1.10.Met dagtekening 6 december 2020 heeft eiser tegen de onder 1.9. opgenomen beschikking bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de beschikking bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2021 gehandhaafd.
2. In geschil is of verweerder in de uitspraak op bezwaar terecht de door eiser verzochte teruggaaf van omzetbelasting over de bouwkosten van de woning heeft geweigerd. Daarbij concentreert het geschil zich op de vraag of eiser recht heeft op teruggaaf van een deel van de omzetbelasting over de bouwkosten van de woning vanwege de aanwezigheid van de zonnepanelen op het dak.
3. Partijen zijn ter zitting om proceseconomische redenen overeengekomen dat de uitspraak op bezwaar en het beroep alleen betrekking hebben op het tijdvak januari 2018. Verweerder heeft verklaard dat hij de uitkomst van deze beroepsprocedure ook zal toepassen op eisers verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting over 2017 en de andere tijdvakken van 2018.
4. Eiser voert aan dat hij op grond van het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2019recht heeft op de door hem berekende teruggaaf van omzetbelasting. Door de plaatsing van zonnepanelen heeft het dak van de woning namelijk niet alleen een woonfunctie, maar ook een zakelijke functie gekregen. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij verplicht was om zonnepanelen te plaatsen om aan de Energie Prestatie Coëfficiënt (Epc) norm te voldoen.
5. Verweerder voert aan dat eiser geen recht heeft op de teruggaaf van omzetbelasting, omdat de bouwkosten van de woning niet rechtstreeks en onmiddellijk samenhangen met de belaste handeling, in dit geval de levering van energie. Eiser heeft de woning gekocht met het oogmerk om deze te bewonen en niet om energie te leveren. Eiser zou de betreffende uitgaven ook hebben gehad zonder zonnepanelen en berekent de kosten van de woning niet door in zijn energieprijs, aldus verweerder. Verweerder wijst ter onderbouwing van zijn standpunt op het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021.Subsidiair stelt verweerder dat eiser slechts de helft van de voorbelasting kan aftrekken, omdat hij de helft van de woning in eigendom heeft.
6. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiser voor de leveringen van de met de zonnepanelen opgewekte energie aan de energiemaatschappij ondernemer is voor de omzetbelasting en dat eiser verder geen activiteiten verricht waarmee hij kwalificeert als ondernemer voor de omzetbelasting. Eveneens is niet in geschil dat de levering van energie een belaste handeling is waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat.
7. Het arrest van 27 september 2019 en de voorgaande uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2017,waar eiser naar verwijst, zijn gedaan binnen een ander wettelijk toetsingskader en daarom naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing op eisers situatie. Vóór 1 januari 2011 kon een ondernemer die een onroerende zaak liet bouwen voor zowel zakelijk als privé gebruik er namelijk voor kiezen om die onroerende zaak geheel tot het bedrijfsvermogen te rekenen en alle in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek brengen. Het privé gebruik werd vervolgens gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel ter zake waarvan omzetbelasting was verschuldigd. Vanaf 1 januari 2011 is echter in de wetneergelegd dat aftrek van in rekening gebrachte omzetbelasting alleen nog mogelijk is voor zover de onroerende zaak door de ondernemer wordt gebruikt voor belaste handelingen.Vast staat dat de bouw van de woning na 1 januari 2011 is aangevangen (zie 1.1.) en dat dus de wettelijke regeling van voor 1 januari 2011 in dit geval niet van toepassing is.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021wel op eisers situatie van toepassing, omdat dit binnen het voor eiser geldende (huidige) wettelijk toetsingskader is gewezen. In dit arrest is bepaald dat er bij de levering van met zonnepanelen opgewekte energie alleen recht op aftrek van voorbelasting bestaat als er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de ingekochte goederen of diensten en de levering van energie. Of een dergelijk verband bestaat, moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve inhoud van de gebruikte goederen of diensten. Ook moet rekening worden gehouden met de uitsluitende oorzaak van de verwerving van het goed of de dienst. Wanneer vaststaat dat een uitgave niet ten behoeve van de belastbare activiteit van de belastingplichtige is gedaan, kan niet worden aangenomen dat tussen deze uitgave en die activiteit een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat. Een rechtstreeks en onmiddellijk verband ontbreekt als de belastingplichtige de desbetreffende uitgave toch zou hebben gedaan wanneer hij geen belastbare economische activiteit had uitgeoefend.
9. De rechtbank acht aannemelijk dat eiser de kosten voor de woning hoe dan ook zou hebben gemaakt, ook wanneer hij niet de zonnepanelen zou hebben aangeschaft. Reeds daarom kan niet worden gezegd dat de kosten voor de bouw van de woning uitsluitend zijn gemaakt ten behoeve van het met zonnepanelen opwekken en tegen vergoeding leveren van energie. Dat de zonnepanelen nodig waren om de Epc-norm te halen maakt dit niet anders. Uit deze omstandigheid volgt namelijk ook niet dat de woning is gebouwd ten behoeve van de levering van energie, maar kan enkel de conclusie worden getrokken dat de zonnepanelen nodig waren om de woning te mogen realiseren.Eiser heeft verder naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet aannemelijk gemaakt dat de kosten van de bouw van zijn woning op enigerlei wijze zijn verdisconteerd in de prijs die hij van de energiemaatschappij voor de levering van energie heeft ontvangen.
10. Gelet op het hiervoor overwogene heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geen teruggaaf van omzetbelasting verleend voor een deel van de bouwkosten van de woning. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.