Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Lokale heffingen” van de Programmabegroting 2014 van de gemeente Westerveld (de gemeente) bedragen voor het jaar 2014 de geraamde opbrengsten uit de rioolheffing € 2.695.500 (pagina 100). Dit bedrag bestaat uit een vast bedrag van 9.800 objecten maal € 150, ofwel € 1.470.000. Daarnaast bestaat dit bedrag uit een percentage van de WOZ-waarde, voor het jaar 2014 begroot op 0,0485438% van
€ 2.524.525.000, ofwel € 1.225.500.
Lokale heffingen” van de Programmabegroting 2014 van de gemeente
€ 1.783.000 exclusief btw en € 2.111.845 inclusief btw. Volgens Programma 8 “
Milieu”van de Programmabegroting bedragen de geraamde lasten ter zake van de rioolheffing
€ 1.546.000 exclusief btw (zie pagina 74). Het verschil tussen deze lasten en de in paragraaf A “
Lokale heffingen” geraamde lasten van € 1.783.000 bedraagt (afgerond) € 237.000. Dit verschil betreft het bedrag van de rente van € 237.786 over de egalisatiereserve riolering. Deze rente is in de Programmabegroting als een negatieve uitgaaf (in mindering op de lasten) opgenomen.
Overzicht van rioleringsuitgaven aangaande het jaar 2014” bedragen de totale geraamde bruto lasten € 2.933.286 (de lasten van € 2.111.845 inclusief btw vermeerderd met € 821.441 “
t.g.v. voorziening riolering”). Tot de geraamde lasten is een bedrag van € 809.792 aan totale kapitaallasten gerekend.
Overzicht van rioleringsuitgaven aangaande het jaar 2014” € 2.933.286. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 2.692.000 ter zake van de opbrengst uit de rioolheffing, een bedrag van € 3.500 ter zake van inkomsten uit inningskosten en een bedrag van € 237.786 als rente over de egalisatiereserve.
Verantwoording”staat als datum 30 september 2009 vermeld.
Voorziening riolering” van Hoofdstuk 6 “
Organisatie en financiën”het volgende:
In de gemeente Westerveld wordt gebruik gemaakt van een egalisatievoorziening riolering. Op basis van de gegevens uit dit gemeentelijk rioleringsplan is een berekening gemaakt van de ontwikkeling van deze voorziening. Daarbij is ervan uitgegaan dat de investeringen lineair worden afgeschreven. In de planperiode van dit gemeentelijke rioleringsplan zal de egalisatievoorziening van ca. € 1,6 miljoen in het begin tot € 4,2 miljoen in 2014. (zie tabel 7.3 van bijlage 1(rechtbank: bedoeld zal zijn tabel 7.8 van bijlage 1)
).
Nota reserves en voorzieningen & risico-inventarisatie/weerstandsvermogen 2008” staat op pagina 5 vermeld:
Nota reserves en voorzieningen 2013-2016”, vastgesteld op 28 januari 2013, is als bijlage 1 een toelichting op de dan aanwezig reserves gevoegd. Bij de egalisatiereserve riolering staat vermeld dat dit een bestemmingsreserve betreft en dat het benodigd saldo afhankelijk is van hetgeen is opgesteld in het GRP. Verder staat als “Bijzonderheden” vermeld:
Het laatst vastgestelde GRP loopt tot en met 2014, voor de periode daarna zal een nieuw GRP moeten worden vastgesteld. Afhankelijk van de uitkomsten van dit nieuwe GRP zal ook de hoogte van deze bestemmingsreserve worden beoordeeld. Vrijval van deze reserve mag niet ten gunste van de algemene middelen, alleen ter dekking van hogere uitgaven aan riolering”.
Beleid ten aanzien van de reserves”van deze nota staat:
Bestemmingsreserve
Volgens het nieuw vastgestelde BBV (juni 2013) zou deze reserve moeten worden opgenomen in een voorziening. Conform het raadsbesluit van 11 november 2014 vindt dit in 2015 plaats en wordt voor het eerst in de jaarrekening 2015 verwerkt. De bestemmingsreserve zoals deze nu nog is opgenomen heeft alle kenmerken van een voorziening en is volledig beklemd ten gunste van de riolering”.
1. Inleiding
“4.Argumenten
€ 150.000 geraamd voor het afkoppelen van hemelwater (zie de tabellen 6.5 en 7.2 van het GRP).
€ 4.357.000 zijn, zoals volgt uit de Programmaverantwoordingen voor die jaren, in de jaren 2010 tot en met 2014 de volgende bedragen (in € ) uitgegeven:
Het budget wordt in 2015 gebruikt in combinatie met wegen.”.Bij het restantbudget voor Mech/elektr installatie gemalen staat hierbij verder toegelicht: “
Het budget wordt in 2015 i.s.m. de gemeente Meppel besteedt aan telemetrie”.Het restantbudget voor Mech/elektr installatie riolering bevat verder de toelichting: “
Het budget wordt in 2015 besteedt aan het vervangen van telemetrie in samenhang met 4 gemeenten”. En verder staat vermeld bij het restantbudget voor afkoppelen hemelwater: “
De afronding vindt in het 1e kwartaal van 2015 plaats aan o.a. de Verwersweg”.
