ECLI:NL:RBNNE:2017:877

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
C18/170990 HA RK 16-287
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om informatie op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens door een natuurlijke persoon tegen de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

In deze zaak heeft de verzoekster, een natuurlijke persoon, op 17 juli 2016 een verzoek ingediend bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) om informatie over haar persoonsgegevens op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). NAM heeft op 10 augustus 2016 gereageerd, maar volgens verzoekster heeft NAM niet voldaan aan haar verplichtingen om een volledig overzicht van de verwerkte persoonsgegevens te verstrekken. Verzoekster heeft op 18 oktober 2016 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank, waarin zij NAM verzoekt om een volledig overzicht van haar persoonsgegevens, een omschrijving van de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens en de ontvangers van deze gegevens. NAM heeft primair verweer gevoerd dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de termijn voor het indienen van het verzoekschrift pas is aangevangen na de laatste correspondentie van NAM op 28 september 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat NAM niet voldoende informatie heeft verstrekt en heeft NAM veroordeeld om binnen zes weken een volledig overzicht van de verwerkte persoonsgegevens te verstrekken, evenals de overige gevraagde informatie. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval NAM niet aan deze veroordeling voldoet.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/170990 / HA RK 16-287
Beschikking van 13 maart 2017
in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. G.C. Bouwman te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Assen,
verweerster,
advocaat: mr. H.W.J. Smeltekop te Groningen.
Partijen worden hierna [verzoekster] en NAM genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het verzoekschrift;
 het verweerschrift;
 de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door NAM en [verzoekster] overgelegde producties;
 de mondelinge behandeling.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
In de afwikkeling van bevingsschades worden door NAM expertisebureaus en taxateurs ingeschakeld, waaronder het Noordelijke Schade Taxatie Bureau B.V. (hierna: NSTB) die onderzoek doen naar schadegevallen die voor vergoeding in aanmerking komen.
2.2
Op 17 juli 2016 heeft [verzoekster] NSTB en NAM schriftelijk verzocht om conform artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp):
haar informatie over de betreffende persoonsgegevens te verstrekken; en
haar binnen vier weken schriftelijk mede te delen of haar betreffende persoonsgegevens worden verwerkt en;
indien haar betreffende persoonsgegevens worden verwerkt: een volledig overzicht van de persoonsgegevens, een omschrijving van het doel of doeleinde van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van gegevens in de schriftelijke mededeling aan haar kenbaar te maken.
2.3
In reactie op voormeld verzoek heeft NTSB [verzoekster] bericht dat zij geen verantwoordelijke is in de zin van artikel 35 Wbp, maar een bewerker. NAM heeft op 19 juli 2016 een ontvangstbevestiging aan [verzoekster] toegezonden.
2.4
Op 10 augustus 2016 heeft NAM [verzoekster] een brief en een aantal documenten overhandigd. In de brief is - onder meer - het volgende te lezen:
"Ter voldoening aan uw verzoek tot kennisneming van de verwerking van uw persoonsgegevens, bericht ik u het volgende.
De primaire vraag die is gesteld kan met 'ja' worden beantwoord. De NAM verwerkt uw persoonsgegevens. Dit betekent concreet dat wij u een kopie verstrekken van alle gegevens die wij van u hebben vastgelegd. Daar waar in de stukken persoonsgegevens van derden staan vermeld, hebben wij er voor gekozen deze gegevens onleesbaar te maken. Om die reden zijn diverse tekstgedeelten in de weergave van de e-mails zwart gemaakt.
