Uitspraak
8GERECHTSHOF AMSTERDAM
geïntimeerde,
1.Het geding in hoger beroep
-meer subsidiair [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 81.000,-- wegens ongerechtvaardigde verrijking en te bepalen dat dit bedrag mag worden verrekend met de nog door Ammeraal te betalen transitievergoeding, althans (meer meer subsidiair) te bepalen dat Ammeraal geen transitievergoeding verschuldigd is omdat een beroep hierop door [geïntimeerde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
-alles met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties en te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
2.Inleiding
2.4 De Hoge Raad definieert in dit arrest het ‘slapende dienstverband’ in rechtsoverweging 2.1als volgt:
“Dat is een dienstverband dat een werkgever na twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer niet heeft opgezegd, hoewel hij daartoe wel bevoegd is, en waarbij hij de werknemer geen loon meer betaalt.”
In rechtsoverweging 2.7.2 is - voor zover hier van belang - het volgende overwogen:
“De wetgever beoogt met de Wet compensatieregeling transitievergoeding een einde te maken aan het verschijnsel ‘slapende dienstverbanden’. De compensatieregeling en de voor invoering daarvan in de wetsgeschiedenis gegeven redenen brengen mee dat als norm van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW geldt dat een ‘slapend dienstverband’ in beginsel behoort te worden beëindigd als de werknemer dat wenst en de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortduring daarvan. Die norm brengt tevens mee dat in dat geval in beginsel door de werkgever aan de werknemer een vergoeding behoort te worden toegekend. (…)”
“Als is voldaan aan de vereisten van art. 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Op dit uitgangspunt moet een uitzondering worden aanvaard als – op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden – de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zo’n belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Zo’n belang kan niet gelegen zijn in de omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt.”
3.Feiten
grief I, niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
(…) Uit de ingestuurde informatie is op te maken dat belanghebbende ( [geïntimeerde] , hof) zich per 07-01-2013 toegenomen arbeidsongeschikt heeft gemeld vanuit een werkzame situatie. Er was vooral sprake van toegenomen fysieke klachten. (…) Lopende het arbeidsdeskundig onderzoek meldt belanghebbende nu op 06-02-2015 geopereerd te gaan worden aan de schouder. Dit is aanleiding voor de aanvullende rapportage.(…) Het onderzoek van heden bevestigt een bestaan van toegenomen beperkingen in het functioneren. Het betreft dan met name een toename van beperkingen ten aanzien van het gebruik van de linkerarm. (…) Feitelijk was er gen indicatie tot het stellen van een arbeidsduurbeperkingen. Een in het verleden gesteld maximum van acht uur per dag en veertig uur per week werd gehandhaafd.Deze vastgestelde belastbaarheid komt te vervallen met de mededeling dat belanghebbende op 06-02-2015 een operatie zal ondergaan. Dit maakt dat haar mogelijkheden tenminste voor een periode van meerdere maanden aanzienlijk zullen wijzigen. Zij is per einde wachttijd op grond van sterk wisselende mogelijkheden niet belastbaar te achten met arbeid. Een herbeoordeling na zes maanden lijkt aan te raden te zijn. (…)
de grieven IV tot en met VIIte bespreken, nu deze zien op de kern van het geschil dat partijen verdeeld houdt. Deze grieven richten zich tegen de rechtsoverwegingen 5.7 tot en met 5.9 van het bestreden vonnis, en betreffen de vraag of Ammeraal op grond van artikel 7:611 BW gehouden was in te stemmen met het voorstel van [geïntimeerde] tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden onder betaling van de transitievergoeding.
4.15 In het licht van het voorgaande heeft Ammeraal bij bespreking van haar overige grieven geen belang .