ECLI:NL:RBNHO:2024:2939

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
343134 HA ZA 23-460
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder van een besloten vennootschap voor schade door tekortkomingen in de uitvoering van een bouwproject

In deze zaak vordert de opdrachtgever van een bouwproject schadevergoeding van de bestuurder van een besloten vennootschap (BV) wegens onrechtmatige daad. De opdrachtgever heeft in totaal ruim € 113.000,00 aan voorschotten betaald, terwijl de bestuurder ten onrechte heeft aangegeven dat dit bedrag al aan derden was betaald voor de uitvoering van het project. De rechtbank oordeelt dat de bestuurder aansprakelijk is, omdat hij de ontvangen voorschotten voor andere doeleinden heeft gebruikt en niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. De rechtbank wijst de vorderingen van de opdrachtgever toe, inclusief schadevergoeding en proceskosten. De bestuurder wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 113.906,98, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot vergoeding van overige schade op te maken bij staat. De vordering in reconventie van de bestuurder wordt afgewezen, omdat deze afhankelijk was van de afwijzing van de vordering in conventie.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/343134 / HA ZA 23-460
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie
advocaat: mr. M.J.M. Derks te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie
advocaat: mr. J.H.M. Spanjaard te Aalsmeer.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
De zaak in het kort
De opdrachtgever van een bouwproject stelt de bestuurder van een besloten vennootschap (hierna: BV) in persoon aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van een tekortkoming aan de kant van die BV. De bestuurder heeft, namens de BV, de opdrachtgever in totaal een bedrag van ruim € 113.000,00 aan voorschotten laten betalen, door hem in strijd met de waarheid voor te houden dat de BV dat volledige bedrag al aan derden had betaald in verband met de bouw van het project. De betaalde bedragen zijn vervolgens aan andere doeleinden besteed. De rechtbank acht de bestuurder aansprakelijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 augustus 2023, met producties 1 t/m 14,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met producties
1. t/m 3,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
- het tussenvonnis van 3 januari 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties 4 en 5 van de zijde van [gedaagde] ,
- de akte overlegging producties 15 t/m 17 van de zijde van [eiser] ,
- de akte overlegging producties 18 t/m 20 van de zijde van [eiser] ,
- de akte overlegging productie 21 van de zijde van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekening is gemaakt en waarbij door beide advocaten spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] was bestuurder en enig aandeelhouder van FeNB2 Staalframebouw B.V. (hierna: FeNB2), tot aan het faillissement van FeNB2.
2.2.
Reflexy Nederland B.V. (hierna: Reflexy) is rechthebbende van onder meer een octrooi dat infraroodverwarmingen mogelijk maakt. Tussen Reflexy en FeNB2 heeft in het verleden een overeenkomst bestaan op grond waarvan aan FeNB2 het licentierecht is verleend om het octrooi van Reflexy te gebruiken.
2.3.
In mei 2022 heeft FeNB2 een offerte d.d. 31 mei 2022 aan [eiser] gestuurd ten behoeve van de bouw van een nieuwbouwwoning en kantoor in Vinkeveen op basis van een staalconstructie inclusief het infraroodsysteem van Reflexy voor een bedrag van
€ 254.120,00 exclusief btw. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft deze offerte namens Reflexy mede ondertekend. Blijkens de offerte is het totaalbedrag opgebouwd uit
€ 216.960,00 aan materiaal en € 37.160,00 aan montagewerkzaamheden. [eiser] heeft op enig moment deze offerte geaccepteerd en FeNB2 opdracht gegeven voor de bouw van zijn woning en kantoor (hierna: het project).
2.4.
Op 4 augustus 2022 heeft FeNB2 aan [eiser] een factuur ter hoogte van € 50.452,16 inclusief btw gestuurd. Deze factuur ziet zowel op de eerste betalingstermijn van 10% van het totaalbedrag als op de tweede, waarvan de omschrijving luidt, zover van belang, als volgt:

2e termijn aankopen materiaal, tbv IR vloer- en wandverwarming € 20.000,00”.
Deze factuur heeft [eiser] op 16 november 2022 betaald. FeNB2 heeft na ontvangst daarvan een bedrag van € 20.000,00 aan Reflexy doorbetaald.
2.5.
