6.1In een telefoongesprek met een medewerker van verweerder van 19 december 2019
heeft eisers gemachtigde gezegd dat zij in [plaats 2] woont. Zij is invalide en ging maar eens per kwartaal naar eisers huis in [plaats 1] om de post op de halen. Ze was er op 24 augustus 2019 en weer op 11 december 2019. Daar vond zij het besluit van 13 september 2019, dat net in de tussenperiode bij eiser is bezorgd. De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken voor eisers risico komt. Hoewel de rechtbank begrijpt dat zijn zus beperkt was in haar mogelijkheden om “op afstand” eisers post in de gaten te houden, lag het op haar of op eisers weg om een handiger oplossing te vinden, zodat het besluit van 13 september 2019 niet aan hun aandacht was ontsnapt. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar en verweerder heeft terecht eisers bezwaar tegen de intrekking van de AOW-uitkering niet-ontvankelijk verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van dat bezwaar komt de rechtbank niet toe. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank zal het beroep tegen het besluit van 6 februari 2020 op het punt van de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar ongegrond verklaren.
De terugvordering en de terugbetalingsregeling
7. Als tweede beroepsgrond heeft eiser aangevoerd dat verweerder, gelet op de
omstandigheden, had moeten afzien van de terugvordering. In tegenstelling tot gedetineerden in Nederland hield detentie in [Land] in dat hij zelf in zijn levensonderhoud moest voorzien en dat daarnaast al zijn vaste lasten doorliepen. In [Land] kunnen gedetineerden rekenen op hun familie voor hun levensonderhoud en dat kon eiser niet. Hij heeft de rechtbank voorgerekend dat hij tijdens zijn detentie in totaal € 29.090,00 aan onkosten heeft gehad. Er is dus geen sprake geweest van een besparing op zijn levensonderhoud tijdens de detentie. Verder heeft hij meerdere betalingsregelingen lopen om zijn schulden terug te betalen.
8. Verweerder vindt de terugvordering terecht. Alleen onder zeer bijzondere
omstandigheden kan daarvan worden afgezien. Bijvoorbeeld als de betrokkene door het terugbetalen in ernstige financiële en/of sociale problemen komt. Dan zou hij minder of niets hoeven terug te betalen, maar normaal gesproken houdt verweerder daar dan rekening mee bij de manier waarop de betrokkene daadwerkelijk gaat terugbetalen. Verweerder concludeert dat de slechte omstandigheden waaronder eiser in [Land] in detentie heeft gezeten, niet een bijzondere omstandigheid vormen om van terugvordering af te zien. Eiser betaalt € 600,00 per maand aan verweerder terug. Verweerder is niet gebleken dat eiser in ernstige sociale of financiële problemen zit en dat heeft eiser in bezwaar volgens hem ook niet aangevoerd.
9. De rechtbank oordeelt over de terugvordering als volgt. Zij wijst erop dat verweerder op
grond van artikel 24, eerste lid, van de AOW verplicht is om teveel betaalde AOW-uitkering terug te vorderen. Op grond van het vijfde lid van dat artikel kan verweerder, als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak kunnen dringende redenen slechts zijn gelegen in de onaanvaardbaarheid van de financiële en/of sociale gevolgen die een terugvordering voor de betrokkene heeft (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1846). 10. De rechtbank realiseert zich dat eiser in detentie in [Land] een erg moeilijke tijd
heeft doorgemaakt, die hem bovendien veel geld heeft gekost, Gelet echter op het feit dat de terugvordering voor eiser kennelijk geen onaanvaardbare financiële en /of sociale gevolgen heeft gehad, is er geen sprake van een dringende reden voor verweerder om van de terugvordering af te zien. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser € 600,00 per week aan verweerder terugbetaalt en niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voor hem onaanvaardbare gevolgen oplevert als in de rechtspraak van de CRvB bedoeld. Verweerder hoefde niet af te zien van de terugvordering. Tegen de hoogte van de terugvordering heeft eiser geen afzonderlijke gronden ingediend en de rechtbank is niet gebleken dat die onjuist is. Ook tegen de terugbetaling van € 600,00 per maand heeft eiser geen afzonderlijke grieven ingediend. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Ten slotte heeft eiser beroepsgronden aangevoerd tegen de boete. Hij ontkent niet dat hij
zijn detentie niet bij verweerder heeft gemeld. Eiser doet in de eerste plaats een beroep op dringende redenen op grond waarvan verweerder kan afzien van de boete. In de bijzonder moeilijke omstandigheden waaronder hij in [Land] in detentie heeft gezeten, voelde eiser zich volledig overgeleverd aan een overheid in een voor hem onbekend rechtssysteem. Hij was alleen maar bezig met overleven. Door tussenkomst van het Nederlandse consulaat kon hij uiteindelijk contact leggen met zijn familie in Nederland. Die contacten waren echter onregelmatig en volstonden niet om alles wat geregeld moest worden, door te nemen. Eiser vertrouwde erop dat door tussenkomst van het consulaat alle instanties in Nederland op de hoogte waren gesteld van zijn detentie. Pas later bleek dat dat niet het geval was. Zo is hij in een situatie terechtgekomen waarin hij alle zeilen moest bijzetten om rond te kunnen komen. Onder deze omstandigheden had verweerder moeten volstaan met een waarschuwing in plaats van een boete.