Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2022 in de zaak tussen
[eiseres] ., gevestigd te [plaats] , eiseres
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Inleiding
Oordeel van de rechtbank
“Deze uitspraak roept vragen op in de praktijk. De eerste vraag is of de vergoeding die door de werkgever betaald wordt op grond van deze door de Hoge Raad vastgestelde verplichting gecompenseerd zal worden door het UWV. Ik ga ervan uit dat de wet redelijkerwijs de ruimte biedt om ook in deze gevallen van beëindiging met wederzijds goedvinden compensatie te verstrekken. Dit mede gelet op het feit dat de Hoge Raad ervan uitgaat dat ook in dergelijke gevallen compensatie zal worden verstrekt, en dat dit in lijn is met de bedoeling van de wetgever bij de compensatieregeling. Ik heb met UWV afgesproken dienovereenkomstig te handelen en dus ook in deze situaties tot compensatie over te gaan.”
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage wettelijk kader
b. (…)
c. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft vastgesteld.