ECLI:NL:RBNNE:2021:3236

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
18/750018-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en wapenhandel met oplichting van de Rabobank

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, wapenhandel en oplichting van de Rabobank. De rechtbank sprak de verdachte vrij van feit 2, dat betrekking had op de uitvoer van wapens naar België, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij deze handelingen. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor de feiten 3, 4, 5 en 6, die betrekking hadden op de handel in en het voorhanden hebben van vuurwapens en explosieven, alsook voor de oplichting van de Rabobank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende vijftien maanden deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met wapenhandel en fraude. De verdachte had een actieve rol in de levering van een semiautomatisch kogelgeweer en explosieven, en was betrokken bij de oplichting van de Rabobank, waarbij hij valse incassobatches had verstuurd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en behandeling bij Fivoor. Daarnaast moet de verdachte de schade van € 59.617,17 aan de Rabobank vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/750018-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2021, 1 juni 2021, 8 juni 2021 en 15 juli 2021. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zittingen van 19 oktober 2020, 12 januari 2021 en 1 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Mulder, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door (onder meer) mr. G. Wilbrink.
Tenlastelegging
De officieren van justitie hebben de verdenkingen beschreven in de tenlastelegging.
De verdenkingen komen er samengevat op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 in diverse plaatsen in Nederland, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of een of meer andere personen, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van de volgende misdrijven:
- internationale wapenhandel;
- wapenhandel;
- wapenbezit;
- fraude;
- geweldsdelicten;
- mensenhandel;
Feit 2:in de periode van 1 december 2018 tot en met 13 januari 2020 in diverse plaatsen in Nederland en in Genk (België), samen met anderen, wapens, munitie en explosieven heeft uitgevoerd naar België;
Feit 3:in de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 in diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het verhandelen van wapens, munitie en explosieven;
Feit 4:in de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 in diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het overdragen van wapens, munitie en explosieven;
Feit 5:in de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 in diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, wapens, munitie en explosieven voorhanden heeft gehad;
Feit 6:in de periode van 1 juni 2018 tot en met 1 oktober 2018 in diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, de Rabobank heeft opgelicht.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 bij dit vonnis.
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officieren van justitie
Feit 1
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor deelname aan een criminele organisatie. Het bestaan van de organisatie blijkt uit het hebben van een uitvalsbasis (eerst de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aan het [straatnaam] te [woonplaats] (verder: het [straatnaam] ) en later de Kruingloopwinkel, het dagelijks contact tussen de deelnemers, de communicatie met afgeschermde communicatiemiddelen, de interne regels en hiërarchie, en de coördinatie en aansturing. Er was geen legale onderneming; de bedrijven op naam van verdachte en [medeverdachte 8] zijn slechts gebruikt als dekmantel. Het oogmerk van de criminele organisatie was wapenhandel in allerlei varianten, fraude, geweld, uitbuiting en het plegen van toekomstige misdrijven.
Verdachte heeft een bedrijf op naam genomen waarmee incassofraude is gepleegd. Ook gaf verdachte instructies aan [medeverdachte 8] om soortgelijke fraude te plegen. Daarnaast was verdachte actief betrokken bij wapenleveranties.
Feit 2
*Onderdeel Genk
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het medeplegen van het uitvoeren van wapens, explosieven en munitie naar Genk (België). Op 24 december 2018 zijn verdachte en [medeverdachte 2] naar Genk gereden. Voorafgaand hebben zij de loods aan de [straatnaam] te Groningen bezocht; ze zijn daarna doorgereden naar de woning van [medeverdachte 1] in [woonplaats] . Ook blijkt dat [medeverdachte 1] op 25 december 2018 informeert hoe lang [medeverdachte 2] en verdachte nog moeten rijden. De verklaring van verdachte is betrouwbaar en vindt ondersteuning in overige bewijsmiddelen. De rol van [medeverdachte 1] volgt uit zijn algemeen sturende rol en uit zijn verzoek aan [medeverdachte 4] om ontstekers te maken.
Feit 3, 4 en 5
*Onderdeel [naam 1]
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het medeplegen van het verhandelen, overdragen en voorhanden hebben van het aan [naam 1] geleverde kogelgeweer met munitie. Uit de afgeluisterde gesprekken en de verklaringen van [medeverdachte 8] en verdachte blijkt dat [medeverdachte 8] hierbij als chauffeur heeft gereden. Het wapen is door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] en verdachte eerst opgehaald bij de loods aan de [straatnaam] ; vervolgens hebben [medeverdachte 8] en verdachte met het wapen geschoten. Daarna is het wapen door [medeverdachte 2] en verdachte afgeleverd bij [naam 1] . Voorts blijkt dat [medeverdachte 1] heeft bemiddeld bij de levering van dit wapen met munitie.
*Onderdeel Soesterberg
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het medeplegen van het verhandelen, overdragen en voorhanden hebben van explosieven. Uit afgeluisterde gesprekken, observaties, het aangetoonde DNA van [medeverdachte 2] en verdachte, de vingerafdrukken van [medeverdachte 8] en de baken- en telefoongegevens en de verklaring van [medeverdachte 4] blijkt overtuigend dat [medeverdachte 4] een Samsung-telefoon heeft omgebouwd tot een ontsteker ten behoeve van deze explosieven. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] hebben die telefoon eerst bij [medeverdachte 4] afgeleverd en hebben deze – na de ombouw tot ontsteker – in Soesterberg afgeleverd.
Feit 6
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het medeplegen van oplichting van de Rabobank. Verdachte heeft dit feit bekend en daarmee tevens belastend verklaard ten aanzien van [medeverdachte 1] . Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] telkens anderen op dezelfde wijze instrueert over het plegen van fraude met een lege BV. Ook uit de Telegram-chats op de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij actief is op het gebied van fraude.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Primair heeft zij gesteld dat er geen sprake is van een samenwerkingsverband. Er is geen duurzaamheid en structuur tussen de personen; zij handelen veeleer als vriendengroep. Subsidiair heeft zij gesteld dat er geen oogmerk aanwezig is op het plegen van misdrijven. Er zijn diverse soorten delicten gepleegd in wisselende samenstelling, maar onderling had men geen zicht op wat anderen deden. Er was dus ook geen planmatigheid van activiteiten. Meer subsidiair kan verdachte niet als deelnemer worden aangemerkt, met uitzondering van de eerste drie weken toen hij nog wel fraude wilde plegen. Na de eerste drie weken is verdachte zelf uitgebuit, waardoor hij niet als deelnemer aangemerkt kan worden.
Feit 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs. Verdachte is op 24-25 december 2018 in Genk (België) geweest. Onbekend is wat er die keer is geleverd, aangezien dat niet uit de verklaringen kan worden afgeleid. Bovendien lijken de aan de criminele organisatie te relateren voorwerpen te zijn gemaakt en/of geleverd na 25 december 2018. De ten laste gelegde wapens zijn pas aangetroffen op 13 januari 2020; het verband laat zich door dat tijdverloop niet vaststellen.
Feit 3, 4 en 5
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onderdelen [naam 1] en Soesterberg in alle varianten. Voor bewezenverklaring van feit 3 - wapenhandel - is vereist dat sprake is van vervaardigen en/of transformeren. Van enige rol van verdachte daarbij is niet gebleken. Evenmin heeft verdachte gehandeld in de uitoefening van een bedrijf.
Verdachte heeft een aannemelijke verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op het explosief in Soesterberg. Uit het aantreffen van dit DNA kan geen wetenschap over deze feiten worden afgeleid.
Ten aanzien van feit 4 - overdracht van wapens - blijkt dat verdachte nooit fysiek aanwezig was tijdens de overdracht.
Voor feit 5 - wapenbezit - blijkt dat verdachte geen feitelijke macht had over het Marlin-kogelgeweer dat aan [naam 1] is geleverd. Verdachte kreeg ongewild kennis van de aanwezigheid van dit wapen maar hij kon zich daaraan niet onttrekken.
Het in Soesterberg aangetroffen explosief lag in de woning van [medeverdachte 1] , zodat verdachte daar ook geen beschikkingsmacht over had.
Voor geen van de onderdelen is bewijs voorhanden voor het medeplegen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking omdat niet blijkt dat verdachte enige rol had in de voorbereiding of in de levering. Hij heeft daar ook nooit van geprofiteerd.
Feit 6
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de periode vanaf 30 juni 2018 heeft zij gesteld dat verdachte handelde uit psychische overmacht.
