In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), vertegenwoordigd door mr. A.P. van den Berg. Eiser heeft verzocht om een regularisatieovereenkomst met de Luxemburgse autoriteiten voor de periode van 1 juni 2012 tot en met 31 december 2012. De rechtbank oordeelt dat het beleid van de Svb, gebaseerd op Verordening (EG) 883/2004, niet onredelijk is, maar dat de Svb onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen bijzondere omstandigheden zijn die regularisatie rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Svb op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, waarbij de Svb rekening moet houden met de door eiser aangevoerde bijzondere omstandigheden, waaronder zijn financiële problemen en de erkenning van fouten door de Svb zelf. De rechtbank benadrukt dat de Svb de brief van de Luxemburgse autoriteit van 17 februari 2016, waarin akkoord is gegaan met regularisatie, niet zomaar kan negeren. De uitspraak heeft ook implicaties voor de proceskosten, die door de Svb moeten worden vergoed.