Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de Minister voor Rechtsbescherming(de Minister).
Procesverloop
Overwegingen
Hierbij stel ik u conform artikel 16 van Vo. 987/2009 daarvan in kennis dat in dienst van ons, [werkgever 3] , [adres 1] , Liechtenstein, in 2 of meer lidstaten werkzaamheden zal verrichten als bemanningslid in de internationale binnenvaart. Ab 01.07.2016.
Cliënt was in 2016 werkzaam in het internationale beroepsgoederenvervoer over de Europese binnenwateren. Cliënt was werkzaam in Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, Nederland en België.
Tenslotte zend ik u hierbij toe de jaaropgaven met betrekking tot 2016.”
“1. Afwijking(en) van de aangifte
Bijzondere situatie en te verrekenen voorheffingen
Wat betreft de A1-verklaring waarop u zich voorts beroept geldt het volgende.
in onderlinge overeenstemminguitzonderingen vaststellen op de aanwijsregels van de verordening.
1.7 De vele procedures van Rijnvarenden die willen dat de Svb ‘regularisatie’-procedures met Luxemburg start, zijn een gevolg van uitzendconstructies uit het verleden die erop gericht waren om Nederlandse premieplicht te omzeilen door Rijnvarenden die volgens de dwingende regels van het RVV en de RVO in Nederland verzekerd waren (omdat de scheepsexploitant voor wie zij materieel werkten in Nederland gevestigd was), in dienst te laten treden van een Luxemburgs (of soms Cypriotisch) uitzendbureau waar de premielasten lager waren. Die constructies zijn meestal mislukt omdat de uitdenkers ervan het toepasselijke EU- en volkenrecht niet helemaal doorgrondden, of wél doorgrondden, maar dan hun cliënten niet volledig hebben voorgelicht, of die cliënten wél op de niet geringe risico’s hebben gewezen, maar die cliënten die risico’s desondanks hebben genomen, naar nu blijkt met dubbele premieheffing ten laste van die Nederlandse Rijnvarenden tot gevolg.”
moetverweerder de premie volksverzekeringen heffen. Nu op eiser (ook voor de periode 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016) het Nederlandse sociale zekerheidsrecht van toepassing is (zie 5.1. tot en met 6.2.) is verweerder gehouden om eiser in de premieheffing te betrekken. Het beroep op artikel 3:4 van de Awb slaagt daarom niet. De rechtbank merkt daarbij op dat artikel 3:4 mogelijk wel een rol kan toekomen in de sociale zekerheidskolom in het kader van regularisatie of verrekening. [5]