ECLI:NL:HR:2020:1151
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake premieplicht voor volksverzekeringen en de rol van de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de premieplicht voor de volksverzekeringen van een belanghebbende die in 2013 werkzaam was bij twee verschillende werkgevers, te weten [A] B.V. en [B] Ltd in Cyprus. De belanghebbende had in zijn aangifte inkomstenbelasting verzocht om vrijstelling van de premie volksverzekeringen, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) had geen A1-verklaring afgegeven voor de maand januari 2013. Het Hof had geoordeeld dat de belastingrechter niet bevoegd was om de premieplicht voor deze maand te beoordelen, omdat de SVB al een uitgebreide beoordeling had uitgevoerd voor het gehele jaar 2013. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad stelde vast dat de inspecteur, ook zonder een A1-verklaring van de SVB, verplicht is om de premieplicht vast te stellen op basis van de relevante wetgeving. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij de premieplicht voor de maand januari 2013 werd gehandhaafd. De Hoge Raad oordeelde dat het wettelijk stelsel niet onaanvaardbaar is en dat de belanghebbende niet onterecht gedwongen kan worden om in twee verschillende rechtscolleges te procederen over dezelfde kwestie.