Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
agreementtemporary separationgesloten. In deze schriftelijke overeenkomst staat onder meer vermeld:
'een situatie waarin [de voormalig echtgenote van eiser] en hij van tafel en bed gescheiden leefden.'Vervolgens heeft [de voormalig echtgenote van eiser] in het voorjaar van 2001 ook daadwerkelijk een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank, welk verzoek heeft geleid tot het uitspreken van de echtscheiding op 17 oktober 2001 (zie 1.1). Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat eiser en [de voormalig echtgenote van eiser] in 2002 duurzaam gescheiden leefden. Daarom kunnen zij niet als partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet IB 2001 worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat het huwelijk van eiser en [de voormalig echtgenote van eiser] pas op 11 juni 2003 is ontbonden, maakt het voorgaande niet anders, juist omdat de wettelijke omschrijving aanknoopt bij de feitelijke leefsituatie.
toerekeningterecht komt in de aanslag van een ander (zie 6.2 en 6.3). Degene om wiens inkomen of vermogen het gaat, zou dan niet in rechte kunnen opkomen tegen de wijze waarop zijn inkomen of vermogen wordt belast (zij het dat die belasting plaatsvindt bij de ander). Van cruciaal belang hierbij is dat de wetgever daarbij steeds als uitgangspunt heeft genomen, dat er voor de toerekening die veroorzaakt dat het inkomen of vermogen bij de ander wordt belast, een wettelijke basis bestaat (vgl. Hof Den Bosch 7 januari 2016, ECLI:NL:GHSHE: 2016:10). Dit blijkt ook duidelijk uit de gegeven voorbeelden in de wetsgeschiedenis: het betreft daar steeds toerekening tussen partners onderling of van minderjarige kinderen aan hun ouders; situaties waarin de wet voorzag (en overigens nog steeds voorziet, zie artikel 2.15 en 2.17 van de Wet IB 2001) in toerekening.
van eiserin die aanslag begrepen; hoogstens is het inkomensbestanddeel
van[de voormalig echtgenote van eiser] zelfdaarin tot een te hoog bedrag in aanmerking genomen.
(mede-)belanghebbendebegrip uit artikel 26a van de AWR.
toepassing van de dwangsomregeling in deze zaak aansluiting moet worden gezocht bij het (mede-)belanghebbendebegrip uit artikel 26a van de AWR, dan wel bij het belanghebbendebegrip uit artikel 1:2 van de Awb. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.