3.3.Uitgaven voor parketvloeren
Uitgaven voor een parketvloer kunnen worden aangemerkt als uitgaven voor monumentenpanden als:
- de vloer, zoals aanwezig bij aanvang van de werkzaamheden, in bruikbare staat wordt gebracht;
- er sprake is van een vloer die vast aan de ondergrond bevestigd wordt;
- er geen sprake is van een kleine reparatie, zoals bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3910.” 35. Eiser stelt dat een bedrag van € 194.264 is aan te merken als uitgaven voor monumentenpanden. Van dit bedrag is 80% aftrekbaar, wat neerkomt op € 155.411. Eiser stelt dat deze kosten noodzakelijk waren voor grondig onderhoud en renovatie en om verder verval tegen te gaan. De vorige bewoners hadden namelijk jarenlang geen onderhoud gepleegd. Op sommige plekken waren de balken aangetast door houtworm en vocht; dat moest worden hersteld. De door de aannemer ingehuurde timmermannen waren vakkundig genoeg om deze reparaties te verrichten. Bovendien was het onderhoud nodig om aan de huidige veiligheidsstandaarden te voldoen. Zo was de elektrische bedrading van de woning erg verouderd en onveilig omdat deze nog uit aluminium kabels in een metalen buis bestond en sommige stopcontacten niet geaard waren. Dit gaf een verhoogd risico op brand. Om de elektrische bedrading te vervangen moesten muren en plafonds worden opengebroken en weer worden hersteld. Daarvoor was dus timmer-, stuc- en schilderwerk noodzakelijk. Ook had de woning nog grotendeels loden leidingen wat een risico voor de gezondheid vormt en kans geeft op lekkage. Ten aanzien van het schilderwerk stelt eiser dat een deel van het schilderwerk samenhangt met andere noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden en met schilderwerk van bijzondere monumentale onderdelen die zo arbeidsintensief waren dat een huurder de kosten daarvoor niet voor zijn rekening zou willen nemen. Het fijne houtwerk in de woning is versierd als kunst waardoor het veel meer tijd kostte om het te herstellen en onderhouden. Zo moest er met de hand geschuurd worden, alles extra zorgvuldig worden afgeplakt of afgedekt, en moesten missende stukken hout gerestaureerd worden, ook op plekken waar een versiering was. Ook het tegelwerk is gerepareerd en waar nodig vervangen. Ten aanzien van de parketvloer stelt eiser dat onderhouds- en herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd om deze weer in bruikbare staat te brengen. Extra werkzaamheden hebben plaatsgevonden om hoogteverschillen en gekraak van de vloer weg te nemen. Op verschillende plekken zijn daarbij de balken verstevigd of vervangen en zijn gaten in de vloer opgevuld. De parketvloer is aan de ondergrond bevestigd. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft eiser onder andere de verkoopbrochure van de woning, de offerte van de aannemer [bedrijf] , foto’s van tijdens de bouw en een verklaring van de hoofdaannemer overgelegd.
36. Eiser brengt naar voren dat voor de kosten van schilderwerk, verwarmingsinstallaties en parket een duidelijke specificatie ontbreekt, waardoor exacte toerekening aan onderhoud niet mogelijk is. Voor die kosten is een zo goed mogelijke schatting gemaakt. Eiser benadrukt dat bij de renovatie de authentieke onderdelen en het authentieke karakter van het pand zoveel mogelijk behouden zijn gebleven. De ontwerper van de woning, [architect] , was immers een zeer invloedrijk architect en wordt beschouwd als vader van de “ [school] ”.
37. Verweerder stelt dat in de bezwaarfase een bedrag van € 64.563 is aangemerkt als aftrekbare uitgaven voor een monumentenpand. De specificatie en onderbouwing hiervan is als volgt:
- onderhoud van de schoorstenen buitendaks en het pannendak met loodaansluitingen, goten en hemelwaterafvoeren ad € 38.931,75. Gezien de aard van de werkzaamheden en omdat er geen isolatie wordt aangebracht zijn deze kosten als onderhoud aan te merken;
- buitenschilderwerk ad € 16.710,90;
- herstel metselwerk ad € 2.500;
- elektronische installatie ad € 6.419,80, in verband met het voldoen aan de geldende NEN.
38. De overige kosten zijn volgens verweerder niet aan te merken als onderhoudskosten. Het is volgens verweerder niet gebleken dat het gepleegde onderhoud noodzakelijk was en voor een deel was sprake van verbeteringskosten. Zo wordt onder andere de bestaande keuken verplaatst, wordt een badkamer verkleind, wordt een bestaande ruimte omgebouwd tot badkamer en worden ruimten samengevoegd of vergroot en niveauverschillen opgeheven. Hiertoe behoren ook het slopen en opnieuw aanleggen van riool- en gasleidingen. De hieruit voortvloeiende werkzaamheden zoals metsel-, tegel-, schilder-, stuc-, en timmerwerk zijn geen kwalificerende onderhoudskosten en daarom niet aftrekbaar. Hetzelfde geldt voor het plaatsen van een nieuwe dakkapel, kozijnen en deuren en het aanleggen van vloerverwarming en een nieuwe gashaard. Ten aanzien van het schilderwerk stelt verweerder dat dit niet van zo bijzondere aard is geweest en dat dus sprake is van een huurderslast en dit daarom niet aftrekbaar is. Ten aanzien van de kosten van de hovenier stelt verweerder dat alle kosten zien op tuinwerkzaamheden en niet op het als monument geregistreerde tuinhek, zodat deze kosten niet aftrekbaar zijn.
