ECLI:NL:RBZWB:2021:3868

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
BRE 20/7280
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van omzetbelasting in verband met de bouw van een woning en exploitatie van zonnepanelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de teruggaaf van omzetbelasting. De belanghebbende, die samen met zijn echtgenote een perceel grond had gekocht en daarop een woning had laten bouwen, verzocht om een teruggaaf van omzetbelasting die aan hem in rekening was gebracht voor de bouw van de woning en de aanschaf van zonnepanelen. De inspecteur had eerder een teruggaafbeschikking verleend, maar het bezwaar van de belanghebbende tegen de beslissing van de inspecteur werd afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestond tussen de bouw van de woning en de exploitatie van de zonnepanelen. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende de kosten voor de bouw van de woning ook zou hebben gemaakt zonder de zonnepanelen aan te schaffen. Hierdoor was er geen recht op een aanvullende teruggave van omzetbelasting. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen, ondanks de aankondiging van de Hoge Raad om op 16 juli 2021 arrest te wijzen in een andere relevante zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7280
uitspraak van 29 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 22 mei 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de teruggaafbeschikking omzetbelasting voor het tijdvak 14 augustus 2019 tot en met 30 september 2019 (nummer [nummer] O.01.9501).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2021 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur [inspecteur] en [inspecteur] .

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

Feiten
2.1.
Belanghebbende heeft samen met zijn echtgenote op 15 juni 2018 een perceel grond gekocht gelegen aan de [straat] in [plaats] . Hierop heeft belanghebbende een woning laten bouwen (hierna: de woning). De woning is op 12 april 2019 opgeleverd. Vanaf 22 juli 2020 bewoont belanghebbende de woning.
2.2.
Op het dak van de woning zijn 8 niet-geïntegreerde zonnepanelen geplaatst. Blijkens de door belanghebbende overgelegde factuur is voor de aanschaf en plaatsing van de zonnepanelen € 880,78 aan omzetbelasting in rekening gebracht.
2.3.
Belanghebbende gebruikt de zonnepanelen voor het opwekken van energie. Voor zover hij de energie niet zelf gebruikt, levert hij de energie terug aan een energiemaatschappij waarvoor hij een vergoeding ontvangt. De zonnepanelen hebben niet de functie van dakbedekking.
2.4.
Belanghebbende heeft een aangifte omzetbelasting voor startende ondernemers gedaan voor het tijdvak dat loopt van 14 augustus 2019 tot en met 30 september 2019. Hierin is een bedrag aan te betalen omzetbelasting van € 20 opgenomen en een bedrag aan voorbelasting van € 881. Belanghebbende verzoekt zodoende om een teruggaaf van omzetbelasting van € 861.
2.5.
De gevraagde teruggaaf is door de inspecteur verleend door middel van een teruggaafbeschikking. Vervolgens heeft belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt. In bezwaar verzoekt belanghebbende om een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting van € 4.272. Dit betreft een deel van de omzetbelasting die volgens belanghebbende aan hem in rekening is gebracht in verband met de bouw van de woning.
2.6.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen.
2.7.
Belanghebbende is uitsluitend op basis van de exploitatie van de zonnepanelen ondernemer voor de omzetbelasting.
Geschil
2.8.
In geschil is of en zo ja voor welk bedrag belanghebbende recht heeft op teruggaaf van een deel van de omzetbelasting die aan hem in rekening is gebracht in verband met de bouw van de woning.
2.9.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. Er bestaat volgens hem een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de bouw van de woning en de onderneming, bestaande uit de exploitatie van zonnepanelen. Belanghebbende heeft verder de rechtbank verzocht zijn zaak aan te houden totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan in cassatie op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2019 [1] .
2.10.
De inspecteur betwist het door belanghebbende gestelde rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de bouw van de woning en de levering van energie. Verder voert de inspecteur aan dat belanghebbende voor het tijdvak waar het verzoek op ziet, niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor de woning omzetbelasting in rekening is gebracht, dan wel dat belanghebbende in dat tijdvak eerder afgenomen goederen of diensten voor het eerst is gaan gebruiken.
Vooraf
2.11.
Ter zitting is besproken dat de Hoge Raad heeft aangekondigd op vrijdag 16 juli 2021 arrest te wijzen in de zaak waar belanghebbende in zijn verzoek tot aanhouding naar verwijst [2] . De rechtbank heeft ter zitting partijen meegedeeld geen reden te zien de zaak aan te houden, maar heeft partijen wel de gelegenheid geboden om uiterlijk op maandag 26 juli 2021 een verzoek bij de rechtbank in te dienen tot heropening van het onderzoek als het arrest van de Hoge Raad daartoe aanleiding geeft. De inspecteur heeft op 16 juli meegedeeld van die gelegenheid geen gebruik te maken. Van belanghebbende is geen verzoek ontvangen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
Beoordeling van het geschil
2.12.
Wat betreft het recht van aftrek van omzetbelasting ter zake van de bouwkosten van de woning heeft belanghebbende in beginsel alleen recht op aftrek van voorbelasting indien sprake is van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van de energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning. De rechtbank leidt uit het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021 af dat of hiervan sprake is ingeval van een woning, die zowel naar diens aard voor economische doeleinden als voor privédoeleinden kan worden gebruikt, het aan belanghebbende is om feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting door de inspecteur, aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden aangenomen dat de uitgave haar uitsluitende oorzaak vindt in de belastbare activiteit ondanks het privégebruik van het goed en ongeacht de mate van dat privégebruik.
2.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde bouwkosten van de woning uitsluitend zijn gemaakt ten behoeve van het met zonnepanelen opwekken en tegen vergoeding leveren van energie. De rechtbank acht veeleer aannemelijk dat belanghebbende de kosten voor de bouw van zijn woning hoe dan ook zou hebben gemaakt, ook wanneer hij niet de zonnepanelen zou hebben aangeschaft. Het bedoelde rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning is dus niet aanwezig. Dat belanghebbende bij de bouw rekening heeft gehouden met het (over)produceren van energie kan, ook als die stelling klopt, niet aan voornoemd oordeel afdoen. Omdat reeds hierom geen recht op een aanvullende teruggave van omzetbelasting bestaat, kan de vraag of belanghebbende zijn verzoek voor het juiste tijdvak heeft ingediend, in het midden blijven.
Conclusie
2.14.
Het beroep is daarom ongegrond verklaard.
2.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 29 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

2.Hoge Raad van 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1158.