Het oordeel van de rechtbank [1]

Feit 2 - internationale wapenhandel

*Onderdeel Genk
De broers [naam 14] houden zich volgens de Belgische politie bezig met drugshandel. [2] Op 13 januari 2020 zijn hun woningen aan de [straatnaam] te Genk (België) doorzocht. [3] In de garage van [nummer] zijn aangetroffen:
1) een raketwerper, type RBR M80. [4] Er staan foto’s van soortgelijke raketwerpers op de telefoon van [medeverdachte 1] met verschillende medeverdachten, maar er is geen directe link naar het onderzoek Ultegra. [5]
2) een zwarte stoffen zak met daarin een schijnbaar militair geweer van onbekend merk, type en kaliber, vermoedelijk Heckler & Koch. [6]
3) een zwarte sporttas met een machinepistool, een doos patronen van type .233 Remington en een plastic tas. [7] Een zelfde doos munitie is afgebeeld op een foto in de telefoon van [medeverdachte 1] . De diepvrieszak met munitie is van hetzelfde merk (Toppits, 1 liter, safe loc) als de diepvrieszak met munitie die is aangetroffen in de Kringloopwinkel. [8]
4) een pot gevuld met de springstof pentriet, twee detonators en een tijdschakelaar. [9] Pentriet valt naar Belgisch recht onder dezelfde categorie ontplofbare stoffen als dynamiet. [10] De detonators zijn gemodificeerde commerciële verbindingsstukken voor knalkoord (
detonating cord relay connectors). Een detonator is een explosief ontstekingsmiddel dat zorgt voor een schokgolf om springstof te laten ontploffen. De ontstekers vallen naar Belgisch recht onder Klasse B, munitie, 1e categorie: slagpijpjes en gelijkgestelde voorwerpen. [11] De tijdschakelaar (Time-Power Unit of TPU) bestaat uit een aan/uit-schakelaar, een microcontroller met tijdprogrammering van 3 minuten, een relais en een batterijvoeding. [12] Al deze voorwerpen kunnen tot een explosief gecombineerd worden door de detonators te verbinden met de TPU en in contact te plaatsen met de springstof. [13]
Ritten naar Genk
Uit peilbakengegevens blijkt dat de Audi A4 ( [kenteken] ) op 24 december 2018 omstreeks 14.36 uur stopt aan de [straatnaam] te Groningen. [14] Omstreeks 18.07 uur vertrekt de auto van het [straatnaam] en verplaatst zich naar Genk. Daar staat de auto tussen 21.18 en 21.55 uur aan de [straatnaam] . Vervolgens rijdt de auto terug naar Nederland. [medeverdachte 1] belt op 25 december 2018 om 00.28 uur en 01.47 uur met verdachte om te vragen hoe ver zij zijn. Het antwoord van verdachte strookt telkens met de gegevens van het peilbaken in de auto. [15] De auto keert op 25 december 2018 om 02.02 uur terug aan het [straatnaam] . [16] De telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte 2] en verdachte reizen mee met dit peilbaken. [17]
Op 30 december 2018 rijdt deze auto weer naar Genk en staat tussen 18.20 en 19.01 uur stil aan de [straatnaam] . Het telefoonnummer van [medeverdachte 2] volgt het peilbaken van de auto. [18] Op 3 januari 2019 maakt een door [medeverdachte 2] gehuurde Renault Traffic weer een rit naar Genk. [19]
Verklaringen verdachten
Verdachte heeft - samengevat - verklaard dat hij met [medeverdachte 2] naar Genk is gereden. Zij reden bij aankomst bij de woning met een u-bocht over de oprit naar de garage beneden. De beschrijving door verdachte komt overeen met de woning aan de [straatnaam] . [20] [medeverdachte 2] gaf in de garage een donkergekleurde sporttas met zakken Dorito chips aan een man. Toen [medeverdachte 2] tegen de tas tikte, hoorde verdachte een kling-kling geluid. [medeverdachte 2] kwam na een kwartier terug zonder tas. Daarna reden zij terug naar Nederland. [21]
[medeverdachte 4] heeft - samengevat- verklaard dat hij de in Genk aangetroffen ontstekers en het TPU-kastje heeft gemaakt. Hij herkent de uitstekende draadjes, de tape en het krimpkousje. De onderdelen werden aangeleverd door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] . [22] Op verzoek van [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 4] afstandsbedieningen voor explosieven gemaakt. Dit was globaal in de zomer van 2019. [23]
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt evident dat verdachte en [medeverdachte 2] op 24 december 2018 in Genk een tas hebben afgeleverd aan de [straatnaam] . Wat er in die tas zat, is echter niet komen vast te staan. Bovendien zijn de ten laste gelegde voorwerpen pas aangetroffen op 13 januari 2020, dus meer dan één jaar later.
Van de raketwerper, de vuurwapens en het pentriet is geen link aangetoond met enige verdachte in het onderzoek Ultegra. Mede gelet op het tijdsverloop zal de rechtbank verdachte dus vrijspreken voor zover het gaat om deze goederen.
De aangetroffen munitie in de Remington-doos en in de Toppits-diepvrieszak kunnen verband houden met de groep rond [medeverdachte 1] , maar gelet op de algemene verkrijgbaarheid van deze artikelen acht de rechtbank dit verband te onbepaald. DNA-sporen of dactyloscopische sporen ontbreken. Ook van deze voorwerpen zal de rechtbank verdachte dus vrijspreken.
De twee ontstekers en de tijdschakelaar hebben een concrete link met medeverdachte [medeverdachte 4] , die immers heeft bekend deze goederen te hebben gemaakt voor [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] . Hij stelt echter dat hij deze voorwerpen na 24 december 2018 heeft gemaakt. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat in elk geval [medeverdachte 2] ook na 24 december 2018 nog een of meer bezoeken heeft gebracht aan de [straatnaam] , zodat niet uitgesloten kan worden dat de ontstekers en tijdschakelaar daar eerst ná 24 december 2018 zijn afgeleverd.
Nu ten aanzien van verdachte niet blijkt van wetenschap van of betrokkenheid bij ritten naar Genk ná 24 december 2018 zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken ten aanzien van de ontstekers en de tijdschakelaar.
Het voorgaande leidt tot een algehele vrijspraak van feit 2.

Feit 3 – wapenhandel in Nederland

*Onderdeel [naam 1]
[medeverdachte 2] , verdachte en [medeverdachte 8] rijden op 16 maart 2019 rond 16.00 uur in de Audi A4 ( [kenteken] ) naar het [straatnaam] . [24] Omstreeks 23.32 uur vertrekt de Audi weer richting Groningen en stopt daar rond 00.20 uur. [medeverdachte 2] bevestigt dat hij de sleutel bij zich heeft. Omstreeks 00.32 uur zegt [medeverdachte 2] dat de telefoons op vliegtuigstand moeten. [medeverdachte 2] zegt: “
we knallen gewoon de 4 kogels hier af en dan rijden we weg.”De Audi is dan aan de [straatnaam] te Groningen. [25] [medeverdachte 2] stapt uit. [medeverdachte 8] zegt:
“we schieten gewoon daar achter”. [medeverdachte 2] stapt weer in de auto.
Omstreeks 00.41 uur zegt [medeverdachte 2] dat hij wil schieten. Verdachte zegt: “
Breng hem gewoon in, hij komt er wel achter, joh. Hij krijgt al een vet koopje he, met zijn -600 van mij.” Verdachte vraagt of dat ding echt zo goedkoop is. [medeverdachte 2] zegt dat hij er 300 of 400 voor heeft betaald. De Audi vertrekt tijdens dit gesprek.
De Audi stopt weer en [medeverdachte 2] stapt uit. [medeverdachte 8] zegt: “
Ik dacht dat het een pistool was.” Verdachte reageert: “
Nee, joh … dit is zo’n … ding ja.” De Audi rijdt verder en staat weer stil. [medeverdachte 8] zegt: “
Ik heb gewoon pistoolkogels, ja”. Verdachte zegt dat die hier ook in gaan. [medeverdachte 8] bevestigt desgevraagd dat het 9-mm’s zijn. [medeverdachte 2] stapt weer in en verdachte vraagt hem: “
Deze gun is voor 9 mm, toch?” [medeverdachte 2] vraagt waar de kogels zijn. [medeverdachte 8] zegt dat hij ze in de handschoen heeft gedaan. [26] Hij heeft er veertien meegenomen. Verdachte zegt: “
hij moest 24 … hij moest 20 hebben. Dat zei [medeverdachte 1] ”[de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ]. Verdachte vertelt telefonisch aan een derde dat zij over 20 minuten bij die derde zijn.
De Audi stopt om 01.03 uur aan de Westerseweg te Zuidwolde. [medeverdachte 2] zegt: “
Waar ik stop, stap gelijk allebei eruit … trek hem naar achteren en schiet gewoon de lucht in. (…) Maar ga maar naast op die gras staan.” [medeverdachte 8] zegt: “
Ja, zodat die hulzen in die gras blijft zitten.” Verdachte vraagt: “
Je kan hier gewoon twee keer achter elkaar schieten?”. [medeverdachte 2] zegt: “
Schiet maar twee keer.” [medeverdachte 8] vraagt: “
moet nog wel gevuld worden toch?”.Op instructie van [medeverdachte 2] wordt dan geschoten. Er zijn twee knallen kort na elkaar te horen. [27] [medeverdachte 2] zegt: “
snel snel snel!”. Er zijn weer twee knallen te horen. Daarna rijden zij weg.
