1.11.Bij primair besluit van 24 oktober 2013 heeft verweerder een partieel handhavingsbesluit genomen waarbij het zonder vergunning oprichten en in werking hebben van een scheepswerf onder voorwaarden wordt gedoogd onder het gelijktijdig opleggen van lasten onder dwangsom. In dit besluit worden geen voorwaarden meer gesteld met betrekking tot geluid.
Aan het gedoogbesluit heeft verweerder de navolgende voorwaarden verbonden:
1. Bedrijfstijden
Binnen de inrichting mogen van maandag tot en met zaterdag:
- uitsluitend tussen 7.00 en 23.00 uur werkzaamheden in hal 1 en hal 4; en,
- uitsluitend tussen 7.00 en 19,00 uur werkzaamheden op het buitenterrein
(kade/helling) worden verricht.
Op zondag mogen:
- uitsluitend tussen 12.00 en 19.00 uur werkzaamheden in hal 1 en hal 4 en op het
buitenterrein (kade/helling) worden verricht (1.1.2 uit de ontwerp-beschikking).
2. Instructie
Degens die de inrichting drijft is verplicht aan alle in de inrichting werkzame
personen, inclusief binnen de inrichting werkzaam zijnde derden, een (schriftelijke)
instructie te verstrekken. Het doel van de instructie is gedragingen hunnerzijds uit
te sluiten die het gevolg zouden kunnen hebben dat de inrichting niet
overeenkomstig deze beschikking en haar voorwaarden in werking is. Er moet door
leidinggevenden toezicht worden gehouden op het naleven van deze instructie.
(strekking 1.1.3 uit de ontwerpbeschikking).
3. Deuren hallen
Tijdens werkzaamheden in de hallen 1 en 4 moeten de grote deuren gesloten zijn.
Deze mogen alleen worden geopend voor het doorlaten van goederen en grote
werkstukken (o.a. scheepssecties). De loopdeuren mogen uitsluitend worden
geopend voor het doorlaten van personen (6.2.3 uit de ontwerp-beschikking).
4. Audioapparatuur
Het geluid afkomstig van de binnen de inrichting in gebruik zijnde audioapparatuur
mag ter plaatse van de omliggende woningen van derden niet als zodanig
hoorbaar zijn (6.2.5 uit de ontwerp-beschikking).
5. Tewaterlating
Het bevoegd gezag en eigenaren/gebruikers van de omliggende bedrijven en
woningen binnen een afstand van tenminste 150 meter van de grens van de
inrichting, moeten uiterlijk twee dagen voor de aanvang van tewaterlatingen
daarover schriftelijk of per e-mail, worden geïnformeerd.
De vergunninghouder dient adequate maatregelen te treffen opdat overlast voor de
omgeving wordt voorkomen (6.2.6 en 11.1.1 uit de ontwerp-beschikking).
Vergunninghouder dient door het nemen van organisatorische en technische
maatregelen hinder ten gevolge van door toepassing van de vrijeval-/glijmethode
ontstane vloedgolf jegens derden te voorkomen (11.1.2 in de ontwerpbeschikking).
Vergunninghouder dient, om trillinghinder bij derden te beperken, te voorkomen dat
een schip na de tewaterlating tegen de oever aan de overzijde van de hellingkade
stoot of beukt (11.1.3 uit de ontwerp-beschikking).
6. Laswerkzaamheden
Lichtverschijnselen als gevolg van het lassen moeten zodanig zijn afgeschermd dat
de vlamboog (lasboog) bij de woningen van derden gelegen buiten de inrichting
niet zichtbaar is (7.1.1 uit de ontwerp-beschikking).
7. Terreinverlichting
De in de inrichting aangebrachte of gebruikte terreinnverlichting moet zodanig zijn
afgesteld dan wel zijn afgeschermd dat er geen directe lichtstraling bij woningen
van derden kan optreden.
Buiten de bedrijfstijden dient de terreinverlichting te worden gedimd zodanig dat geen directe lichtstraling buiten de inrichting kan optreden (7.1.2 uit de ontwerp-beschikking).
8. Extra verlichting
Op het buitenterrein (kade/helling) mag extra verlichting worden toegepast wanneer dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van de werkzaamheden en geen hinder veroorzaakt voor de omgeving buiten het bedrijfsterrein (7.1.3 uit de ontwerp-beschikking).
9. Verspreiding stof
De emissies van stof die vrijkomen bij het uitvoeren van fijnverspanende bewerkingen aan metalen in de buitenlucht, moeten worden gereduceerd door het plaatsen van een doelmatige omkapping (bijv. stellingen met zeildoek) van geschikt materiaal (9.3.1 uit de ontwerp-beschikking).
10. Verwaaien verf
Bij te verrichten werkzaamheden in de open lucht, waarbij bij verfspuiten verwaaien van verf kan optreden, voorkomt dan wel beperkt de vergunninghouder de emissies naar de lucht door het treffen van organisatorische en/of technische maatregelen. Deze maatregelen bestaan ten minste uit:
- het toepassen van airless spuiten;
- doelmatig afschermende voorzieningen (fijnmazige netten) gebruiken bij
werkzaamheden op of langs de helling;
- een schriftelijke werkdiscipline die bij de werknemers bekend is;
- het aanwezig zijn van een dok-/hellingvloerdiscipline (10.1.2 uit de ontwerp-beschikking).
Indien verwaaiing c.q. verspreiding van verfdeeltjes buiten de inrichting optreedt dan wel dreigt op te treden, moeten de verfspuitwerkzaamheden onmiddellijk worden gestaakt. Bij een windkracht hoger dan 6 Bft legt de vergunninghouder alle verfspuitwerkzaamheden stil (10.1.3 uit de ontwerp-beschikking).
In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat ter zake van overtreding van één of meer van de voormelde voorwaarden een dwangsom aan derde-belanghebbenden wordt opgelegd.
De dwangsom bedraagt:
A. € 1.000,-- (zegge: duizend euro) per constatering per dag:
- in geval van overtreding van voorwaarde 1 (bedrijfstijden);
- in geval van overtreding van voorwaarde 3 (deuren hallen);
- in geval van overtreding van voorwaarde 5 (te waterlating);
- in geval van overtreding van voorwaarde 10 (verwaaien verf);
met een maximum van € 10,000,-- (zegge: tienduizend euro) per voorwaarde.
B. € 500.-- (zegge: vijfhonderd euro) per constatering:
- in geval van overtreding van voorwaarde 2 (instructie);
- in geval van overtreding van voorwaarde 4 (audioapparatuur);
- in geval van overtreding van voorwaarde 6 (laswerkzaamheden);
- in geval van overtreding van voorwaarde 7 (terreinverlichting);
- in geval van overtreding van voorwaarde 8 (extra verlichting);
- in geval van overtreding van voorwaarde 9 (verspreiding stof);
met een maximum van € 5.000,-- (zegge: vijfduizend euro) per voorwaarde.