Bij e-mail van 5 augustus 2022 heeft [gedaagde] het volgende aan [eiser] geschreven:

Voor het hierboven genoemde werk hebben wij je op 3 mei, 16 mei, 17 mei en 23 mei offertes
uitgebracht, een aantal gesprekken hierover gevoerd en
Op 19 juli zijn we tot overeenstemming gekomen en heb ik je een opdrachtbevestiging hiervoor
gestuurd, door [naam 1] en mijzelf ondertekend, met het verzoek aan jou deze voor akkoord
mede te ondertekenen.
Per whatsapp bericht vertelde je me, dat ik ervan uit kon gaan dat ik per 1 aug. As de opdracht van jou tegemoet kon zien.
Ondertussen hebben we een bouwvergadering gehad met de meest direct betrokkenen,
vervolgens hebben wij, [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en ikzelf een vergadering
belegd om onderling eea op elkaar af te stemmen, wat resulteerde in de vergadering van jl dinsdag middag bij jou in Amsterdam.
Hieruit komen, naar verwachting de juiste gegevens beschikbaar over het inbouwen van de
installaties.
Ondertussen is mijn constructeur bezig de statische berekeningen op te zetten en uit te voeren en
deze gegevens aan de hoofdconstructeur ter beschikking te stellen.
Gaande dit traject, hebben [naam 1] en ik onze inkopen afgestemd en zo goed en kwaad als dat op dit
moment gaat ingedekt.
Dat betekent dat FeNB2 voor ca 120 K materialen ingekocht heeft, waarvan er voor ca 40 K door
[naam 1] geleverd wordt.
Al met al leveren wij dus inspanningen voor het/jouw project, maar mankeert het nog aan een de
door jou getekende opdracht bevestiging en dat terwijl wij ondertussen wel onze nek voor het
project uitsteken.
Let wel, dit is bepaald niet negatief bedoeld, maar ik/wij kunnen niet tegen onze leveranciers
zeggen: ik wil dit en dat geleverd hebben, hou het voor me vast, je hoort nog wel wanneer ik het
ga betalen....
Maw ik ga voor jou een paar facturen, conform het schema in de opdrachtbevestiging, maken en
zou graag zien dat die omgaand door jou betaald gaan worden. (…)”.
2.6.
Nadien zijn tussen partijen tussen 9 en 12 augustus 2022 een viertal spraakberichten over en weer via Whatsapp gestuurd met betrekking tot de financiering van het project, de gestuurde eerste factuur van 4 augustus 2022 en de nog niet getekende offerte/opdrachtbevestiging.
2.7.
Tussen 4 augustus 2022 en 29 augustus 2022 is er in de loods van FeNB2 ingebroken, waarbij de gehele voorraad van FeNB2 is ontvreemd. Op 4 augustus 2022 heeft [gedaagde] bij de politie aangifte gedaan van inbraak en diefstal van goederen uit de loods van FeNB2. FeNB2 was voor deze schade niet verzekerd.
2.8.
In de periode van 23 september 2022 tot en met 18 april 2023 heeft FeNB2 een drietal facturen van – in totaal – € 63.454,82 inclusief btw aan [eiser] gestuurd. Al deze facturen zijn door [eiser] betaald.
2.9.
In januari 2023 zijn FeNB2 en Reflexy verwikkeld geraakt in een conflict met EIC Company E.I.C. B.V. (hierna: EIC) omtrent het licentierecht van het wandwarmteframebouwsysteem. EIC heeft FeNB2 bij brief van 25 januari 2023 gesommeerd tot onmiddellijke staking van iedere vorm van exploitatie van het product en een direct opeisbare en niet voor verrekening vatbare boete van € 1.000.000,00 gevorderd.
2.10.
Bij e-mail van 21 mei 2023 schrijft [gedaagde] aan [eiser] voor zover hier van belang:

Ik heb aanbetalingen gedaan voor het staal, dat is gereserveerd bij beide leveranciers. Ik heb Reflexy alles betaald wat voor jouw project nodig is.”
2.11.
Op verzoek d.d. 31 maart 2023 van KS Profiel B.V. is FeNB2 – bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2023 – in staat van faillissement verklaard. Het gerechtshof Amsterdam heeft dat vonnis bekrachtigd.
2.12.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 24 juli 2023 aansprakelijk gesteld uit hoofde van onrechtmatige daad en gesommeerd tot betaling van het bedrag van € 113.906,97 inclusief btw.