Om 01.07 uur rijdt de Audi door de [straatnaam] in Groningen. [28] Verdachte zegt: “
Volgens mij was het [nummer]”. [medeverdachte 8] vraagt: “
Moet hij de rest van de kogels hebben?”. [medeverdachte 2] bevestigt dat. Om 01.16 uur stopt de Audi A4 op 50 meter afstand van de woning [straatnaam] . [medeverdachte 2] en verdachte stappen uit. Om 01.50 uur zijn zij terug in de Audi. Verdachte duidt [medeverdachte 2] aan als “
the boss”. [29]
Op 20 maart 2019 wordt [naam 1] aangehouden in zijn woning aan de [straatnaam] . Hier wordt in beslag genomen [30] een semiautomatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met magazijn. Dit blijkt bij onderzoek een vuurwapen te zijn van categorie III. [31]
Op enkele meters van de plek waar de Audi was gestopt, worden drie hulzen gevonden. [32] Volgens onderzoek door het NFI is het extreem veel waarschijnlijker (ordegrootte > 1.000.000) dat deze hulzen met het Marlin- vuurwapen zijn verschoten dan dat deze zijn verschoten met een ander vuurwapen van dit kaliber met dezelfde systeemkenmerken. [33]
[medeverdachte 8] heeft verklaard dat het wapen is opgehaald bij de container, mogelijk aan de [straatnaam] , dat hij er twee keer mee heeft geschoten op het platteland en dat hij heeft gereden bij het afleveren van het vuurwapen. [34]
Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] naar Groningen is gegaan. Zij hadden een wapen bij zich. Hij en [medeverdachte 8] hebben ermee geschoten, voorafgaand aan de levering. [35] Het wapen is geleverd aan de [straatnaam] bij een jongen van wie hij een kamer had gehuurd. [medeverdachte 1] kwam op het idee om de schuld af te betalen door [naam 1] deze Marlin te geven. De Marlin kwam uit de stash aan de [straatnaam] . [36]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 1] met [naam 1] heeft onderhandeld over de verkoop van het vuurwapen. Het motief was een schuld die verdachte moest aflossen aan [naam 1] . [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] en verdachte zijn naar de ‘stash’ (voorraad) aan de [straatnaam] gegaan om het wapen op te halen. Uit de gesprekken in de auto blijkt dat zij voorafgaand aan de overdracht alle drie wisten dat dit wapen verkocht was en afgeleverd zou worden aan [naam 1] .
*Onderdeel Soesterberg
Op 1 juni 2019 omstreeks 00.35 uur is op de Richelleweg te Soesterberg een Ford Fiësta ( [kenteken] ) gecontroleerd. Bestuurder en kentekenhouder is [naam 2] . Bij onderzoek wordt in het dashboardkastje een zakje aangetroffen, inhoudend een telefoon (Samsung Galaxy S4, [nummer] ), een 9-volt batterij en een rood/zwarte elektriciteitsdraad met aan één uiteinde een grijs metalen stokje. Dit is volgens het Team Explosieven Verkenning een ontstekingsmiddel voor explosieven. Op de achterbank ligt een Lidl-tas met vier blokken kneedbare springstof van ongeveer 300 gram. [37]
Volgens onderzoek van het NFI [38] zou de telefoon uitsluitend via de jackplug op de schakeling kunnen worden aangesloten. Nu echter de jackplug niet is aangesloten op de rest van de schakeling, kan de telefoon op deze manier geen rol spelen in de werking van de schakeling. [39] De aluminium cilinder vertoont overeenkomsten met een slagpijpje, maar functioneert niet als zodanig. De elektronica is niet bruikbaar vanwege een niet-elektrisch verbonden punt A. Punt A is oorspronkelijk verbonden geweest, maar mogelijk losgeraakt. Indien dit klopt, zou dit direct leiden tot ontploffing bij aansluiting van de batterij. De cilinder is hoe dan ook niet geschikt om de springstof tot ontploffing te brengen. De schakeling, die zich aan de cilinder bevond, functioneert door een niet elektrisch verbonden punt evenmin. Wordt dit punt alsnog elektrisch verbonden, dan zal een deugdelijk slagpijpje direct afgaan zodra een 9-volt batterij wordt aangesloten op de schakeling. [40] De circa 0,3 kilogram kneedbare springstof is van het type Austrogel G1. Deze springstof heeft een slagpijpje nodig om het tot ontploffing te brengen. [41]
Volgens DNA-onderzoek door het NFI zijn op het slagpijpje, de stekkertjes en delen van het snoer - kort gezegd - matches gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte 2] . [42] Op de buitenzijde van de pakketjes springstof is - kort gezegd - een match gevonden met DNA van [medeverdachte 4] [43] . Voorts zijn hierop DNA-nevenkenmerken aangetroffen van minimaal drie personen, waaronder verdachte en minimaal twee onbekenden. Dit DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA zou bevatten van verdachte en een willekeurige onbekende, dan wanneer de bemonstering DNA zou bevatten van twee willekeurige onbekenden. [44] Op de binnenzijden van de doorzichtige folies om de springstofblokken vindt het NFI een DNA-profiel van minimaal één man, dat afkomstig kan zijn van verdachte. [45] Op de hengsels van de Lidl-tas wordt - kort gezegd - een DNA-match gevonden met verdachte. [46]
Op de binnen- en buitenkant van de Lidl-tas zijn de dactyloscopische sporen #D07, #D09, #D11 en #D12 geïndividualiseerd op [medeverdachte 8] . [47] Spoor #D05 op de buitenzijde van de tas is mogelijk afkomstig van [naam 3] . [48]
Uit historische verkeersgegevens van de aangetroffen telefoon blijkt dat het telefoonnummer van [medeverdachte 11] ( [telefoonnummer] ), de vriendin van [medeverdachte 2] , van 21 april tot en met 19 mei 2019 in dit toestel zat. [49] Ook blijkt dat telefoonnummer [telefoonnummer] op 31 mei 2019 om 00.09 uur contact maakt met het toestel. De telefoon straalt hierbij een mast aan in Leeuwarden, nabij de woning van [medeverdachte 4] . Uit camerabeelden blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] dan bij [medeverdachte 4] zijn. Het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [medeverdachte 2] , komt dan qua locatie overeen met de locatie van nummer [telefoonnummer] . [50]
Tijdlijn
Tussen 30 mei 2019 en 1 juni 2019 zijn de bewegingen van de verdachten beschreven aan de hand van peilbakens, tapgesprekken, camerabeelden en historische verkeersgegevens: [51]
Op 30 mei 2019 om 21.57 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] zegt dat hij de ontstekers aan de gang heeft, alleen dat tijddingetje nog niet dus het wordt sowieso niet vanavond. [medeverdachte 2] zegt: “
ohoo, nee, we moeten vanavond doen, moeten die kant op. Ik kom zo bij jou en dan verzinnen we wel snel wat anders…” [medeverdachte 4] vindt het best. [52] De telefoon van [medeverdachte 2] blijft die nacht in de omgeving van Leeuwarden. [53]
Op 31 mei 2019 om 11.07 uur belt [medeverdachte 2] weer met [medeverdachte 4] . Uit hun gesprek leidt de rechtbank af dat hij [medeverdachte 4] vraagt om een lijstje op te schrijven van de benodigde elektrische onderdelen om “
vijf van die tijd dingen of ietsjes meer van die dingen”te maken
.[medeverdachte 2] zegt
: “richting stad ophalen gelijk.” [medeverdachte 4] zegt dat hij het zal doorsturen. [54]
Die dag omstreeks 12.00 uur arriveren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] en verdachte in de Audi A6 ( [kenteken] ) aan het [straatnaam] . Vijf minuten later rijden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] weer weg. De auto rijdt naar het centrum van Groningen. De telefoon van [medeverdachte 2] blijft in Groningen. De auto, vermoedelijk enkel bestuurd door [medeverdachte 8] , is van 13.35 tot 13.45 in Stadskanaal. [55] De auto rijdt terug via de [straatnaam] te Groningen en is om 15.04 uur terug bij de woning van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] loopt meerdere keren op en neer naar de oprit.
Om 15.39 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 8] . [medeverdachte 8] zegt dat hij met spoed naar die winkel moet om stekkers te kopen voor [medeverdachte 4] . [medeverdachte 2] zegt dat hij dat weet, en vraagt [medeverdachte 8] naar de loods te rijden en hem op de parkeerplek te ontmoeten. [56] De auto is tussen 16.31 en 16.35 uur weer aan de [straatnaam] . Daarna rijdt de auto via het centrum van Groningen naar Leeuwarden. Om 17.46 uur komen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] aan bij de woning van [medeverdachte 4] . Ze gaan de schuur bij die woning binnen.
Om 18.06 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 11] over een telefoon van type SMG531F die een trilfunctie heeft. [57] Omstreeks 18.30 uur vertrekken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] weer, terwijl [medeverdachte 4] in de deuropening van zijn schuur staat. [58]
Omstreeks 19.04 uur komt de auto aan bij de woning van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] loopt direct naar de auto toe. Daarna lopen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1] gezamenlijk naar de woning. [medeverdachte 1] heeft een gele plastic tas in handen, die kennelijk uit de auto komt.