39. Ter zitting vult verweerder aan dat met de overgelegde facturen slechts een bedrag van € 54.004,20 aan aftrekbare uitgaven voor een monumentenpand kan worden onderbouwd. Omdat in de bezwaarfase een bedrag van € 64.563 als aftrekbare uitgaven voor een monumentenpand is aangemerkt, dient van dit bedrag van € 64.563 alsnog € 10.559 als niet aftrekbaar te worden gekwalificeerd en doet verweerder voor zover nodig een beroep op interne compensatie.
40. De rechtbank stelt voorop dat op eiser de verzwaarde bewijslast rust omdat hij de vereiste aangifte niet heeft gedaan en dat hij daarom overtuigend moet aantonen welke kosten (in aanvulling op de reeds in aftrek toegelaten posten) kwalificeren als aftrekbare uitgaven voor het monumentenpand.
41. De rechtbank oordeelt dat eiser niet met stukken heeft doen blijken dat recht bestaat op een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek vanwege uitgaven voor monumentenpanden dan verweerder reeds in aftrek heeft toegelaten en overweegt daartoe als volgt.
42. De rechtbank stelt ten eerste vast dat eiser geen stukken, zoals foto’s, heeft ingebracht waaruit de door hem gestelde verslechterde staat van de woning voorafgaand aan de verbouwing blijkt. Wel heeft eiser de verkoopbrochure van de woning overgelegd, maar die verkoopbrochure geeft de rechtbank onvoldoende aanleiding om uit te gaan van een slechte staat van onderhoud dan wel verval van de woning. Weliswaar heeft eiser foto’s overgelegd die zijn gemaakt tijdens de bouwwerkzaamheden, maar doordat de uitgangssituatie van vóór de werkzaamheden voor de rechtbank onduidelijk is, kan de rechtbank uit die foto’s niet afleiden welke werkzaamheden noodzakelijk waren om de woning in bruikbare staat te houden en verval en achteruitgang te voorkomen.
43. Ten tweede stelt de rechtbank vast dat eiser met een in beroep overgelegd overzicht de volgens eiser kwalificerende uitgaven voor een monumentenpand heeft willen onderbouwen. De in dat overzicht genoemde kosten kan de rechtbank niet één op één koppelen aan de offerte van [bedrijf] , dan wel aan andere overgelegde facturen. Zo is in de offerte van [bedrijf] een globale omschrijving van de werkzaamheden gegeven, zodat niet kan worden beoordeeld welke werkzaamheden zien op eventueel aftrekbare onderhoudskosten en welke niet. Ook heeft eiser geen onderliggende facturen of offertes van onderaannemers overgelegd, waaruit kan worden afgeleid welke werkzaamheden zien op aftrekbare uitgaven voor een monumentenpand. Ook de toelichting van eiser ter zitting bleef naar het oordeel van de rechtbank te vaag en algemeen waardoor de rechtbank de opgevoerde aftrekbare kosten niet kon koppelen aan kwalificerende onderhoudswerkzaamheden. Eiser heeft de verzwaarde bewijslast en dat maakt dat op hem de last rust om de opgevoerde kosten met onderliggende stukken inzichtelijk te maken en daarin is eiser naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Alleen ten aanzien van de uitgaven voor het verwijderen en terugplaatsen van de originele tegels in de keuken oordeelt de rechtbank dat eiser wel in zijn bewijslast is geslaagd. Het gaat hier om het zorgvuldig verwijderen en terugplaatsen van de originele door [architect] ontworpen tegels en de kosten daarvoor ad € 7.009 zijn expliciet in de offerte van [bedrijf] vermeld.
44. Met een beroep op interne compensatie kan een aanslag in stand blijven als de inspecteur feiten of omstandigheden aandraagt die erop wijzen dat de aanslag per saldo niet te hoog is vastgesteld. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de aannemelijk gemaakte drukkende onderhoudskosten € 54.004,20 bedragen, terwijl bij uitspraak op bezwaar een hoger bedrag van € 64.563 in aanmerking is genomen. Dit betoog komt erop neer dat bij het bestreden besluit een bedrag van € 10.558 ten onrechte in aanmerking is genomen en de rechtbank volgt verweerder hierin. De ten onrechte niet meegenomen kosten van het tegelwerk ad € 7.009 vallen daartegen weg. De rechtbank oordeelt dus dat het beroep van verweerder op interne compensatie slaagt.
45. Gelet op voorgaande overwegingen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
46. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.