2.13.
[eiser] heeft, na daartoe op 26 juli 2023 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, ten laste van [gedaagde] op 27 juli 2023 conservatoir (derden)beslag gelegd op een aantal bankrekeningen en op een onroerende zaak van [gedaagde] .
2.14.
Bij brief van 24 februari 2023 heeft de advocaat van Reflexy aan de advocaat van EIC voor zover van belang het volgende geschreven:

Los van het voorgaande geldt overigens dat [naam 1] van ontvangst van uw brief van 23 januari jl. met FeNB2 geen gesprekken heeft gevoerd over de uitvoering van Project 2[toevoeging rechtbank: project van [eiser] ]
(wel is er tussen partijen contact geweest over de door u verstuurde sommatiebrieven). Sterker nog, [naam 1] en [gedaagde] hebben afgesproken de uitvoering van Project 2 te staken totdat door EIC op schrift wordt bevestigd dat Project 2 kan worden hervat.”
2.15.
Bij e-mail van 21 juli 2023 heeft [naam 4] van Easy Housing B.V. (hierna: Easy Housing) het volgende aan [eiser] geschreven:

(…)
Naar aanleiding van je vraag of we het afgelopen jaar ooit een aanbetaling hebben gehad voor het leveren van profielen aan FeNB2 kan ik het volgende aangeven:
Wij hebben van FeNB2 nooit een aanbetaling gehad om staal te reserveren respectievelijk productie te reserveren.
We hebben wel een prijsaanbieding gedaan voor 3 gezamenlijke projecten in januari 2023.
Hiervoor hebben we mondeling opdracht gekregen voor alleen de levering van de C100 profielen
voor de drie werken.
We hebben echter hier nog niks van specificatie ontvangen om te kunnen produceren.
Hier was ook geen sprake van een noodzakelijke aanbetaling.
Gezien de afwezigheid van kredietwaardigheid van FeNB2 vlgs Alianz Trade zou FeNB2 vooraf
moeten betalen voordat ik de productie opstart.
De laatste levering aan FeNB2 is geweest in feb 2022 door ons bedrijf.
2.16.
Bij e-mail van 5 februari 2024 heeft [naam 5] van BAZ Bouwadvies Zuid het volgende aan [eiser] geschreven:

Naar aanleiding van jouw vraag of ik ooit van [gedaagde] van FeNB2 de opdracht heb gekregen om tekeningen te maken voor jouw project in Vinkeveen kan ik het volgende verklaren. Je liet mij ook een mail zien van [gedaagde] waarin hij het heeft over ‘zijn tekenaar in Maastricht’. Zeer waarschijnlijk ben ik die tekenaar in Maastricht. FeNB2 of [gedaagde] heeft mij mondeling opdracht gegeven om voor jouw project in Vinkeveen de tekeningen te maken. Hij heeft mij echter geen (aan)betalingen gedaan dus als [gedaagde] zegt dat hij mij wel (aan)betalingen heeft gedaan voor jouw project dan klopt dat niet.”
2.17.
[eiser] heeft een andere bouwer opdracht gegeven voor de bouw van zijn woning en kantoor. Tot op heden is de bouw daarvan niet afgerond.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en te lijden schade in verband met de toerekenbare tekortkoming van de besloten vennootschap FeNB2 waarvan [gedaagde] bestuurder is en;
II [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade en te lijden schade op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en;
III [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, met inbegrip van de beslagkosten, en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiser] voert daartoe aan dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door als bestuurder van FeNB2 namens FeNB2 rechtshandelingen te verrichten terwijl [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst wist of redelijkerwijs kon of had moeten weten dat FeNB2 haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen althans heeft bewerkstelligd dat [eiser] betalingen aan FeNB2 deed, terwijl FeNB2 helemaal geen materialen had ingekocht of aanbetalingen had gedaan of zou doen voor het project van [eiser] . [gedaagde] heeft de aanbetalingen van [eiser] voor andere doeleinden gebruikt dan wel heeft FeNB2 deze aanbetalingen voor andere doeleinden doen gebruiken. Door het onrechtmatig handelen heeft [eiser] schade geleden. Die schade heeft [eiser] berekend op het aan FeNB2 betaalde bedrag van € 113.907,97 waarvoor hij geen enkele tegenprestatie heeft ontvangen. Het ingekochte materiaal van € 20.000,00 kan vooralsnog niet als tegenprestatie worden aangemerkt nu de curator zich op het standpunt stelt dat dit tot de failliete boedel behoort. Verder bestaat de schade uit de kosten om het project alsnog te doen bouwen, de dubbele woon- en kantoorlasten en uit buitengerechtelijke kosten, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] voert hiertegen verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. [gedaagde] betwist dat hem als bestuurder een persoonlijk en ernstig verwijt kan worden gemaakt. Op het moment dat de overeenkomst met [eiser] werd gesloten in augustus 2022 en de facturen werden verstuurd, was van een faillissementsaanvraag geen sprake en waren ook de problemen met EIC nog niet gerezen. FeNB2 heeft [eiser] op de hoogte gesteld rondom de problemen met EIC en heeft die problemen proberen op te lossen. Zoals in ondernemingen gebruikelijk is, lopen liquiditeitsstromen door elkaar en worden ontvangen gelden aangewezen voor alle financiële verplichtingen. Die omstandigheid is onvoldoende om een persoonlijk verwijt aan het adres van [gedaagde] als bestuurder te koppelen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert in voorwaardelijke reconventie, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad de gelegde beslagen op te heffen.
