Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres],
1.de besloten vennootschap GISU SERVICE & ONDERHOUD B.V.,
GISU,
2.de stichting STICHTING LEFIER,
Lefier,
1.Procesverloop
3.De feiten
even detrap moest verplaatsen en terug moest zetten (vast) omdat ik met mijn schouder zat (slijmbeursontsteking).
Doordat de trap volgens [eiseres] verschoof, c.q. losschoot van de wand, toen ze een door de monteur op een trede geplaatste mandje op wilde pakken, is ze gevallen. De monteur had een mandje om laten vallen en neergezet op een van de treden.Door de val heeft ze letsel opgelopen.
4.Het geschil
5.Het standpunt van [eiseres]
6.Het standpunt van GISU
7.Het standpunt van Lefier
8.De beoordeling van het geschil
medeten grondslag heeft gelegd dat de monteur van GISU de keldertrap na het verwijderen daarvan niet weer zou hebben vastgemaakt. Dit verwijt heeft [eiseres] - na de uitdrukkelijke betwisting hiervan door GISU bij conclusie van antwoord - bij conclusie van repliek niet meer gemotiveerd gehandhaafd. Daarom zal in het vervolg van dit vonnis ervan worden uitgegaan dat de monteur van GISU de keldertrap na het verrichten van zijn werkzaamheden aan de watermeter in de kelderruimte weer heeft vastgemaakt, door de aan de keldertrap bevestigde windhaken in de oogjes aan weerszijden van de keldertrap te hangen. In de conclusie van repliek baseert [eiseres] de aansprakelijkheid van GISU nog slechts op de stelling dat de monteur van GISU heeft nagelaten om haar te waarschuwen voor het gevaar dat schuilde in de ondeugdelijke bevestiging van de keldertrap, in die zin dat zij om die reden niet meer op de keldertrap zou moeten gaan staan, waarmee sprake is van een (aan GISU toerekenbare) onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW, aldus [eiseres] . De kantonrechter zal de aansprakelijkheid van GISU dan ook slechts aan de hand van dit (resterende) verwijt beoordelen.
voor het ontstaan waarvan men niet verantwoordelijk isop te heffen of anderen daarvoor te waarschuwen kan in het algemeen slechts sprake zijn, wanneer de ernst van het gevaar dat die situatie voor anderen meebrengt, tot het bewustzijn van de waarnemer is doorgedrongen, zulks behoudens het bestaan van bijzondere verplichtingen tot zorg en oplettendheid zoals die kunnen voortvloeien uit een speciale relatie met het slachtoffer of met de plaats waar de gevaarlijke situatie zich voordoet (vgl. HR 22 november 1974, NJ 1975, 149 en HR 2 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9766). In dit verband moeten hoge eisen worden gesteld aan de concrete kennis van de waarnemer.