Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 3 april 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] (Spanje), eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
[scheepswerf], (…), hierna te noemen werf,
in aanmerking nemende dat,
- op 9 mei 2003 het contract (…) voor de bouw en levering van een nieuwbouwschip (…) is gesloten tussen [X] BV (…) en werf,
- intermediair terzake van voornoemd contract intermediaire werkzaamheden heeft verricht,
- terzake van deze werkzaamheden een commissie worden verstrekt, indien er door de werf en afnemer een onherroepelijke overeenkomst tot stand is gekomen,
verklaren te zijn overeengekomen:
- dat in de werfprijs van Euro 5.900.000,00 een lump-sum bedrag van Euro 260.000,- is inbegrepen;
- dat dit bedrag van Euro 260.000,-- een vergoeding is voor aanbrengcommissie scheepsnieuwbouwproject;
- dat het bedrag van Euro 260.000,-- door werf aan intermediair zal worden overgemaakt op een door de intermediair aan te geven bankrekening, direct na oplevering van het nieuwbouwschip aan [X] en na ontvangst door de werf van alle betalingstermijnen overeenkomstig het nieuwbouwcontract (…);
- betaling zal geschieden via de aangegeven notaris, in het kader van oplevering en betaling van het nieuwbouwschip (…)”
Te voldoen”) een bedrag van in totaal € 1.625.000. Per saldo zal [scheepswerf] volgens de afrekening aldus een bedrag van € 4.300.623,56 van [X] BV dienen te ontvangen. Blijkens de afrekening is in het bedrag van € 1.625.000 een bedrag opgenomen van € 260.000, onder vermelding van:
“Aanbrengcommissie door [eiser] conform overeenkomst [nummer]”.
Kosten van Projectontwikkeling d.d. 27-02-2004”, en een zelfde bedrag als “
Kosten van Aanbrengcommissie d.d. 27-02-2004”.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2003 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 256.160, met dien verstande dat het bedrag van de belasting over een deel van het inkomen ten bedrage van € 9.800 niet hoger wordt vastgesteld dan € 980, en berekend naar een inkomen uit sparen en beleggen van € 381.241, met dien verstande dat voor het gehele bedrag van dit inkomen (van € 381.241) een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt toegepast;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2004 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.770, met dien verstande dat op de berekende belasting een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt toegepast over een bedrag aan Spaanse bestanddelen van het inkomen van € 55.670 en dat het bedrag van de belasting over een deel van het inkomen ten bedrage van € 34.600 niet hoger wordt vastgesteld dan € 3.460, en berekend naar een inkomen uit sparen en beleggen van € 343.183, met dien verstande dat voor het gehele bedrag van dit inkomen een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt toegepast;
- vermindert de heffingsrente over 2003 en 2004 dienovereenkomstig;
- vernietigt de boetebeschikkingen over 2003 en 2004;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.000;
- wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 82 (2 x € 41) aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.376,50 voor de zaak 11/465 (IB/PVV 2003) en tot een bedrag van € 890,50 voor de zaak 10/2658 (IB/PVV 2004), te betalen aan eiser.