€ 200.000 per jaar, ofwel in totaal met € 800.000, te verlagen. In plaats van de in het GRP voor het jaar 2014 geraamde opbrengst uit de rioolheffing van € 2.892.000 is daarom volgens het “
Overzicht van rioleringsuitgaven aangaande het jaar 2014” voor het jaar 2014 een opbrengst uit de rioolheffing geraamd van € 2.692.000 (zie bij 1.7).
perceel” wordt verstaan: “
een roerende zaak of onroerende zaak (of een zelfstandig gedeelte daarvan)”. Onderdeel b van dit artikel bepaalt dat onder het begrip “
onroerende zaak”wordt verstaan: “
de onroerende zaak als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet Waardering Onroerende Zaken”.
een geheel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen, of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan, of in onderdeel d bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;”.
onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;”.
Overzicht van rioleringsuitgaven aangaande het jaar 2014” zijn geraamd op € 2.692.000. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat dit laatst vermelde bedrag in de Programmabegroting had moeten worden opgenomen, maar heeft hij heeft tevens erkend dat de Programmabegroting leidend is, zodat voor de raming van de baten voor de rioolheffing moet worden uitgegaan van een bedrag van € 2.695.500 als opbrengsten uit de rioolheffing. Bij de berekening van de totale baten moet volgens verweerder, zoals eiseres heeft gesteld, daarnaast rekening worden gehouden met een bedrag van € 3.500 aan inkomsten uit inningskosten. De rechtbank ziet geen aanleiding dit nadere inzicht van verweerder niet te volgen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de geraamde totale bruto baten in afwijking van het “
Overzicht van rioleringsuitgaven aangaande het jaar 2014” € 2.936.786 (€ 2.933.286 (zie bij 1.7) vermeerderd met € 3.500) bedragen en dat in zoverre de geraamde baten de geraamde lasten met een bedrag van € 3.500 overschrijden.
Nota reserves en voorzieningen & risico-inventarisatie/weerstandsvermogen 2008”, de bij 1.15 bedoelde “
Nota reserves en voorzieningen 2013-2016” en het raadsvoorstel dat heeft geleid tot het raadsbesluit van 11 november 2014 (zie bij 1.17). Dat de bestemmingsreserve in 2015 is omgezet in een voorziening, doet er volgens eiseres niet aan af dat in 2014 nog sprake was van een bestemmingsreserve.
Voorziening riolering” van het GRP (zie bij 1.12) op dat de dotaties aan de egalisatiereserve een rechtstreeks gevolg zijn van de in het GRP voorziene en opgenomen toekomstige investeringen. Verder wijst verweerder erop dat de ontvangen bedragen altijd binnen het product riolering zijn gebleven en deze ook altijd zijn aangewend voor het rioleringsdoel. Verweerder verwijst hierbij naar de bij 1.16 bedoelde toelichting op de Programmabegroting 2014. Daarnaast verwijst verweerder hierbij naar het raadsvoorstel dat heeft geleid tot het raadsbesluit van 11 november 2014 (zie bij 1.17), alsmede de omstandigheid dat de egalisatiereserve riolering overeenkomstig dit raadsbesluit ook daadwerkelijk is omgezet in een voorziening en dat het saldo van deze voorziening vervolgens volledig is aangewend voor het versneld afschrijven van de boekwaarde van de investeringen. Volgens verweerder kon de egalisatiereserve riolering niet zonder meer voor een ander doel worden aangewend, nu in de “
Nota reserves en voorzieningen 2013-2016” expliciet is vermeld dat de vrijval van de reserve niet ten gunste van de algemene middelen mag plaatsvinden, maar alleen ter dekking van hogere uitgaven aan riolering. Verweerder wijst er tot slot op dat de egalisatiereserve riolering aanvankelijk een voorziening was, die is omgezet in een bestemmingsreserve. Naast de bij 1.13 bedoelde overwegingen, speelde bij deze omzetting het (later onjuist gebleken) inzicht van de gemeente in de destijds geldende wettelijke regelingen en comptabiliteitsvoorschriften een doorslaggevende rol. Dit inzicht ontleende de gemeente aan het BBV zoals dat toen luidde, waaruit de gemeente afleidde dat het beter was dat de voorziening riolering een bestemmingsreserve zou worden, zodat hierin zowel de met de rioolheffing verkregen gelden als de uit de algemene reserve gedane toevoeging zou kunnen worden opgenomen. Daarnaast gold toen voor de rioolheffing artikel 229b van de Gemeentewet, waarin stond dat onder lasten ter zake mede bijdragen aan een bestemmingsreserve werden verstaan. Verweerder wijst erop dat als ten tijde van de omzetting van de voorziening riolering in een bestemmingsreserve de Notitie riolering 2009 er al was geweest, deze omzetting niet had plaatsgevonden.
