ECLI:NL:RBNNE:2021:4858

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
21/009301
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding na Halt-afdoening in strafzaak tegen minderjarige

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verzoeker, die zijn zaak heeft afgedaan middels een Halt-afdoening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De Halt-afdoening wordt door de rechtbank beschouwd als een aanvaarde reactie met een punitief karakter op een strafwaardige gedraging van de verzoeker.

Verzoeker had verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, die hij had gemaakt in verband met de strafzaak, ter hoogte van € 1.047,85. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om deze kosten te vergoeden. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die tot een andere afweging zouden moeten leiden.

De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de overweging dat de Halt-afdoening niet kan worden aangemerkt als een situatie waarin de kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter G. Eelsing, bijgestaan door griffier A.D. Vermeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
rekestnummer 21/009301
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer d.d. 11 november 2021 op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend door:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats],
wonende aan [straatnaam] te [woonplaats],
in deze woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. E.M. Bakx, Burgemeester Falkenaweg 58-102 te 8442 LE Heerenveen,
hierna te noemen: verzoeker.

Procesverloop

Het op 16 juni 2021 ter griffie ingekomen verzoek strekt tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die door verzoeker zijn gemaakt ten gevolge van de tegen hem gevoerde strafzaak tot een bedrag van in totaal € 707,85.
Het verzoek strekt tevens tot het toekennen van de standaardvergoeding ten bedrage van
€ 340,- ten laste van de Staat voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift, eventueel te vermeerderen in geval van een zitting.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift en van het standpunt van de officier van justitie 1 juli 2021.
De advocaat van verzoeker, mr. E.M. Bakx en de officier van justitie mr. M.H.G. Scharenborg zijn gehoord ter openbare zitting van de raadkamer van 28 oktober 2021. Verzoeker is niet verschenen.

Standpunten

Mr. Bakx heeft op de zitting verwezen naar het verzoekschrift en heeft zich op het standpunt gesteld dat de advocaatkosten integraal voor vergoeding in aanmerking dienen te komen.
In de zaak tegen minderjarige verzoeker met proces-verbaalnummer 2020172853 heeft het
Arrondissementsparket Noord-Nederland op 24 november 2020 besloten de zaak af te doen middels een Halt-afdoening. In het kader van deze Halt-afdoening heeft verzoeker leeropdrachten vervuld. Op 1 april 2021 heeft verzoeker de leeropdrachten met een positief resultaat afgerond. De zaak is derhalve onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr.
Uit jurisprudentie volgt dat een Halt-afdoening wordt aangemerkt als een vorm van
politiesepot, onder verantwoordelijkheid van het OM. Om deze reden komen de gemaakte
kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking (Rb. Leeuwarden 26
augustus 2009, ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ6483). Nu verzoeker zijn zaak is
afgedaan middels een Halt-afdoening, en de betreffende leeropdrachten door verzoeker
succesvol zijn afgerond, stelt verzoeker zich op het standpunt dat het billijk is om een
vergoeding toe te kennen voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand (HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5566).
Verzoeker heeft in verband met deze strafzaak de volgende kosten gemaakt:
-kosten raadsman € 707,85 (incl. BTW)
-kosten verzoekschrift € 340,00 (incl. BTW)
Totaal € 1.047,85
Verzoeker acht het op grond van bovenomschreven kostenposten redelijk en billijk dat hem
als gewezen verdachte uit ‘s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend ad € 1.047,85.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. In het verzoekschrift wordt aangegeven dat de HALT afdoening moet worden aangemerkt als een politiesepot, onder verantwoordelijkheid van het OM. Verwezen wordt naar jurisprudentie uit 2009 en 2013. Echter, op 19 maart 2021 is door Rechtbank Amsterdam geoordeeld dat de Halt-afdoening moet worden beschouwd als een door verzoeker aanvaarde reactie met een punitief karakter n.a.v. strafwaardige gedraging (ECLI:NL:RBAMS:2021:1642). De officier van justitie verwijst tevens naar vergelijkbare uitspraak van het gerechtshof ‘s Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2018:4759). Op basis van voornoemde uitspraken moet het verzoek worden afgewezen.

Motivering

De rechtbank overweegt als volgt.
Op 1 april 2021 is de zaak tegen verzoeker geëindigd met een Halt-afdoening.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt vast dat de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, maar dat de zaak is geëindigd met een Halt-afdoening.
De rechtbank is van oordeel dat deze Halt-afdoening moet worden beschouwd als een door verzoeker aanvaarde reactie met een punitief karakter naar aanleiding van een onderzoek naar een strafwaardige gedraging van verzoeker.
De rechtbank acht dan ook alle omstandigheden in aanmerking genomen geen gronden van billijkheid aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen en de kosten van de rechtsbijstand te vergoeden. Van bijzondere omstandigheden die hier tot een andere afweging zouden moeten leiden is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank zal daarom het verzochte afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Eelsing, rechter, bijgestaan door
mr. A.D. Vermeer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021.