U heeft gevraagd welke persoonsgegevens van u worden verwerkt. Van decategorieeigenaren en/of gebruikers van bouwwerken in aardbeving gerelateerd gebiedworden geen andere persoonsgegevens verwerkt dan:
NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats);
telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens;
een dossiernummer dat geen andere informatie bevat dan bedoeld onder a;
andere gegevens dan bedoeld onder c (het vorige lid) met het oog op de organisatie van de behandeling van de documenten (zoals de naam van de toegewezen contactpersoon);
gegevens met betrekking tot de schademelding, de waarderegeling, het nieuwbouwstimuleringsfonds, en het plaatsen van meetapparatuur, noodzakelijk voor de doeleinden van de gegevensverwerking;
gegevens met betrekking tot de waardering van onroerende zaken en kadastrale gegevens;
gegevens over de contacten met betrokkene, met het oog op de goede afhandeling van de taakstelling van de NAM;
financiële gegevens, waaronder bankrekeningnummer;
gegevens van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG);
gegevens met betrekking tot de feiten en omstandigheden waarop een bezwaarschrift, een klacht of een gerechtelijke procedure betrekking heeft, en de gegevens met het oog op de behandeling hiervan;
medische gegevens, voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van schademeldingen en de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte;
andere dan onder a tot en met k bedoelde gegevens waarvan de verwerking wordt vereist ingevolge of noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van wet- en regelgeving;
De formele doelstelling van de gegevensverwerking is als volgt geformuleerd: 'De gegevensverwerking is noodzakelijk voor de goede uitvoering van de wettelijke voorschriften in het gaswinningsproces en voor het gerechtvaardigd belang van de NAM, en heeft tot doel persoonsgegevens te verwerken die noodzakelijk zijn voor:
het in behandeling nemen en afhandelen van inspecties en het zonodig (laten) nemen van acties in het kader van schademeldingen en uitbetaling van toegewezen schadebedragen;
het in behandeling nemen en afhandelen van inspecties en het zonodig (laten) nemen van acties in het kader van bouwkundig versterken;
het in behandeling nemen en afhandelen van inspecties en het zonodig (laten) nemen van acties in het kader van de waarderegeling;
het in behandeling nemen en afhandelen van inspecties en het zonodig (laten) nemen van acties in het kader van het nieuwbouwstimuleringsfonds;
het in behandeling nemen en afhandelen van inspecties en het zonodig (laten) nemen van acties in het kader van het plaatsen van meetapparatuur;
het laten ontwerpen van rekenkundige modellen;
het laten ontwerpen van bouwkundige modellen en aspecten;
et laten uitvoeren van andere activiteiten die noodzakelijk zijn in het kader van het in behandeling nemen en afhandelen van meldingen en verzoeken inzake aardbevingen gerelateerde activiteiten;
het verstrekken van gegevens aan overheidsinstanties om te voldoen aan een wettelijke verplichting (artikel 8c Wbp) of, indien anderszins is toegestaan op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens, ter voldoening van de in de Samenwerkingsafspraken vastgelegde afspraken;
de uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen;
het archiveren en historisch en statistisch kunnen beschikken over gegevens om inzicht in de bevingsgevolgen te krijgen over een langere periode in tijd'.
De gegevens kunnen eveneens worden gebruikt voor het maken van statistische overzichten, voor beleids- of wetenschappelijk onderzoek, klanttevredenheidsonderzoeken, voor de interne bedrijfsvoering, de bedrijfsbeveiliging, het behandelen van klachten of geschillen, juridische procedures en voor accountantscontrole.
Verder heeft u gevraagd naar de 'ontvangers' van de gegevens. Dit zijn personen of organisaties buiten de NAM die een belang hebben bij het verstrekt krijgen van de persoonsgegevens, bijvoorbeeld omdat zij een taxatieonderzoek moeten gaan doen. Er worden nooit meer gegevens verstrekt dan noodzakelijk voor de specifieke werkzaamheden van de 'ontvanger'.