Om 19.47 uur vertrekken [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] en verdachte in de auto. Omstreeks 20.16 uur komen zij bij [medeverdachte 4] aan. Om 20.52 uur belt [medeverdachte 11] met [medeverdachte 2] om te vragen hoe laat hij thuis is. [medeverdachte 2] zegt dat hij verdachte over een kwartier afzet; daarna moet hij naar Utrecht. Op de terugweg uit Utrecht moet hij nog naar de vader van iemand in Beilen. [59]
Om 21.01 uur vertrekt de auto vanaf de woning van [medeverdachte 4] . Om 21.08 uur stopt de auto bij de verblijfplaats van [medeverdachte 11] . Verdachte is hier afgezet. [60]
[medeverdachte 1] wordt om 21.05 uur gebeld door [naam 5] . [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] vandaag ver weg is. [61] De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 1] weet waar [medeverdachte 2] is.
Om 22.23 uur belt [medeverdachte 11] met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] zitten samen in de auto [62] en rijden richting Soesterberg. Rond 23.15 uur gaan zij op de terugreis. [medeverdachte 8] wordt op 1 juni 2019 rond 00.13 uur afgezet in Beilen. De auto arriveert op 1 juni 2019 om 00.36 uur bij de woning van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] loopt naar de woning en komt twintig minuten later met [medeverdachte 1] naar buiten. [63]
[naam 3]
De bestuurder van de Ford Fiësta, [naam 2] , heeft verklaard dat hij bij iemand in Soesterberg was geweest. [64] Uit gegevens van één van zijn telefoons blijkt dat slechts één van zijn contacten een relatie heeft met Soesterberg, te weten [telefoonnummer] op naam van [naam 4] , [straatnaam] te [woonplaats] . Op dit adres staat ook ingeschreven: [naam 3] . [naam 2] heeft contact gehad met diens nummer op 16 mei, 31 mei en 1 juni 2019.
De kennelijke connectie tussen [naam 3] en [medeverdachte 1] is [naam 7] . Op 20 januari 2019 wordt [naam 7] immers gebeld door [naam 3] (gebruik makend van [telefoonnummer] ). [65]
Op 17 mei 2019 omstreeks 16.54 uur zijn verdachte, [naam 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] bij de woning van [medeverdachte 1] aan het [straatnaam] . Om 17.28 uur komen twee mannen daar aan in een auto op naam van [naam 6] . De twee mannen zijn zeer vermoedelijk [naam 6] en [naam 3] . Om 17.45 uur komt [naam 7] met [naam 3] naar buiten, gevolgd door [medeverdachte 1] . [66]
Op 20 mei 2019 komt [naam 7] weer aan op het [straatnaam] om 17.37 uur. Omstreeks 18.39 uur arriveert ook de auto op naam van [naam 6] . De twee inzittenden zijn zeer vermoedelijk weer [naam 6] en [naam 3] . Omstreeks 19.20 uur vertrekken eerst de beide mannen; vervolgens vertrekt [naam 7] . [67]
Op 31 mei 2019 om 18.33 uur belt [naam 3] met [naam 7] . [naam 3] zegt dat hij er helemaal klaar mee is, dat de afspraak elke keer wordt verzet en dat hij het geld nooit tevoren had moeten geven. Hij vraagt [naam 7] om uit te zoeken wat er gaande is, want hij is via [naam 7] bij hun gekomen. [68] Die dag om 18.33 uur belt [naam 7] met [medeverdachte 2] . [naam 7] vraagt of [medeverdachte 2] om 7 uur kan gaan rijden naar diegene. Diegene wordt ook aldoor gek gebeld door die mensen. [69]
Op 1 juni 2019 om 17.07 uur belt [naam 3] weer met [naam 7] . [naam 3] klaagt dat zij pas om elf uur zijn gekomen, terwijl zij de hele dag de tijd hadden. Het is fucked up. Hij had al een slecht voorgevoel. Hij heeft de tas bekeken en aangeraakt. Toen is de ander [de rechtbank begrijpt: [naam 2] ] weggegaan en gelijk boem [de rechtbank begrijpt: aangehouden]. [70]
Op 1 juni 2019 m 23.25 uur belt [naam 3] ook met [medeverdachte 2] . [naam 3] zegt dat het fucking shit is, want één zit binnen [de rechtbank begrijpt: iemand is aangehouden]. [naam 3] zegt ook dat hij die zak heeft aangeraakt. [71]
Op 3 juni 2019 om 19.45 uur belt [medeverdachte 1] met [naam 3] . [medeverdachte 1] vraagt hoe het gaat. Hij wist van niets en heeft het net gehoord. [naam 3] stelt dat [medeverdachte 1] moet komen, maar [medeverdachte 1] zegt dat hij op de telex staat en thuis moet blijven. Als [naam 3] hem wil zien, moet [naam 3] naar hem komen. [naam 3] zegt dat dat het nadeel is als je je om kwart voor elf of elf uur gaat bewegen. Dat kan eigenlijk niet. [medeverdachte 1] zegt dat van tevoren gezegd moet worden dat je niet op dat soort tijden wilt afspreken, want ‘wij rijden 24 uur per dag’. [72]
Verklaringen verdachte en medeverdachten
[medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij het tasje met explosieven naar Soesterberg heeft gereden. Het tasje is overgedragen bij McDonald’s in Soesterberg. Hij wist dat dit niet ging werken met die ontsteker, omdat de maker, [medeverdachte 4] , hem dat voor de overdracht had verteld. [73]
Verdachte heeft verklaard te weten dat [medeverdachte 4] bezig was om ontstekers voor explosieven te maken. [medeverdachte 4] kan van een telefoon een ontsteker maken. Verdachte denkt dat [medeverdachte 4] daar geld voor kreeg; [medeverdachte 4] vroeg vaak geld aan [medeverdachte 1] , soms wel 5 tot 10 keer per twee uur. Verdachte verklaart dat hij een keer bij het schuurtje van [medeverdachte 4] is geweest in Leeuwarden om te kijken wat de stand van zaken was voor dit project. Er werd dan aan [medeverdachte 4] verteld dat het te lang duurde en dat hij vaart moest maken. [74] Verdachte weet dat de in Soesterberg aangetroffen telefoon met draadjes van hem is; hij zegt hierover: “we hebben de kopjes van de draadjes gehaald”. Hij herkent ook de in Soesterberg aangetroffen explosieven op een foto. Deze springstof lag op de koelkast in de woning van [medeverdachte 1] ; verdachte heeft deze springstof ook wel in zijn handen gehad. De springstof zat de ene keer in de Lidl-tas, soms ook in een aktentas of in een gat in de bosjes.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] al jaren kent. Het initiatief om voor het eerst een wapen te repareren kwam van [medeverdachte 1] . [75] [medeverdachte 4] verklaart dat hij meestal naar Oosterwolde ging nadat [medeverdachte 1] hem appte. Dan vroeg [medeverdachte 1] hem naar een wapen te kijken. [medeverdachte 1] [76] heeft [medeverdachte 4] gevraagd een afstandsbediening voor explosieven te maken. [medeverdachte 1] had die nodig. [medeverdachte 2] kwam bij [medeverdachte 4] (illegale) spullen brengen. [77] [medeverdachte 4] vond het niet prettig dat in die nacht vier mannen aan zijn deur kwamen; hij belde daarna [medeverdachte 1] om te zeggen dat hij niet meer zoveel mensen op de stoep wilde hebben. [78] Uit het dossier volgt dat dit ziet op de nacht van 1 april 2019, toen [medeverdachte 2] , Grabic, [medeverdachte 8] en verdachte bij [medeverdachte 4] thuis kwamen met drie telefoons. [79]
[medeverdachte 4] verklaart dat [medeverdachte 2] hem de in Soesterberg aangetroffen explosieven heeft laten zien. Hij heeft in de tas met explosieven gekeken en aan de buitenkant geknepen. [medeverdachte 8] was er ook bij. “Ze zeiden dat dit boem deed.” [80] [medeverdachte 4] is bezig geweest met de in Soesterberg aangetroffen telefoon met draadjes en de cilinder. De schakeling werkte niet en dat heeft hij hen ook verteld. [81]
De rechtbank acht deze verklaringen van [medeverdachte 4] betrouwbaar, omdat hij gedetailleerd heeft verklaard en hij daarbij ook belastend over zichzelf heeft verklaard.
Conclusie
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] via [naam 7] met [naam 3] in contact is gekomen. Op 17 en 20 mei 2019 is [naam 3] bij [medeverdachte 1] thuis geweest. Kennelijk heeft [naam 3] betaald voor levering van explosieven met ontsteker. Volgens de verklaringen heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] gevraagd ontstekers te maken. Uit niets blijkt dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] in contact zou hebben gebracht met een derde, voor wie [medeverdachte 4] die ontstekers moest maken. Vanaf 30 mei 2019 is druk uitgeoefend op [medeverdachte 4] om sneller te werken. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] zijn dan druk bezig om onderdelen voor [medeverdachte 4] te regelen.
