedure om heeft verzocht, hij deze kosten in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken en voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Eiseres heeft reeds tijdens de bezwaarprocedure om een vergoeding van kosten verzocht. Wel heeft eiseres enkel verzocht om een vergoeding van de kosten gemaakt voor het advies van 5 september 2020 (factuur van 17 september 2020). Het IMG heeft in het bestreden besluit niet besloten over de eventuele vergoeding van deze kosten. Nu de rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit wordt herroepen en eiseres reeds in de bezwaarprocedure heeft verzocht om een vergoeding van de gemaakte kosten, komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking. Het gaat daarbij om de kosten die zijn gemaakt voor het advies van 5 september 2020 (factuur van 17 september 2020). Voor de factuur van 15 februari 2021 is geen vergoeding verzocht in de bezwaarprocedure. De rechtbank acht de gemaakte kosten voor het opstellen van een advies van 5 september 2020 in bezwaar redelijk. Totaal komt dit neer op een bedrag van € 1.815,-- inclusief omzetbelasting.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 17 februari 2022 voor zover daarin is beslist over schade 27;
- draagt het IMG op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het IMG het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het IMG tot betaling van € 3.333,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2018/2019, 35250, nr. 3, p.
2.Zie de uitspraak van de AbRvS van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRvS van 8 juni 2022 ECLI:NL:RVS:2022:1631.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 20 april 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1288.
5.Waaronder de uitspraak van de AbRvS van 18 december 2019 ECLI:NL:RVS:2019:4250.