Aan welke ontvangers of categorieën van ontvangers worden de gegevens verstrekt?
degenen binnen de NAM die belast zijn met of leiding geven aan de onder 5.1 bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken (zoals de schade afhandeling, bouwkundig, versterken, leefbaarheid en duurzaamheid, Geomatics, financiële afdelingen en Legal);
Shell International B.V. en haar contractors;
door NAM ingeschakelde taxatiebureaus en haar contractors;
door NAM erkende in restauratie-methodieken gespecialiseerde architecten en adviseurs;
onderzoeksinstituten in het kader van wetenschappelijk onderzoek naar aardbevingen in relatie tot gaswinning in Noord-Nederland;
Ministerie van Economische Zaken en de Nationaal Coördinator Groningen;
Staatstoezicht op de Mijnen;
Technische Commissie Bodembeweging;
Onafhankelijk raadsman L. Klaassen;
Commissie bijzonder situaties;
Werkorganisatie DEAL-gemeenten;
Centrum Veilig Wonen B.V.;
gerechtelijke instanties, arbiters en deurwaarders;
anderen, in het geval bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Tot slot heeft u gevraagd naar de herkomst van de gegevens. Ik kan u berichten dat een deel van de gegevens van uzelf afkomstig is. U heeft namelijk uw persoonsgegevens kenbaar gemaakt bij het melden van de schade aan uw woning.
Een ander deel van de gegevens is afkomstig van de taxateur, nadat hij de schade bij u heeft opgenomen. De taxateur legt de gemelde schade vast in een rapportage en die rapportage wordt toegevoegd aan uw dossier. U heeft in het verleden een afschrift ontvangen van de door een taxateur of een andere ingeschakelde onderzoeker opgestelde rapportage.
Weer een ander deel is afkomstig van de contactpersonen (onder meer naar aanleiding van verzoeken) en de casemanagers, doorgaans betreft het informatie over het verloop van de afhandeling van de (schade)melding.
Tot slot kunnen het Kadaster en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen worden genoemd. Beide 'bronnen' hebben een eigen juridisch kader van het verstrekken van gegevens aan de NAM."
[…]
2.5
Nadien heeft [verzoekster] NAM verzocht om haar meer informatie te verstrekken. Op (onder andere) 14 september 2016 heeft NAM een e-mail naar [verzoekster] gestuurd, waarin onder meer het volgende is te lezen:
"Zoals in de eerdere e-mail beschreven ben ik bezig om de verschillende documenten, waar nog beschikbaar, boven water te krijgen. Zodra ik de documenten in mijn bezit heb, zal ik u nader gaan informeren. Dit betekent concreet dat ik nu nog niet beschik over de documenten, maar ik de verwachting heb dit ik binnenkort wel over enkele aanvullende documenten kan gaan beschikken. Op dat moment maak ik graag met u een andere afspraak over het toesturen van de stukken."
[…]
2.6
Op 28 september 2016 heeft NAM nogmaals een e-mail naar [verzoekster] gestuurd, met onder meer de volgende inhoud:
"In het kader van de eerdere contacten en mijn tussentijdse berichten, het volgende.
Ik heb de fotobladen gevonden zoals deze worden vermeld op de datum van 04-09-2014 in het logboek van NSTB. Het document bevat totaal 43 foto's en is gebruikt voor de calculatie door JBG BV. Deze fotobladen zijn u mogelijk eerder toegestuurd, zoals is opgenomen in het logboek op de datum van 19-09-2014.
Ik heb het onderliggende rapport van de Octa-adviseur gevonden, zoals vermeld wordt in het eerdere overzicht (logboek) op de datum van 19-06-2015. De in de bewuste email genoemde foto's heb ik nog niet kunnen vinden, maar deze vraag staat nog open bij de bronhouder. De foto's zouden zijn toegestuurd met We-transfer, maar zijn niet te vinden in het informatiesysteem NAM/CRM.
Verder is er het rapport van Dekra met in totaal 113 foto's, zoals vermeld in het logboek op de datum van 01-10-2015. Ook dit document zal ik aan u toesturen.
Ik heb aangenomen dat u al in het bezit bent van het bouwkundig rapport uit 2005."
[...]
2.7
Diezelfde dag heeft NAM een aantal documenten per e-mail naar [verzoekster] gezonden. Op 4 oktober 2016 reageerde [verzoekster] op voormelde e-mails als volgt:
"We zijn weer een stapje verder.
Ik mis nog steeds een reactie van u over het opvragen van alle correspondentie, gespreksverslagen, gemaakte foto's etc van de NSTB over de periode 2014-2016. Zoals ik maandag 22 augustus al meldde is er alleen een uitdraai van de notities van NSTB aangeleverd."
2.8
Op 18 oktober 2016, door de griffie op 19 oktober 2016 ontvangen, heeft [verzoekster] een verzoekschrift ingediend als bedoeld in artikel 46 Wbp. Op 9 december 2016, ontvangen door de griffie op 12 december 2016, heeft NAM een verweerschrift ingediend.
2.9
Nadien heeft NAM [verzoekster] nogmaals een aantal documenten overhandigd, waaronder een CRM-lijst, het expertiserapport Vergnes Expertise BV, het rapport W2N Engineers, kopieën van e-mailberichten en een rapport van Octa adviseurs.

3.Het verzoek en het verweer

3.1
[verzoekster] verzoekt - samengevat weergegeven- uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank NAM als verantwoordelijke van een verzameling persoonsgegevens veroordeelt:
I. om aan mevrouw [verzoekster] tegen vergoeding van de kosten een volledig overzicht van de persoonsgegevens, een omschrijving van het doel of doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van gegevens kenbaar te maken in een schriftelijke mededeling;
II. om [verzoekster] schriftelijk mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens uit het bestand aan derden zijn verstrekt en, zo ja, aan wie;
III. tot betaling van een dwangsom van € 2.500,00 althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor iedere overtreding van de onder I en II van dit verzoekschrift verzochte bevelen, of, naar keuze van mevrouw [verzoekster] , van € 2.500,00 voor iedere dag of deel daarvan dat NAM met de gehele of gedeeltelijke nakoming van die bevelen in gebreke blijft;
IV. in de kosten van dit geding;
3.2
Aan haar verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat NAM niet aan haar verplichting ex artikel 35 Wbp heeft voldaan. NAM heeft slechts een deel van de documenten verstrekt en heeft derhalve niet een 'volledig overzicht' van de verwerkte persoonsgegevens verstrekt als bedoeld in artikel 35 Wbp.
3.3
NAM voert daartegen primair het verweer dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk is omdat [verzoekster] deze te laat heeft ingediend. Op 10 augustus 2016 is de zes weken termijn van artikel 46 Wbp ingegaan voor het indienen van het verzoekschrift. [verzoekster] heeft pas op 18 oktober 2016 een verzoekschrift ingediend en is derhalve te laat. Subsidiair voert NAM aan dat zij heeft voldaan aan het verzoek van [verzoekster] ex artikel 35 Wbp. Op 10 augustus 2016 heeft zij aan [verzoekster] op een volledig, adequate en begrijpelijke wijze kennis gegeven in de opgevraagde gegevens. Uit bestendige jurisprudentie kan worden afgeleid dat de Wbp niet voorziet in een recht op inzage in alle stukken waarin persoonsgegevens zijn opgenomen. Voor zover [verzoekster] meent ook inzage te moeten hebben in de aantekeningen van digitale concepten stelt NAM dat deze niet onder de reikwijdte van artikel 35 Wbp vallen. Uit vaste rechtspraak blijkt dat het inzagerecht zich niet uitstrekt tot interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijk instelling bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad.

4.De beoordeling

Termijn instellen verzoekschrift

4.1
NAM stelt zich primair op het standpunt dat [verzoekster] het verzoekschrift te laat bij de rechtbank heeft ingediend en daarom niet-ontvankelijk is. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
4.2
Een verzoek aan de rechtbank om de verantwoordelijke te bevelen alsnog een verzoek als bedoeld in - onder andere - artikel 35 Wbp toe te wijzen, moet worden ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verantwoordelijke of - indien de verantwoordelijke niet binnen de gestelde termijn heeft geantwoord - binnen zes weken na afloop van die termijn (artikel 46 Wbp).
4.3
Niet in geschil is dat [verzoekster] een verzoek als bedoeld in artikel 35 Wbp op 17 juli 2016 aan NAM heeft gedaan. Ook is niet in geschil dat NAM voor het eerst op 10 augustus 2016 inhoudelijk op dit verzoek heeft gereageerd. Verder stelt de rechtbank vast dat partijen nadien meerdere malen hebben gecorrespondeerd over het verstrekken van meer informatie aan [verzoekster] . Zo heeft NAM op 14 september 2016 een e-mail naar [verzoekster] gestuurd waarin zij onder meer heeft geschreven dat zij bezig was om verschillende documenten boven water te krijgen, dat [verzoekster] daarover nader zou worden geïnformeerd en NAM graag te zijner tijd een afspraak met [verzoekster] wil maken over het toesturen van de stukken. Vervolgens heeft NAM op 28 september 2016 nogmaals een e-mail naar [verzoekster] gestuurd met de mededeling dat zij nog een aantal documenten heeft gevonden, die zij diezelfde dag naar [verzoekster] heeft gestuurd. Dit betrof, nu NAM dit niet heeft weersproken, de laatste e-mail van NAM aan [verzoekster] .
4.4
NAM zou kunnen worden gevolgd in haar stelling dat de termijn van zes weken op 10 augustus 2016 is aangevangen, indien zij na 10 augustus 2016 geen verder gehoor had gegeven aan het verzoek van [verzoekster] . Nu NAM na 10 augustus 2016 nog nader onderzoek heeft verricht voor [verzoekster] , haar dat heeft medegedeeld, en vervolgens voor het laatst op 28 september 2016 aanvullende stukken naar [verzoekster] heeft gestuurd die betrekking hebben op het verzoek, is de termijn van zes weken naar het oordeel van de rechtbank eerst op laatstgenoemde datum aangevangen. Aangezien [verzoekster] op 18 oktober 2016 het verzoek bij de rechtbank heeft ingediend, is zij ontvankelijk in haar verzoek.
Verzoek verstrekken overzicht verwerkte persoonsgegevens
4.5
[verzoekster] heeft haar verzoek gegrond op artikel 35 Wbp. De Wbp strekt ter uitvoering van de Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens van 24 oktober 1995, Pb. EG L 281 (TK 1997-1998, 25 892, nr. 3, p. 157-158) en moet conform deze richtlijn worden uitgelegd (Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3529).
4.6
Ingevolge artikel 35 lid 1 Wbp heeft de betrokkene het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Artikel 35 lid 2 Wbp bepaalt vervolgens dat, indien zodanige gegevens worden verwerkt, de mededeling een volledig overzicht daarvan bevat in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.
4.7
Partijen zijn in onderhavige procedure in geschil over het antwoord op de vraag of NAM een 'volledig overzicht' heeft verstrekt als bedoeld in voormeld artikel. Voor de beantwoording van de vraag wat de omvang is van het inzagerecht als bedoeld in artikel 35 Wbp (en ook artikel 12 van de richtlijn) zijn onder andere prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie (hierna: Hof). Het Hof vermeldt in haar uitspraak van 17 juli 2014 (Hof van Justitie van de Europese Unie, 17 juli 2014, ECLI:EU:C:2014:2081) dat de richtlijn de lidstaten verplicht te waarborgen dat iedere betrokkene van de voor de verwerking van persoonsgegeven verantwoordelijke verstrekking kan verkrijgen van alle hem betreffende gegevens van deze aard die deze verantwoordelijke verwerkt en dat zij het aan de lidstaten over laat om te bepalen welke concrete materiële vorm die verstrekking moet krijgen, mits deze 'begrijpelijk' is. Dat wil zeggen dat de betrokkene daardoor in staat wordt gesteld kennis te nemen van die gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met deze richtlijn, opdat die betrokkene eventueel de hem bij de artikelen 12, sub b en c, 14, 22 en 23 daarvan verleende rechten kan uitoefenen. Voor zover aan de met dat recht op inzage nagestreefde doelstelling volledig kan worden voldaan met een andere vorm van verstrekking, kan de betrokkene dus noch aan artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46 noch aan artikel 8, lid 2, van het Handvest het recht ontlenen om een afschrift te verkrijgen van het originele document of bestand waarin die gegevens staan. Teneinde de betrokkene geen toegang te geven tot andere informatie dan de hem betreffende persoonsgegevens, kan hij een afschrift krijgen van het originele document of bestand waarin die ander informatie onleesbaar is gemaakt.
4.8
De Hoge Raad oordeelde dat de verantwoordelijke bij de voldoening aan de door artikel 35 lid 2 Wbp op haar gelede verplichting om aan de betrokkene een volledig overzicht van de verwerkte persoonsgegevens te verschaffen niet mag volstaan met de verstrekking van globale informatie, doch zal zij alle relevante informatie over de betrokkene moeten verschaffen, hetgeen, afhankelijk van de omstandigheden, vaak zal kunnen - en zo nodig op aanwijzing van de rechter zal moeten - gebeuren door het verstrekken van afschriften, kopieën of uittreksels. Verder overwoog de Hoge Raad in dat arrest dat het in artikel 35 Wbp gebruikte begrip 'volledig overzicht' veeleer als een ruime aanduiding van de verplichting tot het verschaffen van de gegevens en niet als een beperking moet worden beschouwd (Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3529). Wel is het zo dat het inzagerecht zich niet uitstrekt tot interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad, tenzij op grond van die notities een definitief rapport wordt opgemaakt (vgl. Hoge Raad 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4196, Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4664, Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3529).
4.9
Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt. Ter onderbouwing van de stelling van NAM dat zij een volledig overzicht aan [verzoekster] heeft verschaft en daarmee volledig aan het verzoek ex artikel 35 Wbp tegemoet is gekomen, verwijst zij naar haar brief van 10 augustus 2016 en de nadien overgelegde CRM-lijst. [verzoekster] betwist dat NAM daarmee een volledig overzicht heeft verstrekt. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek heeft [verzoekster] dit nader toegelicht en heeft onder verwijzing naar de CRM-lijst (die NAM eerst na het indienen van het verzoekschrift aan [verzoekster] heeft verstrekt) en het door haar als productie 8 overgelegde overzicht gesteld dat zij van de zestien contactmomenten die daarop voorkomen, de stukken c.q. informatie over negen van die contactmomenten niet heeft ontvangen en dat deze stukken c.q. informatie nog ontbreken, hetgeen NAM niet (gemotiveerd) heeft betwist. NAM stelt echter dat zij niet gehouden is om deze stukken te overleggen c.q. daarover informatie te verschaffen, omdat zij door middel van haar brief van 10 augustus 2016 en CRM-lijst al een 'volledig overzicht' heeft verstrekt.
4.1
De brief van 10 augustus 2016 van NAM voldoet echter naar het oordeel van de rechtbank niet aan de vereisten van een 'volledig overzicht' van de verwerkte persoonsgegevens, nu daaruit niet genoegzaam blijkt welke persoonsgegevens concreet over [verzoekster] zijn opgenomen en in welke vorm. Datzelfde geldt voor de nadien verstrekte CRM-lijst. Beide documenten bevatten naar het oordeel van de rechtbank te globale en niet voldoende begrijpelijke informatie, waardoor [verzoekster] niet in staat kan worden gesteld kennis te nemen van de verwerkte persoonsgegevens en te controleren of deze juist zijn verwerkt. In zoverre getuigt de stelling van NAM dat met het overleggen van de brief van 10 augustus 2016 dan wel de CRM-lijst is voldaan aan het verzoek van artikel 35 Wbp, van een onjuiste uitleg van dit artikel.
4.11
Voorts gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van NAM dat het inzagerecht van artikel 35 Wbp zich niet uitstrekt tot interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend zijn bedoeld voor intern overleg en beraad, nu NAM niet concreet heeft gesteld dat de documenten die betrekking hebben op de onder acht tot en met zestien geformuleerde contactmomenten, interne notities zijn. Het had op de weg gelegen van NAM om dit nader te motiveren. Nu zij dat heeft nagelaten, houdt de rechtbank het er voor dat de documenten die betrekking hebben op de contactmomenten acht tot en met zestien, geen interne notities zijn.
4.12
Aangezien uit de door [verzoekster] als productie 8 overgelegde lijst en de daarop ter zitting gegeven toelichting blijkt - nu NAM dat onvoldoende heeft betwist - dat zij de relevantie informatie over de onder acht tot en met zestien genoemde contactmomenten niet heeft ontvangen, en NAM door middel van haar brief van 10 augustus 2016 en de CRM-lijst over deze contactmomenten ook niet voldoende informatie heeft verschaft, is het verzoek van [verzoekster] toewijsbaar voor zover het betrekking heeft op deze contactmomenten. NAM zal derhalve alle relevante informatie over [verzoekster] moeten verschaffen met betrekking tot de in productie 8 onder acht tot en met zestien geformuleerde contactmomenten, hetgeen zal kunnen gebeuren door het verstrekken van afschriften of kopieën. In zoverre zal het verzoek onder I worden toegewezen, met dien verstande dat NAM binnen zes weken een overzicht van de persoonsgegevens dient te verstrekken die zijn verwerkt in de stukken die worden genoemd onder punt acht tot en met zestien van de door [verzoekster] als productie 8 overgelegde lijst dan wel die zijn verwerkt in de stukken die betrekking hebben op contactmomenten die worden genoemd onder punt acht tot en met zestien van de door [verzoekster] als productie 8 overgelegde lijst.
4.13
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd als hierna in het dictum vermeld.
4.14
Het verzoek van [verzoekster] zoals dat geformuleerde is onder punt II, wijst de rechtbank af. Naar het oordeel van de rechtbank heeft NAM door middel van haar brief van 10 augustus 2016 reeds voldaan aan dat verzoek. [verzoekster] heeft ook niet nader gemotiveerd waarom daarmee niet voldaan is aan artikel 35 Wbp en welke gegevens volgens haar thans nog ontbreken.
4.15
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal NAM worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
veroordeelt NAM om binnen zes weken na betekening van deze beschikking en tegen vergoeding van de kosten aan [verzoekster] in een schriftelijke mededeling kenbaar te maken:
 een volledig overzicht van de persoonsgegevens die zijn verwerkt in de volgende stukken dan wel die zijn verwerkt in de stukken die betrekking hebben op de volgende contactmomenten (punt 8 tot en met 16 van productie 8):
 mail naar NSTB (16 april 2015);
 GD overleg met AV en mail naar SB voor status van dossier (11 mei 2015);
 GD Bouwkundig rapport uit 2005 ontvangen en mail gestuurd naar acc. man (12 mei 2015);
 GD contact met acc.man ivm achterliggende mailwisseling inzake contra. Acc.man stuurt mail op. KN op de hoogte brengen (13 mei 2015);
 NT status naar XXX gemaild tbv gesprek met XXX (10 juli 2015);
 GD status en dossier overdracht naar SB dmv mail. Dossiermap op nas server gezet (13 juli 2015);
 NT orde brengen in dossiers XXX in excell bestand, casemanagers, contra's opzoeken en rapporten contra en NSTB (17 juli 2015);
 RB mail aan XXX status update voortgang en bevestiging gemaakte afspraken (24 september 2015);
 EVG contra bespreking (4 februari 2016);
 een omschrijving van het doel of doeleinden van de verwerking;
 de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft;
 de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van gegevens.
5.2
veroordeelt NAM om aan [verzoekster] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag of deel daarvan dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, in totaal tot een maximum van € 50.000,00;
5.3
veroordeelt NAM in de kosten van dit geding, aan de zijde van [verzoekster] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 288,00 aan griffierecht en € 904,00 voor salaris van gemachtigde;
5.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Molema en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2017. [1]

Voetnoten

1.typ: 29815