ECLI:NL:RBNNE:2022:3131
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van winkelruimte in Groningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, een winkelruimte in Groningen, voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres, een B.V., was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor vastgestelde WOZ-waarde van € 2.121.000 per 1 januari 2017. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en voerde aan dat de heffingsambtenaar niet alle relevante stukken had overgelegd en dat de taxateur niet onafhankelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de door de heffingsambtenaar gehanteerde huurwaarde van € 1.455 per m² en de kapitalisatiefactor van 14,9 niet te hoog waren, mede gezien de verkooptransactie van de onroerende zaak enkele maanden na de waardepeildatum. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar kende eiseres wel een immateriële schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de schadevergoeding verdeeld tussen de heffingsambtenaar en de Minister voor Rechtsbescherming, die als derde-partij aan het geding deelnam.