Vervolgens rijden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] naar Soesterberg om de explosieven met ontstekers af te geven aan [naam 2] . Zij vertrekken rond 23.15 uur weer naar het noorden; dit komt overeen met het door [naam 3] genoemde tijdstip van hun ontmoeting. De tas vertoont een mogelijk van [naam 3] afkomstig vingerspoor.
Verdachte had van dit alles uitgebreid kennis en nam daaraan deel. Verdachte kent het aan [medeverdachte 4] opgedragen project om tegen betaling ontstekers te maken van telefoons; hij is ook zelf in het schuurtje van [medeverdachte 4] geweest om te kijken naar de stand van zaken. Hij is in de nacht van 1 april 2019 – voorafgaand aan de zaak-Soesterberg – al bij [medeverdachte 4] thuis geweest toen hier drie telefoons werden afgeleverd. Hij weet dat zijn eigen telefoon voor de zaak-Soesterberg technisch is aangepast en van draadjes is voorzien. Hij heeft de Lidl-tas en de explosieven ook zelf in handen gehad. [82]
Feit 3 – bedrijfsmatige handel in wapens
Door de opbouw van artikel 9 WWM moet bewezen kunnen worden verklaard dat verdachte wapens ter beschikking heeft gesteld of verhandeld “
in de uitoefening van een bedrijf”.
Uit het arrest van de HR van 27 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1693) volgt dat handelen “in de uitoefening van een bedrijf” in de zin van artikel 9 lid 1 WWM door natuurlijke personen of rechtspersonen kan worden verricht. Hierbij is niet van belang of een verdachte de wapens zelf in zijn bezit had (als wapenhandelaar) of niet zelf in bezit had (als wapenmakelaar). Dit volgt uit Richtlijn (EU) 2017/85322 en de MvT bij de Wijziging van de Wet wapens en munitie, Kamerstukken II 2017-18, 34 984, nr. 3. Verder volgt uit het arrest van de HR van 3 juli 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA5040) dat het bij het begrip “beroep” gaat om de wil om eenzelfde feit stelselmatig te begaan. Hiervoor kan één daad voldoende zijn, mits deze daad wijst op het vaste voornemen hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin. Dat vaste voornemen kan blijken uit de gehele context: het algehele handelen van verdachte, zijn uitlatingen, (Hof Arnhem-Leeuwarden, 26-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9295), de aard en hoeveelheid van de wapens, de duur en intensiteit (Hof Den Haag 25-01-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6560), de variëteit in aanbod, de periode, het gebruik van een vast netwerk of vaste patronen en de aanwezige expertise (conclusie [naam 8] , 08-09-2020, ECLI:NL:PHR:2020:755).
Aldus toetsend, is de rechtbank is van oordeel dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het handelen in wapens in de uitoefening van een bedrijf. Meerdere gedragingen in de ten laste gelegde periode wijzen op zijn vaste voornemen om hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin. De rechtbank weegt allereerst de algehele context mee van feit 3, dat ziet op twee gevallen van wapenhandel in Nederland. Aan het handelen van verdachte valt op dat hij het geweer op 16 maart 2019 niet alleen heeft afgeleverd aan [naam 1] , maar dat hij daarmee ook in de openbare ruimte heeft geschoten. Bij het incident-Soesterberg valt op dat verdachte wist dat er een project gaande was om ontstekers te maken voor explosieven, die verdachte zelf in handen heeft gehad. Verdachte heeft zich er blijkbaar niets aan gelegen laten liggen dat illegale explosieven een enorm gevaar opleveren.
Bovendien weegt de rechtbank het volgende mee.
Verdachte heeft in september en oktober 2018 in opdracht van [medeverdachte 1] geld overgemaakt naar [medeverdachte 12] en [medeverdachte 2] in Kroatië; zij waren daar om handgranaten en vuurwapens te kopen. [83] Op 25 november 2018 heeft [medeverdachte 12] in Smilde foto’s gemaakt, waarop verdachte te zien is met een automatisch wapen in handen. Verdachte had nooit eerder een wapen in handen gehad, waarop [medeverdachte 2] zei dat hij hem zou leren omgaan met een wapen. [84]
Uit een telefoongesprek tussen verdachte en [naam 13] op 18 december 2018 blijkt dat de minderjarige medeverdachte [medeverdachte 9] op school rondzwaaide met een nep-pistool. [naam 13] vertelt verdachte dat haar andere kinderen ook risico lopen; zo liep ook haar dochter van drie jaar ermee rond. Daarop antwoordt verdachte: “Nee, dat hoort ook niet zo. Want zelfs hier liggen [ze] gewoon netjes in kisten en zo. Dat hoort niet gewoon open te liggen.” [naam 13] vertelt hem nog dat er ook een zakje kogeltjes bij lag. [85]
Verdachte is in de nacht van 1 april 2019 en op 31 mei 2019 met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] bij de woning van [medeverdachte 4] geweest, terwijl hij wist dat [medeverdachte 4] bezig was ontstekers voor explosieven te maken. [86]
Gelet op deze stelselmatigheid, de duur, de aard van de wapens - waaronder een automatisch wapen en zelfs explosieven -, de uitlatingen van verdachte en zijn kennelijke wetenschap, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het medeplegen van wapenhandel in de uitoefening van een bedrijf.

Feit 4 – overdragen van wapens

Uit al het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank tevens dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen het plan had om het kogelgeweer (onderdeel [naam 1] ) en de explosieven met ontstekers (onderdeel Soesterberg) over te dragen. Verdachte heeft daartoe met zijn medeverdachten dusdanig nauw en bewust samengewerkt dat sprake is van medeplegen. De rechtbank acht feit 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op de overwegingen bij feit 3 over ‘gewoonte’ zal de rechtbank ook deze strafverzwarende omstandigheid bewezen achten, gelet op de algehele context.

Feit 5 – voorhanden hebben van wapens

Om het voorhanden hebben van wapens en munitie in de zin van artikel 26 WWM bewezen te kunnen verklaren, is vereist dat van de aanwezigheid van die wapens en munitie blijkt, dat de verdachte zich van die aanwezigheid ook in enige mate bewust was, en dat verdachte een zekere beschikkingsmacht over de wapens had.
Verdachte heeft met zijn medeverdachten dusdanig nauw en bewust samengewerkt dat sprake is van het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens. Verweren van de verdediging worden weerlegd door de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank acht feit 5 in zijn beide onderdelen dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Feit 6 - oplichting van de Rabobank

Uit gegevens van de Kamer van Koophandel (verder: KvK) blijkt dat [bedrijf] een eenmanszaak is op naam van verdachte. Het bedrijf is in de ten laste gelegde periode ingeschreven op het BRP-adres van [medeverdachte 1] en verdachte, namelijk [straatnaam] te [woonplaats] [87] De contactgegevens zijn: [telefoonnummer] en [emailadres] . [88]
Voor de inschrijving in het Handelsregister is € 65,00 betaald van rekening [rekeningnummer] op naam van verdachte. Op 3 juli 2018 is van het rekeningnummer van [medeverdachte 1] van € 75,00 gestort op het rekeningnummer van verdachte. [89] Het bedrijf is geregistreerd op 4 juli 2018 en opgericht op 6 juli 2018.
[naam 9] heeft op 5 november 2018 en 15 mei 2019 namens Rabobank Assen aangifte [90] gedaan van oplichting, valsheid in geschrift en/of gekwalificeerde diefstal. [bedrijf] heeft op 27 juli 2018 een zakelijke rekening geopend met nummer [rekeningnummer] . [91] Op 28 augustus 2018 heeft verdachte bij de Rabobank een incassocontract afgesloten. [92] In september 2018 is door middel van valse incassobatches € 88.012,95 geïncasseerd van 20 rekeninghouders [93] . Daarna zijn van de rekening van [bedrijf] onder meer contante geldopnames gedaan en Bitcoins aangekocht. Doordat de meeste geïncasseerde bedragen zijn teruggeboekt, is op rekening van [bedrijf] een ongeoorloofde debetstand ontstaan van € 48.248,96 [94] . Verdachte is aangeschreven om dit aan te zuiveren, maar hij bleek op dat moment onvindbaar.
Uit beveiligingsbeelden van pinautomaten blijkt dat verdachte en [medeverdachte 9] € 10.800,00 [95] contant hebben opgenomen van de rekening van [bedrijf] . [96] Uit de rekeningafschriften blijkt verder dat: [97]
a. a) voor € 31.400,00 [98] aan Bitcoins is gekocht bij Bitonic.nl;
b) PayPal is opgewaardeerd met € 288,25;
d) op 21-9-2018 € 5.000,00 is overgeboekt naar [rekeningnummer] [99] ten name van CPS 82, en € 50,00 is overgeboekt naar [rekeningnummer] ten name van [naam 10] .
Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] in juni 2018 leerde kennen. [medeverdachte 1] vertelde hem dat hij een bedrijf op naam kon zetten. Dit heeft verdachte gedaan onder de naam [bedrijf] . Voorafgaand aan de inschrijving bij de KvK werd hij gedrild door [medeverdachte 1] over wat hij moest zeggen. Vooraf kreeg hij geld van [medeverdachte 1] voor die inschrijving. [medeverdachte 1] had bedacht om incasso’s te sturen naar bedrijven. Verdachte heeft toen de Rabobank gebeld voor een incasso-overeenkomst. [medeverdachte 1] instrueerde hem over het geschatte jaarinkomen van het bedrijf, te weten € 240.000,00. Verdachte heeft de incasso-overeenkomst ondertekend en vervolgens incasso’s verstuurd. Via Google heeft hij gezocht naar bedrijven en hun IBAN-nummer. Hij heeft daarvoor gebruik gemaakt van een geprepareerde laptop van [medeverdachte 1] . [100] Het geld zou worden betaald, en zou daarna worden opgenomen bij de bank. Als het bedrijf het er niet mee eens was, zou de bank dit geld aan het bedrijf terugbetalen. Zij spraken af dat het geld zou worden gedeeld. Verdachte heeft op die manier tussen de 20.000 en 30.000 euro gepind en afgedragen aan [medeverdachte 1] . [101]
Gelet op de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank het als feit 6 ten laste gelegde medeplegen van oplichting van de Rabobank wettig en overtuigend bewezen.

Feit 1.

Van deelneming aan een crimineel samenwerkingsverband (artikel 140 Sr.) kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot dat samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt in, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van misdrijven. [102] Het is niet vereist dat reeds een aanvang is gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Het leveren van een bijdrage is ook mogelijk door het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, mits de verdachte weet heeft van het criminele oogmerk van de organisatie.
Het samenwerkingsverband - tussen de verdachte en ten minste één andere persoon - moet een zekere duurzaamheid en structuur hebben. Het is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt met, of bekend was met, alle andere deelnemers of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Voor het bewijs komt onder meer betekenis toe aan: de hiërarchie, de taakverdeling, de afstemming van planmatige activiteiten, en aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd. Het - ook in casu - veel gehoorde verweer van een langer bestaande vriendengroep doet niet af aan het bestaan van een criminele organisatie. Die sociale relaties vormen in feite het smeermiddel voor een criminele samenwerking. [103]
Uit het strafdossier [104] blijkt dat rond [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gedurende een lange periode sprake is geweest van een crimineel samenwerkingsverband in wisselende samenstellingen, waarvan de voornaamste activiteiten lagen in de wapenhandel. De rechtbank zal hierna beoordelen in hoeverre verdachte van dit samenwerkingsverband deel heeft uitgemaakt.
Handelingen van verdachte
Hiervoor, onder feit 3 tot en met 6, heeft de rechtbank gemotiveerd dat verdachte zich met anderen, maar in elk geval altijd met [medeverdachte 1] , schuldig heeft gemaakt aan de handel in, de levering van en het voorhanden hebben van wapens en explosieven. Verdachte was op de hoogte van de handel in explosieven en handgranaten [105] , al wordt hij persoonlijk van feit 2 vrijgesproken. Ook wist verdachte dat [medeverdachte 1] een versleutelde PGP-telefoon had, die door zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] werd gebruikt. [106]
Voorts heeft verdachte zich met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan de oplichting van de Rabobank. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte vanaf juni 2018 met [medeverdachte 1] is gaan samenwerken bij het plegen van fraude. Op 23 februari 2019 haalt verdachte, samen met [medeverdachte 2] , de nieuw ingetreden deelnemer [medeverdachte 8] op uit de PI Lelystad. [107] Verdachte instrueert dan ook [medeverdachte 8] over het plegen van fraude. [108] De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zijn eigen rol in de criminele organisatie consolideert door ook anderen bij de fraude te betrekken, hen te instrueren en een rooskleurig beeld te schetsen van de opbrengsten.
Uit zijn eigen verklaringen blijkt dat verdachte ook op de hoogte is van jegens anderen gebruikt geweld. [109]
In het afgeluisterde OVC-gesprek van 3 augustus 2019 vertelt [medeverdachte 6] dat zij een hecht team zijn dat heel close is en dat er veel respect is. “
Als iemand het verkloot, dan moet die iemand gestraft worden, zodat de anderen weten hoe het moet. Als iemand iets probeert, dan moet hij wel weten wat hem te wachten staat. Er is geen andere optie dan diegene die het verkloot heeft te straffen. Zo zit het systeem in elkaar. Als het zover komt, dan moet je iemand straffen zodat de anderen het zich niet in het hoofd halen om te gaan praten. Verraders worden gestraft”. [110]
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] slaafjes of loopjongens om zich heen had die alles voor hem deden. Dat waren geen vrienden; het leek werkgerelateerd. [medeverdachte 1] was de dirigent; hij bekte die loopjongens af en die jongens pikten dat allemaal. [111] [medeverdachte 1] vertelde [medeverdachte 4] dat die jongens het moesten verdienen om erbij te horen. [112] [medeverdachte 4] heeft verdachte getypeerd als een ‘loopjongen-plus’. [113]
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geïntegreerd was in de organisatie en dat een heldere hiërarchie aanwezig was. Dit komt duidelijk naar voren uit het afgeluisterde gesprek van 3 augustus 2019 van [medeverdachte 6] en uit de verklaring van [medeverdachte 4] . De organisatie heeft in ten laste gelegde periode bestaan uit [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 12] . Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte substantieel geweest en droeg deze bij tot de realisering van het criminele oogmerk in de ten laste gelegde periode.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 12] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie, namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of III van en/of naar het buitenland, en
- wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren en/of in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking stellen en/of herstellen en/of verhandelen en/of overdragen van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III, en
- wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III, en
- fraude, als bedoeld in artikel 225 en/of artikel 321 en/of artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk valsheid in geschrifte en/of verduistering en/of oplichting, en/of
- geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en/of artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met (dodelijk) geweld en/of mishandeling(en), en/of
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f van Wetboek van Strafrecht, namelijk uitbuiting.
3.
hij in de periode van 16 maart 2019 tot en met 1 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, zonder erkenning
- in de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een vuurwapen van categorie III, te weten een semiautomatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met patroonmagazijn (levering [naam 1] ), en
- in de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 explosieven van categorie II en een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief Soesterberg),
in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking heeft gesteld en heeft verhandeld, van welk feit verdachte een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij in de periode van 16 maart 2019 tot en met 1 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- in de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een vuurwapen van categorie III, te weten een semiautomatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [naam 1] ) en
- in de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 explosieven van categorie II en een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief Soesterberg),
heeft overgedragen, van welk feit verdachte een gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij in de periode van 16 maart 2019 tot en met 1 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- in de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een vuurwapen van categorie III, te weten een semiautomatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [naam 1] ) en
- in de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 explosieven van categorie II en een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief Soesterberg),
voorhanden heeft gehad;
6.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot en met 1 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de Rabobank, heeft bewogen tot afgifte van enig goed, te weten 88.012,95 euro, door
- op naam van [bedrijf] een zakelijke rekening af te sluiten en
- met de klantenservice van de Rabobank een incassocontract af te sluiten en
- valse incassobatches bij die bank aan te leveren waarbij een bedrag van 88.012,96 euro is geïncasseerd bij 20 verschillende rekeninghouders die geen klant waren bij [bedrijf] en [bedrijf] geen geld verschuldigd waren en
- van dat geïncasseerde geld contante geldopnames gedaan en Bitcoins aangekocht, en
- aldus een fors ongeoorloofd debet van 48.246,96 euro veroorzaakt op die zakelijke rekening, omdat de onterecht geïncasseerde rekeninghouders de incasso hebben laten terugboeken en
- dit tekort niet aan te zuiveren en
- zich onbereikbaar te houden voor de Rabobank.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
3. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een gewoonte heeft gemaakt
4. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een gewoonte heeft gemaakt
5. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
6. Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van alle feiten, met uitzondering van feit 6 voor de periode van 1 tot en met 30 juni 2018, bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht. De van buiten komende dwang of drang bestond uit geweld uitgeoefend door [medeverdachte 1] , waardoor verdachte niets kon weigeren.
Verdachte bevond zich in een kwetsbare positie doordat hij geen vaste verblijfplaats of werk had. Ook was hij alcoholverslaafd en blowde hij veel. Verdachte werd vernederd, geslagen en beschoten. Zijn verklaring wordt ondersteund door de getuigen [naam 15], [naam 16] en door medeverdachte [medeverdachte 4] .
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie menen dat verdachte, ondanks de uitbuiting, weerstand had kunnen bieden aan het plegen van misdrijven. Er was geen sprake van een zodanige sterke van buiten komende drang dat verdachte daaraan geen weerstand kon of hoefde te bieden.
Het oordeel van de rechtbank
Van psychische overmacht (artikel 40 Sr.) is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Als de verdachte echter zichzelf heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend, kan dat onder omstandigheden een beroep op psychische overmacht blokkeren.
