ECLI:NL:HR:2001:AA9766
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van adviseur bij uitoefening van optierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en [verweerster]. De zaak betreft een geschil over de verantwoordelijkheid van [eiseres], die als belastingadviseur optrad voor [verweerster], met betrekking tot het niet tijdig uitoefenen van een optierecht. [Verweerster] had [eiseres] gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij zij vorderde dat [eiseres] haar zou veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van ƒ 356.165,--, vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank had [verweerster] toegelaten tot bewijs dat [eiseres] als adviseur had opgetreden en dat zij [verweerster] had moeten wijzen op de mogelijkheid om het optierecht uit te oefenen. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigde het vonnis van de Rechtbank en veroordeelde [eiseres] tot betaling van een bedrag aan [verweerster]. [Eiseres] ging in cassatie tegen dit arrest.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat [eiseres] zich als professioneel handelend accountant en belastingadviseur bewust had moeten zijn van het bestaan van het optierecht. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de gerechtigde tot een optie in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het tijdig inroepen daarvan, en dat er geen verplichting voor [eiseres] bestond om [verweerster] te wijzen op het bestaan van het optierecht, tenzij dit voortvloeide uit de omstandigheden van het geval of uit de zorgvuldigheid die [eiseres] in het maatschappelijk verkeer jegens [verweerster] in acht moest nemen. De Hoge Raad veroordeelde [verweerster] in de proceskosten van het geding in cassatie.