Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2020 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
besluit 2 van 10 september 2020 heeft gewijzigd door aan eiser een aanvullende schadevergoeding toe te kennen van in totaal € 10.322,28 inclusief rente. Reden voor die aanvulling is dat op 9 september 2020 door twee deskundigen van 10BE is geconstateerd dat de maatvoering moet worden bijgesteld ten opzichte van hetgeen was af te leiden uit het opnameverslag van 16 maart 2018. De rechtbank constateert dat het onderhavige beroep onder die omstandigheden op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking heeft op bestreden besluit 2.
13 maart 2018 door Van der Veen zijn geconstateerd.
24 januari 2020, een beoordeling daarvan door Vergnes Expertise B.V. van 20 januari 2020, een kostencalculatie van 24 januari 2020, offertes en folders van diverse aannemers en kostencalculaties van 12 mei 2020 en 31 augustus 2020.
In eisers stellingen en stukken ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel over het calculatiemodel te komen. Daarbij acht zij van belang dat eisers inbreng onvoldoende concrete aanknopingspunten bevat om aan de juistheid van (de prijzen in) het model te twijfelen. Zo heeft eiser de totstandkoming van de prijzen in het model niet bestreden. Dat in eisers kostencalculaties andere prijzen per schade zijn opgenomen, acht de rechtbank onvoldoende nu die andere prijzen zijn gebaseerd op andere uitgangspunten dan die waarop het model is gestoeld. Anders dan de prijzen in het model, zijn eisers kostencalculaties gebaseerd op informatie afkomstig uit enkele door eiser opgevraagde offertes bij lokale aannemers, niet op meer uniforme marktinformatie. Daarmee doen die kostencalculaties geen afbreuk aan de redelijkheid en aannemelijkheid van de informatie waar het model op is gebaseerd. Dat die kostencalculaties zijn gevalideerd door Vergnes Expertise B.V. maakt dit niet anders. Daarnaast volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat het pand dusdanig bijzonder is dat toepassing van het model niet gerechtvaardigd is. Dat het pand volgens eiser een bepaalde historie en monumentale waarde heeft, brengt niet zonder meer mee dat het model niet in eisers situatie is toe te passen. Het model is geënt op toepasbaarheid voor een groot aantal verschillende soorten panden. Dat het pand enkele kenmerkende elementen bevat die bijzondere werkzaamheden zouden vragen, brengt evenmin met zich dat het model niet toegepast zou mogen worden. De deskundigen die verweerder adviseren hebben immers de mogelijkheid om bij zeer uitzonderlijk herstelwerk de schadevergoeding afzonderlijk te begroten. Tot slot is ter zitting gebleken dat de calculaties van eiser niet alleen op herstel in oude toestand zijn gebaseerd maar tevens zien op versterking van het pand. Daarmee wijken (de uitgangspunten van) eisers calculaties af van de uitgangspunten waarop het calculatiemodel is gebaseerd.
In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de onderhavige schadevergoeding heeft mogen baseren op de adviesrapporten van Nieuwenhuis en Pierik.
de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 174,00 vergoedt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond, voor zover dat is gericht tegen de maatvoering op grond waarvan bestreden besluit 1 van 20 september 2019 is genomen;
- vernietigt bestreden besluit 1, voor wat betreft de maatvoering waarop dat besluit is genomen;
- verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen de rest van bestreden besluit 1 voor het overige ongegrond;
- verklaart het beroep ongegrond, voor zover dat is gericht tegen bestreden besluit 2 van 10 september 2020;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,00 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een totaalbedrag
mr. J.W. Keuning, leden, in aanwezigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op
18 december 2020. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.