Uit het dossier blijkt dat verdachte herhaaldelijk is beledigd, geslagen en met balletjespistolen beschoten door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Evenals de raadsvrouw ziet ook de rechtbank wel dat verdachte op een gegeven moment onder druk is gezet om te handelen binnen het criminele samenwerkingsverband. De rechtbank overweegt echter dat verdachte aanvankelijk zelf de keuze heeft gemaakt om zich hierbij aan te sluiten en zich bereid heeft getoond binnen dit verband misdrijven te plegen. Gedurende een langere periode van 15 maanden heeft hij zich meermalen met andere deelnemers schuldig gemaakt aan wapendelicten en oplichting van een bank. Het is niet gebleken dat verdachte hierbij constant in de nabijheid van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] was. Verdachte kon dus hulp van derden inschakelen om aan de situatie te ontkomen, of hij kon simpelweg vertrekken, zoals hij uiteindelijk ook heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank was daarom geen zodanige externe drang aanwezig dat verdachte hieraan redelijkerwijs geen weerstand kon bieden. Van hem kon redelijkerwijs ook worden gevergd dat hij de psychische druk, om op deze wijze in zijn levensbehoeften te voorzien, zou weerstaan door te kiezen voor legale oplossingen. Bijzondere geestelijke omstandigheden die dit anders maakten, zijn niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt daarom het verweer en acht verdachte strafbaar nu niet van een strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, dan wel een gevangenisstraf gelijk aan het ondergane voorarrest. Oplegging van een werkstraf is mogelijk. Bij de straftoemeting moet sterk rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden; verdachte was het slachtoffer van uitbuiting. De raadsvrouw heeft bepleit aan te sluiten bij de strafeis in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 4] .
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze heeft begaan. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft een actieve rol gespeeld bij de levering van een semiautomatisch kogelgeweer met magazijn, en bij de levering van een explosief met ontsteker. Hij heeft hiermee een bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd verspreiden daarvan in het criminele circuit. Het leveren van dermate gevaarlijke voorwerpen brengt het onaanvaardbare risico mee dat deze voorwerpen ook daadwerkelijk tegen personen worden gebruikt. Bovendien versterkt het ongecontroleerde bezit ervan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De illegale handel in vuurwapens, munitie en explosieven dient dan ook met kracht te worden bestreden.
Daarnaast heeft verdachte een belangrijke rol gespeeld bij het oplichten van de Rabobank voor aanzienlijke bedragen gedurende een periode van circa vier maanden. De oplichting van banken tast het vertrouwen in het betalingsverkeer aan, temeer als hierbij ook andere rekeninghouders betrokken worden.
Verdachte heeft voorts gedurende circa vijftien maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had op - onder meer – (internationale) wapenhandel, fraude en geweld. Dit is een misdrijf dat de rechtsorde ernstig schendt. De ernst van het oogmerk, het bedrijfsmatige karakter en de intensiteit van de activiteiten hebben de rechtsorde en de maatschappelijke veiligheid fors geschonden. Anderzijds hebben andere deelnemers aan het crimineel samenwerkingsverband zodanige druk op verdachte uitgeoefend dat hij ook het slachtoffer is geworden van uitbuiting (mensenhandel). Hiermee houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening, in sterkere mate dan de officieren van justitie hebben gedaan.
Persoonlijke omstandigheden en uittreksel justitiële documentatie
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens zijn strafblad van 20 april 2021, niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten. Verdachte is recent veroordeeld voor een ander feit, zodat artikel 63 Sr. van toepassing is.
Volgens het rapport van 11 mei 2021 van de reclassering te Breda is bij verdachte een patroon van meelopen vastgesteld. Hij is impulsief, beïnvloedbaar en heeft een negatief sociaal netwerk. Hij maakt hierdoor verkeerde keuzes; het ontbreekt hem aan probleemoplossend vermogen. Daar staat tegenover dat verdachte nu huisvesting heeft en dat hij meewerkt aan hulpverlening. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij Fivoor. De reclassering acht een gevangenisstraf schadelijk voor de onlangs verworven huisvesting, financiën en dagbesteding. Er zijn geen contra-indicaties voor een taakstraf.
LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft gelet op de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze oriëntatiepunten (versie juli 2021) gaan voor het voorhanden hebben/overdragen van:
- een automatisch vuurwapen (categorie II.2) uit van een gevangenisstraf van 12 maanden als dit in een woning plaatsvindt en van 15 maanden in de openbare ruimte;
- een pistool (categorie III.1) uit van een gevangenisstraf van 3 respectievelijk 8 maanden;
- scherpe munitie (1-50 patronen) uit van een geldboete van € 150,00 tot € 350,00;
- scherpe munitie (> 100 patronen) uit van een taakstraf van 50 uren.
Hierbij is nog geen rekening gehouden met de bedrijfsmatige wapenhandel of met de deelname aan een criminele organisatie.
Het oriëntatiepunt voor fraude met een benadelingsbedrag tussen € 10.000,00 en € 70.000,00 is een gevangenisstraf tussen 2 en 5 maanden en een taakstraf.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten, tegen de achtergrond van de oriëntatiepunten, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaar in beginsel passend. Anders dan het Openbaar Ministerie acht de rechtbank feit 2 (uitvoer van wapens naar België) niet bewezen. Ook heeft verdachte, in tegenstelling tot vele medeverdachten, deels openheid van zaken gegeven en heeft hij daarmee ten dele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Daarnaast heeft verdachte zich uit eigen beweging onttrokken aan de criminele organisatie en aan het plegen van strafbare feiten. De reclassering ziet dan ook aanknopingspunten voor hulpverlening door middel van oplegging van bijzondere voorwaarden. De rechtbank weegt voorts mee dat verdachte het slachtoffer is geworden van uitbuiting, waarbij geweld jegens hem niet werd geschuwd. De rechtbank zal daarom 1 jaar van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in de toekomst van herhaling te weerhouden, en om oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
Benadeelde partij
Rabobank Assen en Noord-Drenthe, vertegenwoordigd door [naam 9] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt € 59.617,17 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen, omdat bij toewijzing de bewindvoerder van verdachte is beperkt in zijn mogelijkheden om te komen tot een betalingsregeling. De hoogte van de vordering is inhoudelijk niet betwist. Wel is gesteld dat ook [medeverdachte 1] als mededader verantwoordelijk is voor de schade.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij Rabobank de gestelde schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feit 6. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 november 2018.
De rechtbank ziet in een mogelijke beperking van een door de bewindvoerder te treffen betalingsregeling geen redenen om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 140 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
vrijspraak
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
bewezenverklaring en strafbaarheid feit en verdachte
verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
straf
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar;
beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 1 jaar,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [straatnaam] te Breda. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- dat de veroordeelde zich diagnostisch laat onderzoek en behandelen door Forensisch Polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- dat de veroordeelde zich houdt aan alle aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft. Indien de toezichthouder het noodzakelijk acht dat meer of andere zorg nodig is dan de hulpverlening vanuit Stichting “We all care 4 you”, dan is veroordeelde verplicht om hieraan mee te werken;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
benadeelde partij
Ten aanzien van feit 6:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Rabobank Assen en Noord-Drenthetoe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 59.617,17(zegge: negenenvijftigduizend zeshonderdenzeventien euro en zeventien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
Rabobank Assen en Noord-Drenthe, te betalen een bedrag van
€ 59.617,17(zegge: negenenvijftigduizend zeshonderdenzeventien euro en zeventien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2018, en bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 317 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
Rabobank Assen en Noord-Drenthe, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte en/of zijn mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2021.
Mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 te Oosterwolde en/of Hoogezand en/of Groningen en/of Soesterberg en/of Leeuwarden en/of Smilde, althans (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of een of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van
- internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie, namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of III van en/of naar het buitenland, en/of
- wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren en/of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen en/of verhuren en/of (anderszins) ter beschikking stellen en/of herstellen en/of beproeven en/of verhandelen en/of van overdragen van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of
categorie III, en/of
- wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en/of munitie van categorie I en/of categorie II en/of categorie III, en/of
- fraude, als bedoeld in artikel 225 en/of artikel 321 en/of artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk valsheid in geschrifte en/of verduistering en/of oplichting, en/of
- geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en/of artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met (dodelijk) geweld en/of mishandeling(en), en/of
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f van Wetboek van Strafrecht, namelijk (arbeids)uitbuiting;
2.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 13 januari 2020, althans in de periode van 1 december 2018 tot en met 10 januari 2019 te Oosterwolde en/of Drachten, althans (elders) in Nederland, en/of Genk, althans (elders) in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
zonder erkenning een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (in ieder geval)
- twee, althans een of meer automatische vuurwapen(s), en/of
- een (anti-tank) raketwerper, en/of
- twee, althans een of meer ontstekers met bijbehorende TPU, en/of
- een hoeveelheid explosief materiaal (pentriet), en/of
- meer dan honderd, althans een of meer patro(o)n(en)/munitie, en/of
heeft/hebben doen uitgaan naar België, in elk geval naar het buitenland;
3.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 te Oosterwolde en/of Hoogezand en/of Groningen en/of Soesterberg en/of Leeuwarden en/of Smilde, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
zonder erkenning een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (onder meer)
- in of omstreeks de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een (vuur)wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [naam 11] , AH-011), en/of
- in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 een explosief en/of explosieven van categorie II, althans springstof en/of een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief Soesterberg, AH-058-01),
heeft/hebben vervaardigd en/of getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft/hebben uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderzins ter beschikking heeft/hebben gesteld en/of heeft/hebben hersteld en/of heeft/hebben beproefd en/of heeft/hebben verhandeld, van welk feit verdachte (al dan niet) een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 te Oosterwolde en/of Hoogezand en/of Groningen en/of Soesterberg en/of Leeuwarden en/of Smilde, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (onder meer)
- in of omstreeks de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een (vuur)wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [naam 11] , AH-011), en/of
- in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 een explosief en/of explosieven van categorie II, althans springstof en/of een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief Soesterberg, AH-058-01),
heeft/hebben overgedragen,
van welk feit verdachte (al dan niet) een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 12 augustus 2019 te Oosterwolde en/of Hoogezand en/of Groningen en/of Soesterberg en/of Leeuwarden en/of Smilde, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (onder meer)
- in of omstreeks de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een (vuur)wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [naam 11] , AH-011), en/of
- in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 een explosief en/of explosieven van categorie II, althans springstof en/of een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief Soesterherg, AH-058-01),
voorhanden heeft/hebben gehad;
6.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 1 oktober 2018 te Assen en/of Oosterwolde en/of Smilde, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtehijk te
bevoordelen,
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
20 rekeninghouders en/of de Rabobank,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten (in totaal) 88.01295 euro, althans (een debetstand van) 48.248,96 euro,
door
- op naam van [bedrijf] een zakelijke rekening af te (laten) sluiten, en/of
- met de klantenservice van de Rabobank een incassocontract af te (laten) sluiten, en/of
- valse incassobatches bij die bank aan te (laten) leveren waarbij een bedrag van 88.012,96 euro is geïncasseerd bij 20 verschillende rekeninghouders die geen klant waren bij [bedrijf] en/of [bedrijf] geen geld verschuldigd waren, en/of
- van dat geïncasseerde geld meerdere contante geldopnames gedaan en/of hitcoins aangekocht, en/of
- aldus een fors ongeoorloofd debet van 48.246,96 euro veroorzaakt op die zakelijke rekening, omdat de onterecht geïncasseerde rekeninghouders de incasso hebben laten storneren en/of terugboeken, en/of
- dit tekort niet aan te (laten) zuiveren, en/of
- zich onbereikbaar te houden voor de Rabobank.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2018229308, genaamd ‘ULTEGRA’, bestaande uit het eindproces-verbaal van 37 (doorgenummerde) mappen, nagekomen stukken d.d. 8 januari 2020, 22 februari 2021 en 22 maart 2021, gegevensdragers met geluidsopnames en getuigenverhoren bij de rechter-commissaris.
2.Map 4 (wapenhandel), pagina 821.
3.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 825-826 en 891 e.v.
4.Map 5 (wapenhandel), pagina 922.
5.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 826-828.
6.Map 4 (wapenhandel), pagina 893.
7.Map 4 (wapenhandel), pagina 821.
8.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 826 en 830-831.
9.Map 5 (wapenhandel), pagina’s 907-924.
10.Map 5 (wapenhandel), pagina’s 913-914.
11.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 828-829, en map 5 (wapenhandel), pagina’s 914-917.
12.Map 5 (wapenhandel), pagina 918.
13.Map 5 (wapenhandel), pagina 921.
14.Map 4 (wapenhandel), pagina 822.
15.Map 4 (wapenhandel), pagina 822.
16.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 821 en 864.
17.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 822-823.
18.Map 4 (wapenhandel), pagina 825.
19.Map 4 (wapenhandel), pagina 825, en map 22 (ambtshandelingen), pagina’s 28-29 en 31-32.
20.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 824 en 875-876.
21.Map 17 (persoonsdossiers), pagina 680.
22.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 275-277.
23.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 258.
24.Map 3 (wapenhandel), pagina 148.
25.Map 3 (wapenhandel), pagina 149.
26.Map 3 (wapenhandel), pagina 150.
27.Map 3 (wapenhandel), pagina 152.
28.Map 3 (wapenhandel), pagina 153.
29.Map 3 (wapenhandel), pagina 154.
30.Map 3 (wapenhandel), pagina 172, en map 16 (forensisch dossier), pagina 513.
31.Map 3 (wapenhandel), pagina 173.
32.Map 3 (wapenhandel), pagina 156, en map 16 (forensisch dossier), pagina’s 511-512.
33.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 178 en 183.
34.Map 17 (persoonsdossiers), pagina 574.
35.Map 17 (persoonsdossiers), pagina 666.
36.Map 17 (persoonsdossiers), pagina 675.
37.Map 3 (wapenhandel), pagina 188.
38.Map 3 (wapenhandel), pagina 203.
39.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 208 en 210.
40.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 206-207, 209 en 211.
41.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 208-211.
42.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 213 en 215.
43.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 214-215, 227 en 235..
44.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 215-216.
45.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 214-215.
46.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 214-215.
47.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 238-239, 242-243 en 246-261.
48.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 238-239 en 243.
49.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 189-190.
50.Map 3 (wapenhandel), pagina 190.
51.Map 3 (wapenhandel), pagina 191.
52.Map 28 (tap en OVC), pagina 399.
53.Map 3 (wapenhandel), pagina 191.
54.Map 28 (tap en OVC), pagina 400.
55.Map 3 (wapenhandel), pagina 191.
56.Map 29 (tap en OVC), pagina 411.
57.Map 28 (tap en OVC), pagina 393.
58.Map 3 (wapenhandel), pagina 192.
59.Map 28 (tap en OVC), pagina 394, en map 3 (wapenhandel), pagina 193.
60.Map 28 (tap en OVC), pagina 395.
61.Map 28 (tap en OVC), pagina 50.
62.Map 28 (tap en OVC), pagina 395.
63.Map 3 (wapenhandel), pagina’s 194-195.
64.Map 3 (wapenhandel), pagina 195.
65.Map 28 (tap en OVC), pagina 121.
66.Map 22 (ambtshandelingen), pagina 108.
67.Map 22 (ambtshandelingen), pagina 110.
68.Map 28 (tap en OVC), pagina 386.
69.Map 29 (tap en OVC), pagina 413.
70.Map 28 (tap en OVC), pagina 387.
71.Map 29 (tap en OVC), pagina 414.
72.Map 29 (tap en OVC), pagina 415.
73.Map 17 (persoonsdossiers), pagina’s 568, 574-575.
74.Map 17 (persoonsdossiers), pagina’s 667, 678 en 685.
75.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 256.
76.Map 18 (persoonsdossiers), pagina’s 264 en 269.
77.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 257.
78.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 258.
79.Map 18 (persoonsdossiers), pagina’s 258-259.
80.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 260.
81.Map 18 (persoonsdossiers), pagina’s 261, 274-275.
82.Map 17 (persoonsdossiers), pagina’s 667, 678 en 685.
83.Map 10 (financieel dossier), pagina’s 350-351, en map 4 (wapenhandel), pagina 484.
84.Map 4 (wapenhandel), pagina 457.
85.Map 28 (tap en OVC), pagina’s 89-91.
86.Map 17 (persoonsdossiers), pagina 678.
87.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina’s 3 en 53 en 56.
88.Map 10 (financieel dossier), pagina 38.
89.Map 12 (financieel dossier), pagina 898.
90.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina’s 66-67 en 108-109.
91.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina’s 151 e.v.
92.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina’s 156-158.
93.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina 112.
94.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina 69.
95.Bestaande uit 8 contante opnames (70 + 2.000 + 1.500 + 980 + 2.000 + 1.250 + 2.000 + 1.000 =
96.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina’s 86-107.
97.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina 4 + rekeningafschriften pagina’s 69-78.
98.Bestaande uit 6 Bitcoins aankopen (2.500 + 3.400 + 4.000 + 10.000 + 4.500 + 7.000 = € 31.400,00)
99.Map 2 (incassofraude, oplichting, verduistering), pagina 75.
100.Map 17 (persoonsdossiers), pagina’s 672-673 en 716.
101.Map 17 (persoonsdossiers), pagina 665.
102.Vgl. Hoge Raad 10 februari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:264) en Hoge Raad 14 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:413).
104.Map 1 (zaaksdossier CSV), pagina 73 e.v.
105.Map 17 (persoonsdossiers), pagina’s 675-677, 680, 686, 720-721 en 724.
106.Map 17 (persoonsdossiers), pagina’s 688 en 692.
107.Map 6 (mensenhandel), pagina’s 26-27.
108.Map 28 (tap en OVC), pagina’s 174-175, en map 17 (persoonsdossiers), pagina 689..
109.Map 17 (persoonsdossiers), pagina’s 666 ( [naam 12] uit Beilen), 667 en 673 (handgranaat aan de deur gehangen door [medeverdachte 9] ) en 690 ( [medeverdachte 1] gooit een bijl door een ruit).
110.Map 1 (zaaksdossier CSV), pagina 81.
111.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 264.
112.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 256.
113.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 266.