3.6.
De vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat de vordering van [eiser] in conventie zal worden afgewezen.
3.7.
[eiser] voert hiertegen verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Volgens [eiser] is [gedaagde] als bestuurder van FeNB2 aansprakelijk jegens hem uit hoofde van onrechtmatige daad. De rechtbank zal hierna eerst het toetsingskader uiteenzetten, waarna de beide gronden, waarop [eiser] zijn vorderingen heeft gebaseerd, aan de orde komen.
Toetsingskader bestuurdersaansprakelijkheid
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat, als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis, het uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Bij benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering zal echter naast de aansprakelijkheid van de vennootschap mogelijk ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder namens de vennootschap heeft gehandeld indien de bestuurder:
  • i) bij het aangaan van een verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de rechtspersoon niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden; dan wel
  • ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt.
In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld als hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. [1]
4.3.
Voor de onder (i) bedoelde gevallen is in de rechtspraak de maatstaf aanvaard dat persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden. [2]
4.4.
In de onder (ii) bedoelde gevallen kan de betrokken bestuurder voor de schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. [3]
Bestuurdersaansprakelijkheid 1 (ad 4.2 onder i)
4.5.
[eiser] stelt dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst wist dat FeNB2 niet aan haar verplichtingen jegens [eiser] kon voldoen terwijl zij ook geen verhaal zou bieden en dat [gedaagde] kan daarvan persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.6.
[eiser] heeft hiertoe aangevoerd dat [gedaagde] al bij het aangaan van de overeenkomst wist dat FeNB2 haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. FeNB2 had namelijk vooraf geen maatvoering en andere specificaties doorgegeven aan leveranciers of prijsopgave aan hen gevraagd, zodat het niet mogelijk was een reële offerte te maken. Voor zover wordt aangenomen dat dit nog niet met zich brengt dat [eiser] schade zou lijden, omdat FeNB2 misschien toch de overeenkomst had kunnen uitvoeren, geldt dat door de handelwijze van [gedaagde] namens FeNB2 geen geld meer beschikbaar was om de leveranciers te betalen. Dit laatste blijkt onder andere uit het feit dat in augustus 2022 alle voorraad uit de loods van FeNB2 was gestolen en FeNB2 hiervoor niet verzekerd was. Daarbij komt dat uit het faillissementsverslag blijkt dat FeNB2 een huurschuld van € 70.000,00 en ongeveer aan € 300.000,00 aan belastingschulden had.
4.7.
Met betrekking tot de eerste grond oordeelt de rechtbank als volgt.
[eiser] heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat de genoemde omstandigheden een zelfstandige onrechtmatige daad van FeNB2 en [gedaagde] opleveren. Die omstandigheden maken op zichzelf namelijk niet dat FeNB2 de overeenkomst niet zou kunnen nakomen bij het aangaan van de overeenkomst. Dat FeNB2 voorafgaand aan het opmaken van de offerte geen prijsopgave aan leveranciers heeft gevraagd en geen maatvoeringen heeft doorgegeven om een juiste offerte te kunnen maken, brengt immers niet met zich dat bij het aangaan van de overeenkomst vast stond dat FeNB2 niet zou kunnen nakomen. Mogelijk gaat [eiser] er bij zijn stelling van uit dat voor een (veel) te laag bedrag is geoffreerd en dat als gevolg daarvan niet zou kunnen worden nagekomen, maar gesteld noch gebleken is dat dat het geval was. Ook de aanwezigheid van schulden maakt op zichzelf nog niet dat de overeenkomst niet kon worden nagekomen. Mogelijk is immers bijvoorbeeld dat FeNB2 dit project zou financieren door voorschotten die [eiser] zou betalen.