Nota reserves en voorzieningen 2013-2016” expliciet is vermeld dat de vrijval van de reserve niet ten gunste van de algemene middelen mag plaatsvinden, maar alleen ter dekking van hogere uitgaven aan riolering, terwijl de dotaties aan de egalisatiereserve een rechtstreeks gevolg zijn van de in het GRP voorziene en opgenomen toekomstige investeringen, waarvan de gemeenteraad niet zonder meer kan afwijken. Aldus heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk gemaakt dat het niet voor de hand zou liggen dat de gemeenteraad van haar formeel gegeven mogelijkheid gebruik zou hebben gemaakt om de egalisatiereserve riolering aan een ander doel te besteden en - belangrijker - acht de rechtbank voldoende gegarandeerd dat dotaties aan de egalisatiereserve steeds daadwerkelijk ten goede zouden komen aan de gemeentelijke waterketen- en watersysteemtaken. De rechtbank vindt een bevestiging van dit oordeel in de omstandigheid dat, ook al is dit achteraf bezien, de stand van de egalisatiereserve uiteindelijk ook daadwerkelijk is aangewend voor de egalisatie dan wel verlaging van de vanaf 2016 geldende tarieven.
Nota reserves en voorzieningen 2013-2016” inhoudende dat dergelijke voorzieningen binnen de gemeente niet voorkomen. Niet in geschil is immers dat de egalisatiereserve riolering formeel gezien niet als een voorziening kan worden aangemerkt, zodat de bedoelde frase juist is.
€ 1.465.000 bedroeg en volgens de begroting over het jaar 2009 een bedrag van € 275.808 is geraamd als dotatie aan de egalisatiereserve. De stand aan het begin van het jaar 2010 had volgens eiseres dan ook tenminste moeten worden geraamd op € 1.740.808, een verschil van
€ 245.808 met de in het GRP opgenomen beginstand. Er had volgens eiseres dus € 245.808 minder hoeven te worden gespaard. Eiseres is daarom van mening dat vervolgens, in de vijf daaropvolgende jaren, jaarlijks een te hoge storting van (€ 245.808/5=) € 49.161 is geraamd. De geraamde lasten voor 2014 dienen volgens eiseres dan ook in ieder geval met dat bedrag te worden gecorrigeerd.
€ 160.000 worden verlaagd. Eiseres wijst er in haar aanvullende stuk hierbij op dat ook in het jaar 2014 slechts een fractie (€ 137.897) van de geraamde investeringen (€ 890.000 exclusief € 150.000 voor het afkoppelen van hemelwater) is besteed. Daarnaast stelt eiseres zich in het beroepschrift op het standpunt dat, gezien de reële uitgaven (in totaal € 76.918 voor de jaren 2010 tot en met 2013, en dus € 19.229 gemiddeld per jaar) voor het afkoppelen van hemelwater, de geraamde lasten voor 2014 dienen te worden gecorrigeerd met € 130.771 (€ 150.000 -/- € 19.229).
€ 472.230 te worden gecorrigeerd.
€ 821.441 kon worden geraamd. Hierbij overweegt de rechtbank dat bedacht moet worden dat, nadat de gemeenteraad de stand van de in het GRP geplande egalisatiereserve ten opzichte van de werkelijke stand van deze reserve in november 2012 nader tegen het licht heeft gehouden, de gemeenteraad de geraamde opbrengsten van de rioolheffing, en daarmee de dotaties aan de egalisatiereserve, heeft herzien. De rechtbank gaat ervan uit dat met deze herziening ook de aanvankelijk door de te lage beginstand veroorzaakte te hoge dotaties zijn rechtgetrokken. Dat het foutherstel is uitgesmeerd over een vijftal jaren, acht de rechtbank niet onredelijk. De bij 7.1 vermelde beroepsgrond kan eiseres dus niet baten.
(of een zelfstandig gedeelte daarvan)”in artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Verordening rioolheffing 2014, vreemd voorkomt, maar dat, nu in onderdeel b van bedoeld artikel 1 nadrukkelijk naar artikel 16 van de Wet WOZ wordt verwezen, het wel de bedoeling moet zijn dat alle objectafbakeningsregels zoals deze staan omschreven in artikel 16 van de Wet WOZ van toepassing zijn voor de rioolheffing. Volgens verweerder behoren eiseres’ percelen niet “naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar”, zodat deze zowel rechtens als feitelijk niet vergelijkbaar zijn met (de onderdelen van) recreatieterreinen. Aldus meent verweerder dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Zo er wel sprake is van gelijke gevallen, dan stelt verweerder zich op het standpunt dat hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging is te vinden, nu de gemeente uit het oogpunt van efficiency heeft gekozen om voor de rioolheffing aan te sluiten bij de objectafbakening van de Wet WOZ. Verweerder wijst er hierbij ook op dat, anders dan in de bij 11.1 bedoelde uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden het geval was, de maatstaf van heffing niet alleen bestaat uit een vast tarief, maar daarnaast is gebaseerd op de WOZ-waarde van de onroerende zaak.