Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Eindhoven, verweerder
de Minister voor Rechtsbescherming(de Minister).
Procesverloop
Overwegingen
U werkt(e) voor de, in Liechtenstein gevestigde, onderneming [werkgever 2] (hierna te noemen: [werkgever 2] ). Wij hebben van [werkgever 2] vernomen dat u in Nederland woont en werkt(e) in verschillende landen van de Europese Unie. U voer in de betreffende periode op een Rijnvaartschip met een in Nederland gevestigde eigenaar en exploitant, [naam schip] , scheepsnummer [nummer] , eigenaar/exploitant: [naam eigenaar schip] , [adres] , NEDERLAND.
Nederlandse wetgeving van toepassing
Waarom de Nederlandse wetgeving van toepassing is
Beslissing
Al-verklaring
in onderlinge overeenstemminguitzonderingen vaststellen op de aanwijsregels van de verordening.
1.7 De vele procedures van Rijnvarenden die willen dat de Svb ‘regularisatie’-procedures met Luxemburg start, zijn een gevolg van uitzendconstructies uit het verleden die erop gericht waren om Nederlandse premieplicht te omzeilen door Rijnvarenden die volgens de dwingende regels van het RVV en de RVO in Nederland verzekerd waren (omdat de scheepsexploitant voor wie zij materieel werkten in Nederland gevestigd was), in dienst te laten treden van een Luxemburgs (of soms Cypriotisch) uitzendbureau waar de premielasten lager waren. Die constructies zijn meestal mislukt omdat de uitdenkers ervan het toepasselijke EU- en volkenrecht niet helemaal doorgrondden, of wél doorgrondden, maar dan hun cliënten niet volledig hebben voorgelicht, of die cliënten wél op de niet geringe risico’s hebben gewezen, maar die cliënten die risico’s desondanks hebben genomen, naar nu blijkt met dubbele premieheffing ten laste van die Nederlandse Rijnvarenden tot gevolg.”
moetverweerder de premie volksverzekeringen heffen. Nu op eiser het Nederlandse sociale zekerheidsrecht van toepassing is (zie 5.1. tot en met 5.14.) is verweerder gehouden om eiser in de premieheffing te betrekken. Het beroep op artikel 3:4 van de Awb slaagt daarom niet. De rechtbank merkt daarbij op dat artikel 3:4 mogelijk wel een rol kan toekomen in de sociale zekerheidskolom in het kader van regularisatie of verrekening. [4]