Dit betekent dat voor zover de vorderingen van [eiser] zijn gebaseerd op deze eerste grond voor bestuurdersaansprakelijkheid, deze zullen worden afgewezen. Of de overeenkomst tot stand is gekomen in oktober 2022 (zoals [eiser] stelt) of in augustus 2022 (wat volgens [gedaagde] het geval is), kan gezien dat oordeel in het midden blijven.
Bestuurdersaansprakelijkheid 2 (ad 4.2 onder ii)
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat wel sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid omdat [gedaagde] heeft bewerkstelligd of toegelaten dat FeNB2 haar verplichtingen niet is nagekomen en hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.8.1.
Niet betwist is dat [gedaagde] namens FeNB2 [eiser] een bedrag aan voorschotten heeft laten betalen van ruim € 113.000,00 en dat hij [eiser] daarbij heeft voorgehouden dat FeNB2 al circa € 120.000,00 aan derden had betaald ten behoeve van het project. Slechts van een bedrag van € 20.000,00 staat vast dat FeNB2 dit heeft doorbetaald, namelijk aan Reflexy. [eiser] heeft door schriftelijke reacties van onder meer Easy Housing en tekenaar [naam 5] zijn stelling onderbouwd dat FeNB2 niet meer bedragen heeft doorbetaald. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om de betwisting van die stelling nader te onderbouwen door bijvoorbeeld betaalbewijzen te overleggen. Dat heeft hij niet gedaan, zodat hij de stelling van [eiser] op dit punt onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Vast staat dan ook dat [gedaagde] in hoedanigheid van bestuurder van FeNB2 steeds voorschotten heeft verlangd voor het project, terwijl hij in strijd met de waarheid deed voorkomen dat die gelden al betaald waren voor het project. Vervolgens heeft hij deze gelden voor andere doeleinden dan het project van [eiser] gebruikt.
4.8.2.
Bovendien staat als onbetwist vast dat de gehele voorraad van FeNB2 in augustus 2022 was gestolen (terwijl die schade onverzekerd was), dat FeNB2 een huurachterstand van € 70.000,00 en een belastingschuld van ruim € 300.000,00 had. Evenmin heeft [gedaagde] betwist dat door de problemen met EIC het project van [eiser] vertraging opliep. FeNB2 bleef desondanks – zelfs na de faillissementsaanvraag – deelbetalingen van [eiser] verlangen. Er waren dus schulden, terwijl bij faillissement is gebleken dat er geen middelen waren, niet om die schulden af te lossen, maar ook niet om het project van [eiser] uit te voeren dan wel hem de voldane voorschotten terug te betalen.
Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat de huurachterstand was opgelopen door rechtsgeldige opschorting en er geen vuiltje aan de lucht was als gevolg van een goed gevulde orderportefeuille van 1,5 miljoen, volgt de rechtbank [gedaagde] niet. Ook deze stellingen zijn namelijk niet onderbouwd.
4.8.3.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] slecht betaalde en steeds zijn wensen en eisen gaandeweg de uitvoering van het project wijzigde, waardoor hij materiaal had ingekocht waarmee FeNB2 niets kon doen, is evenmin gesubstantieerd. De rechtbank gaat daaraan daarom voorbij.
4.9.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [gedaagde] onder valse voorwendselen [eiser] voorschotten heeft laten betalen en de ontvangen gelden grotendeels voor andere doeleinden heeft gebruikt dan voor het project van [eiser] , terwijl FeNB2 niet over middelen beschikte om desondanks het project van [eiser] te kunnen uitvoeren of hem zijn voorschotten terug te betalen.
4.10.
