Het hof heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
“Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte veel gesprekken heeft gevoerd in zijn auto over verschillende wapens, kalibers en bijbehorende prijzen. Bovendien is er over eerdere wapendeals gesproken. Op 19 april 2016 heeft een levering plaatsgevonden. Daarnaast hebben er meerdere gesprekken plaatsgevonden waarbij is gesproken over Glock’s, Beretta’s, een AK-5, een kogel en patronen. Tevens is gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik. ‘Bedrijfsmatig’ handelen in de zin van artikel 9 van de Wet wapens en munitie (WWM) moet in ruime zin worden opgevat. De verdachte heeft stelselmatig gehandeld; dan zit er een bedrijfsmatig aspect aan en is een vergunning nodig. Ook een gewoonte maken van stelselmatig handelen is via artikel 55, vierde lid, WWM strafbaar.
(...)
Oordeel van het hof
De verdachte wordt - kort samengevat - verweten dat hij in vuurwapens heeft gehandeld. Dat is ten laste gelegd als overtreding van artikel 9, eerste lid, WWM. Als strafverzwarende omstandigheid is daaraan toegevoegd in de tenlastelegging dat de verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
Artikel 9, eerste lid, WWM luidt, voor zover voor de beoordeling van deze zaak van belang:
“Het is verboden zonder erkenning een wapen of munitie [...] in de uitoefening van een bedrijf uit te wisselen, te verhuren, of anderszins ter beschikking te stellen, te beproeven of te verhandelen.”
De eerste vraag die moet worden beantwoord is tot wie het verbod van artikel 9, eerste lid, WWM zich richt. Blijkens de tekst van de wet gaat het om in de uitoefening van een bedrijf (en om het in casu tot die gedraging te beperken) verhandelen van wapens en munitie. Het artikel bevat een opsomming van de erkenningsplichtige handelingen die een bedrijf mag verrichten. Dat de wetgever niet ook het oog heeft gehad op particulieren volgt te meer uit artikel 10, eerste lid, onder a, WWM waarin is bepaald dat een erkenning wordt geweigerd indien:
“de aanvrager of, indien deze een bedrijf uitoefent, de beheerder, niet voldoet aan de door Onze Minister vastgestelde eisen met betrekking tot leeftijd, zedelijk gedrag en vakbekwaamheid”.
Onder ‘beheerder’ wordt blijkens artikel 1, ten vijfde, WWM verstaan:
“degene die onmiddellijk leiding geeft aan de uitoefening van een bedrijf, waarin wapens en munitie worden vervaardigd, getransformeerd, uitgewisseld, verhuurd of anderszins ter beschikking gesteld, hersteld, beproefd of verhandeld”.
Gelet op het voorgaande gaat het standpunt van de advocaat-generaal dat sprake is van ‘bedrijfsmatig’ handelen omdat de verdachte al geruime tijd handelde in vuurwapens niet op. Naar het oordeel van hof blijkt niet uit de bewijsmiddelen dat, zo al zou kunnen worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld in vuurwapens, hij dit heeft gedaan ‘in de uitoefening van een bedrijf’ als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWM. De verdachte zal om die reden worden vrijgesproken van feit 2.”