Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 7 juni 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen, verweerder
de Minister voor Rechtsbescherming(de Minister).
Procesverloop
Overwegingen
€ 4.930
€ 17.245
Waardering onderhanden werk
Beperkt aftrekbare kosten/Van aftrek uitgesloten kosten
BOX 3
Hierna leest u waarom ik van mening ben dat een vergrijpboete geboden is.
- Correctie box 3
€ 5.837-/-
Indien de belastingplichtige daarvoor bij de aangifte kiest, komen, in afwijking van het eerste lid, kosten en lasten die verband houden met de in dat lid genoemde posten, voor 73,5% in aftrek.”
€ 620
€ 515
€ 3.165
Bij de beantwoording van de vraag of het bewijs met betrekking tot een bestanddeel van een beboetbaar feit, zoals in dit geval (voorwaardelijk) opzet, is geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die de belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het EVRM. Die waarborgen brengen onder meer mee dat de bewijslast op de inspecteur rust en dat de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van die twijfel moet worden gegund. Dit betekent dat de aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar feit alleen kan worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Deze maatstaf stemt overeen met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering “doen blijken”, die inhoudt dat de desbetreffende feiten en omstandigheden overtuigend moeten worden aangetoond.”
Als gewicht van de zaak wordt in beginsel een wegingsfactor 1 gehanteerd. Dit betreft ook geschillen over de waardering van onroerende zaken in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ), zelfs als het financiële belang daarvan gering is.