In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget (pgb) dat aan hem was toegekend op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het zorgkantoor had het pgb van eiser ingetrokken per 1 januari 2018 en een bedrag van € 57.335,93 teruggevorderd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het zorgkantoor handhaafde zijn standpunt. De rechtbank oordeelt dat het zorgkantoor niet kon aantonen dat eiser geen zorg had ontvangen en dat hij geen deugdelijke administratie had gevoerd. De rechtbank concludeert dat het zorgkantoor onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de zorgbehoefte van eiser en dat de intrekking van het pgb en de terugvordering onterecht waren. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij het zorgkantoor wordt veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiser.