3.2.Aan hun vorderingen leggen [eisende partij] ., samengevat, ten grondslag dat zij schade hebben geleden door aardbevingen die zijn ontstaan door de gaswinning.
Ten aanzien van
NAMhebben [eisende partij] . het volgende aangevoerd:
Primair rust op NAM een risicoaansprakelijkheid op grond van artikel 6:177 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De omstandigheid dat NAM exploiteert op basis van een vergunning, vrijwaart haar niet voor kwalitatieve aansprakelijkheid dan wel aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Subsidiair stellen [eisende partij] . NAM dan ook aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. NAM heeft namelijk toerekenbaar in strijd met artikel 33 van de Mijnbouwwet gehandeld. Ingevolge dat artikel rust er op de exploitant een specifieke zorgplicht.
Die zorgplicht vereist een inspanning van de vergunninghouder om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat door zijn activiteiten enigerlei schade wordt berokkend. De zorgplicht is eveneens terug te vinden in de artikelen 40, 44 en 45 van de Mijnbouwwet. Ondanks de vele verzoeken van [eisende partij] . heeft NAM geen concrete actie ondernomen om alle schade te vergoeden of om naar een definitieve oplossing te zoeken om [eisende partij] . schadeloos te stellen. NAM heeft, integendeel, het proces getraineerd zonder echt te luisteren naar [eisende partij] . Door dit onrechtmatig handelen van NAM is schade ontstaan, welke toerekenbaar is aan NAM. NAM heeft zich in het geheel niet de belangen van [eisende partij] . aangetrokken bij de gaswinning. Er is voldaan aan het relativiteitsvereiste, nu de geschonden norm strekt tot het voorkomen van de schade die [eisende partij] . geleden hebben . Naast het voorgaande heeft NAM inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eisende partij] . ex de artikelen 5:1 jo. 5:20 BW. De eigendom van het onroerend goed van [eisende partij] . omvat mede de daaronder bevindende aardlagen. Door de gaswinning komen deze aardlagen in beweging, waardoor schade aan de woning is ontstaan. NAM is derhalve aansprakelijk voor de (gevolg)schade die door de inbreuk op het eigendomsrecht van [eisende partij] . is ontstaan.
Waar hetEBNbetreft, hebben [eisende partij] . gesteld dat mede-exploitanten naast elkaar hoofdelijk aansprakelijk zijn (artikel 6:182 BW jo. artikel 6:177 BW). EBN kwalificeert als mede-exploitant, althans als gebruiker van de mijnbouwwerken, nu zij op basis van artikel 87 jo. artikel 95 van de Mijnbouwwet profiteert van de opbrengst van de gaswinning. NAM is verplicht om 40% van de opbrengsten af te staan aan EBN en daarmee aan de Staat der Nederlanden. Aldus kan EBN als mede-exploitant worden aangemerkt. [eisende partij] . hebben voorts gewezen op de uitspraak van deze rechtbank van 5 oktober 2016 (ECLI:NL:RBNNE:2016:4402), waarin is bepaald dat EBN de ten behoeve van de maatschap geëxploiteerde mijnbouwwerken mede in gebruik heeft en daarom exploitant in de zin van artikel 6:177 lid 2 onder b BW is. EBN is derhalve, net als NAM, primair risico-aansprakelijk voor de bij [eisende partij] . door de aardbevingen ontstane schade. Subsidiair is EBN aansprakelijk op grond van onrechtmatig handelen, waarbij wordt verwezen naar hetgeen hierover is opgemerkt bij NAM. Met betrekking tot
de maatschapstellen [eisende partij] . dat zij zelfstandige dragers van rechten en verplichtingen zijn en derhalve ook zelfstandig en onrechtmatig kan handelen. De maatschap betreft een samenwerkingsconstructie die volledig verantwoordelijk is voor de exploratie en exploitatie van het Groningse gasveld. Nu de maatschap deze verantwoordelijkheid draagt, is zij ook aan te merken als mede-exploitant en bijgevolg risico-aansprakelijk op basis van artikel 6:177 jo. 6:182 BW. Subsidiair is de maatschap aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW, waarbij wordt verwezen naar hetgeen hierover is opgemerkt bij NAM.
Ten aanzien van
de Staat, stellen [eisende partij] . dat hij meerdere rollen bekleedt in het proces van de gaswinning. De staat is vergunningverstrekker, toezichthouder, maar ook door middel van EBN betrokken als exploitant in de maatschap. Daarnaast heeft de Staat een rol in het schade-afhandelingsproces door via de Minister CBS in het leven te hebben geroepen.
Een overheid die toerekenbaar nalaat te anticiperen, dan wel op vroege berichten nalaat adequaat te reageren en verzuimt de nodige maatregelen te nemen, is op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk als schade optreedt. Een zodanige plicht tot het nemen van veiligheidsmaatregelen blijkt onder andere uit het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL3262 (Vuurwerkramp Enschede). De Staat heeft zich laten bijstaan door adviesorganen en heeft talloze onderzoeken uitgevoerd naar de relatie tussen gaswinning en aardbevingen. De Staat heeft echter geen maatregelen genomen om een gevaar, dat door gaswinning ontstaat, te voorkomen, maar - integendeel - de gaswinning stevig doorgezet. De Staat is al sinds 1993 bekend, althans had bekend moeten zijn, met de gevaren van gaswinning alsmede met de aard en de ernst van de potentiële schade, waarbij er een aanzienlijke kans was op verwezenlijking van het gevaar. De Staat heeft nagelaten om tijdig en effectief passende maatregelen te treffen. Ondanks dat [eisende partij] . meermalen bij meerdere overheidsinstanties aan de bel hebben getrokken, kregen zij overal nul op het rekest. Ten onrechte heeft de Staat daarbij naar NAM verwezen. De Staat is ook aansprakelijk voor de bij [eisende partij] . ontstane schade, nu hij is tekort geschoten in zijn zorgplicht. De aansprakelijkheid van de Staat vindt haar grondslag tevens in de artikelen 2, 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Conform artikel 2 van het EVRM hebben [eisende partij] . recht op een veilig leven, maar zij voelen zich al jaren niet meer veilig in de woning en de leefomgeving. De Staat heeft geen enkele actie ondernomen om het leven van [eisende partij] . veiliger te maken, maar - sterker nog - bewerkstelligd dat de veiligheid nog verder achteruit ging. Er kan dagelijks nog een aardbeving plaatsvinden en de angst daarvoor grijpt diep in in het leven van [eisende partij] . Bovendien heeft het hele schadeafhandelingstraject, waar de overheid via CBS een grote rol in speelde, zijn weerslag gehad op de psychische gezondheid van [eisende partij] . [eisende partij] . zijn gediagnosticeerd met PTTS. Aldus heeft de Staat ook artikel 3 van het EVRM geschonden evenals artikel 8. De Staat heeft de gasproductie namelijk opgevoerd, hetgeen grote impact heeft op het gezinsleven van [eisende partij] .
[eisende partij] . hebben zich ter zake van het causale verband tussen de door hen geleden schade en de gaswinning beroepen op omkering van de bewijslast, aangevoerd dat het bewijsvermoeden van toepassing is en dat het leerstuk van de omkeringsregel hier van toepassing is. Waar het gaat om de omkering van de bewijslast, hebben [eisende partij] . gesteld dat zij afhankelijk zijn van de onderzoeken die door gedaagden zijn ingesteld. Dergelijke onderzoeken kunnen in redelijkheid niet van [eisende partij] . gevergd worden. Gegeven de grote ongelijkheid in partijen, is een omkering van de bewijslast op grond van de redelijkheid en billijkheid gerechtvaardigd. [eisende partij] . hebben, waar het gaat om het bewijsvermoeden, gewezen op een amendement dat in de Mijnbouwwet zal worden opgenomen. Dat amendement heeft zich inmiddels vertaald in het bewijsvermoeden van artikel 6:177b BW en [eisende partij] . beroepen zich hierop. Ook hebben [eisende partij] . verwezen naar de hiervoor al aangehaalde uitspraak van deze rechtbank van 5 oktober 2016 (ECLI:NL:RBNNE:2016:4402). [eisende partij] . beroepen zich ten slotte op de omkeringsregel, nu gedaagden een specifieke zorgplicht hebben geschonden die strekt tot het beschermen tegen een bepaald gevaar, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt. Dit betreft de zorgplicht van artikel 33 Mbw. De schade van [eisende partij] . bestaat in ieder geval uit zaakschade, herstelschade, waardevermindering, tijdelijke huisvesting, ontruiming van de gebouwen, tijdelijke opslag ten tijde van herstel en versterking, immateriële schade in de zin van psychische schade, inkomstenderving door schadeherstel bij buren, schade door privacyschending en verlies van woongenot.
Bij wijze van bevoorschotting vorderen [eisende partij] . een bedrag van € 149.214,00, zijnde
€ 32.714,-- conform het rapport van Vergnes, vermeerderd met € 116.500,00, zijnde het verschil in WOZ-waarde van de woning tussen 2005 (€ 224.500,00) en 2015 (€ 108.000,00).