Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 21 mei 2019 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Smallingerland, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De [taxateur eiseres] komt tot de conclusie dat de WOZ-waarde van het object [adres] te [plaats] niet te hoog is vastgesteld, maar dat de waarde van de woningdelen ex artikel 220a Gemeentewet meer dan 70% van de vastgestelde WOZ-waarde bedraagt.
Geschil:
1. De WOZ-waarde van dit object is niet langer in geschil.”
nietkunnen worden aangemerkt als woningen in aanbouw, en dus niet dienen tot woning of dienstbaar zijn aan woondoeleinden, is tussen partijen niet in geschil dat de grens van 70 percent niet zal worden gehaald. Immers, ook als de overige stellingen van eiseres zouden slagen, kan dan nog maximaal 68,02 percent van de WOZ-waarde worden toegerekend aan de gedeelten die tot woning dienen of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
door bouwongeschikt is voor het gebruik overeenkomstig zijn beoogde bestemming. Ook uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever met de invoering van het vierde lid van artikel 17 van de Wet WOZ alleen een oplossing heeft willen bieden voor de moeilijkheden die ontstaan bij de waardering van een opstal in aanbouw. Uit die wetsgeschiedenis volgt niet dat de wetgever problemen voorzag bij de waardering van de grond op zichzelf (zie Hof Amsterdam 13 februari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1610, r.o. 5.2.7. tot en met 5.2.14. en de daarin besproken wetsgeschiedenis). Gelet hierop kan er naar het oordeel van de rechtbank dus alleen sprake zijn van een gebouwd eigendom in aanbouw als er een omgevingsvergunning is verleend voor de bouwactiviteit
ende bouw van de beoogde opstal is aangevangen. Dat ook aan dat laatste moet zijn voldaan, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank miskend. Een vergunning alleen is niet voldoende.
nogniet, als woning kwalificeren, is echter het gevolg van de eisen die de wet aan die kwalificatie stelt. In een inhoudelijke beoordeling van die wet mag de rechtbank niet treden.
waardevan de gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden buiten aanmerking wordt gelaten. Daaruit volgt volgens de rechtbank niet meer of minder dan dat de buiten aanmerking te laten waarde moet worden bepaald met inachtneming van de waarderingsregels uit de Wet WOZ. In artikel 220e van de Gemeentewet is echter niet bepaald dat de buiten aanmerking te laten waarde van de woondelen ook altijd gelijk moet zijn aan het aan die woondelen toe te rekenen evenredige deel van een eenmaal vastgestelde of onherroepelijk geworden WOZ-waarde. Gelet hierop kan eiseres naar het oordeel van de rechtbank de waarde van de woondelen afzonderlijk, en dus onafhankelijk van de vraag naar de totale WOZ-waarde en van de vraag naar de waarde van de niet-woondelen, ter discussie stellen.
niet te hoogis vastgesteld (zie ook 1.5.). Eiseres heeft zich hierbij dus niet uitgelaten over de mogelijkheid dat de WOZ-waarde wellicht te laag is vastgesteld. Gelet op de normale bewijslastverdeling in WOZ-zaken was eiseres daartoe ook niet gehouden. Daarnaast heeft eiseres in het midden gelaten of de onderlinge verdeling van de WOZ-waarde over de woondelen en niet-woondelen juist is vastgesteld. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat eiseres haar recht om de waarde van de woondelen te betwisten, ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk heeft laten vallen. De rechtbank oordeelt hiermee anders dan deze rechtbank heeft gedaan in haar uitspraak van 10 augustus 2018 (Rechtbank Noord-Nederland 10 augustus 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:3436). In die zaak had de eisende partij echter, anders dan in het onderhavige geval, verklaard dat de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak als geheel niet in geschil was, terwijl zij bovendien zowel de gehanteerde waarderingsmethode als de toerekening op basis van die waarderingsmethode aan de respectieve onderdelen van de onroerende zaak niet of onvoldoende had bestreden. In een dergelijk geval kan de waarde van de woondelen alleen maar gelijk zijn aan het evenredige deel van de vastgestelde WOZ-waarde. Dat is echter in de casus van eiseres niet het geval. Dat de niet-woondelen wellicht te laag zijn gewaardeerd, heeft op zichzelf geen invloed op de waardering van de woondelen.
alleonbebouwde grond bij de woningen op het perceel [C] dienstbaar is aan de aldaar gelegen woningen. Vanwege de specifieke kenmerken van dit geval, waaronder in het bijzonder de omgekeerde integratie, zie 1.2., is het voor de hand liggend dat er op dat perceel geen sprake is van overgrond (zie ook hetgeen is vermeld in het slot van 19.4.). Dat betekent dat 45.335 m2 -/- de 35.000 m2 die al als overgrond is meegenomen = 10.335 m2 aanvullend in aanmerking komt voor waardering tegen € 88,33/m2 in plaats van tegen € 6,05/m2. Het dan nog resterende geringe verschil (10.499 m2 -/- 10.335 m2) moet naar het oordeel van de rechtbank eveneens tegen € 88,33/m2 als onbebouwde grond worden meegenomen in de woondelenvrijstelling, omdat aannemelijk is dat ten minste 164 m2 kan worden toegerekend aan de woongebouwen [B] en [A] . Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag van € 927.376 aan de woondelen toerekenen.
moeilijkhet werk was, maar om hoe
veelwerk het was. Verweerder heeft de redelijkheid van de door de taxateur van eiseres in rekening gebrachte uren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weersproken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van de 24 uur zoals door de taxateur van eiseres in rekening gebracht.