De rechtbank is gelet op al het vorenstaande van oordeel dat [gedaagde] als bestuurder van FeNB2 door deze handelswijze persoonlijk een ernstig verwijt te maken is: [gedaagde] wist of had redelijkerwijs moeten behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelswijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Dit betekent dat [gedaagde] aansprakelijk kan worden gehouden voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade en de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
4.11.
De bewijsaanbiedingen van [gedaagde] , worden gepasseerd omdat er geen – niet vaststaande en voldoende onderbouwde – stellingen van [gedaagde] zijn die, indien na bewijslevering zouden komen vast te staan, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden dan hiervoor is overwogen.
Gevorderde schadevergoeding
4.12.
[eiser] stelt schade te hebben geleden doordat FeNB2 de overeenkomst niet meer na kan komen, dus als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van FeNB2. Gezien de onrechtmatige daad van [gedaagde] acht [eiser] hem daarvoor aansprakelijk. [eiser] is nu nog niet in staat is om zijn schade volledig te berekenen en vordert om die reden een verwijzing naar de schadestaatprocedure. [eiser] heeft gesteld dat zijn schade in ieder geval bestaat uit het aan FeNB2 betaalde bedrag van € 113.907,97, waarvoor [eiser] geen enkele tegenprestatie heeft ontvangen. De schade bestaat daarnaast verder uit kosten om het project alsnog te doen bouwen, de dubbele woon- en kantoorlasten waarmee [eiser] geconfronteerd wordt zolang het project nog niet gereed is en uit buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] voert hiertegen verweer en stelt zich op het standpunt dat voldoende duidelijk is hoe hoog de vordering van [eiser] is en dat een schadestaatprocedure daarom niet noodzakelijk is.
4.13.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat de schade die [eiser] in ieder geval heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad worden begroot op
€ 113.906,98. Dit is de som van alle betalingen van [eiser] (€ 50.452,16 + € 890,00 + (2 x € 5.000,00) + € 31.994,82 + € 20.570,00). [gedaagde] heeft dit schadebedrag niet betwist. Aangezien de rechtbank deze schade kan begroten, is met betrekking tot deze schadepost een schadestaatprocedure niet nodig. Dit betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 113.906,98 aan [eiser] . De gevorderde wettelijke rente daarover zal als onweersproken worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.14.
Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat is voldoende dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden aannemelijk is. [4] De rechtbank oordeelt dat dat hier het geval is. [eiser] heeft in dit verband onder meer genoemd de dubbele woon- en kantoorkosten. Wat dat betreft is nog geen sprake van een eindsituatie en nadere informatie ontbreekt nog. De rechtbank is op dit moment dan ook niet zelf in staat om de schade te begroten. Daarom zal ten aanzien van de overige schade verwijzing naar de schadestaatprocedure volgen, zoals gevorderd en onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele, niet nader onderbouwde stelling dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor gevolgschade is voor dit laatste niet genoeg.
Beslagkosten
4.15.
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Rv) toewijsbaar. De beslagkosten worden op basis van de overgelegde beslagstukken vastgesteld op € 930,49 voor kosten deurwaardersexploten en € 1.929,00 voor salaris advocaat (1 punt x € 1.929,00), in totaal € 2.859,49.
Proceskosten
4.16.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en in voorwaardelijke reconventie. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
  • kosten van de dagvaarding € 129,14
  • griffierecht € 314,00
  • salaris advocaat € 1.228,00 (2,0 punten x € 614,00)
  • nakosten
Totaal € 1.849,14
In (voorwaardelijke) reconventie
4.17.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven met betrekking tot de vordering in conventie heeft overwogen, behoeven de stellingen die [gedaagde] aan zijn vordering in voorwaardelijke reconventie ten grondslag legt geen nadere bespreking. Deze is immers ingesteld onder de voorwaarde dat de vordering in conventie zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en te lijden schade in verband met de toerekenbare tekortkoming van de besloten vennootschap FeNB2 waarvan [gedaagde] bestuurder was;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen het bedrag van € 113.906,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de overige schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het onder r.o. 4.8 t/m 4.10 bedoelde onrechtmatige daad, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de beslagkosten van € 2.859,49,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.849,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de beslagkosten en de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van 5.1,
In voorwaardelijke reconventie
5.8.
verstaat dat de vordering niet hoeft te worden beoordeeld,
In conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 18 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4873
2.Hoge Raad 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 ( [naam 6] )
3.Hoge Raad 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/ [naam 7] )
4.HR 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:328