ECLI:NL:CRVB:2018:3349
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door zorgkantoor na niet-nakoming administratieve verplichtingen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van appellant, die niet heeft voldaan aan de administratieve verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden. Appellant ontving een pgb van € 1.745,76 voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 april 2013, maar het zorgkantoor stelde bij besluit van 21 mei 2014 het pgb vast op nihil en vorderde het betaalde voorschot terug. Appellant maakte bezwaar, maar het zorgkantoor verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat appellant niet kon aantonen dat de zorg daadwerkelijk was geleverd en betaald.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat appellant de administratieve verplichtingen niet was nagekomen. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn psychische problematiek hem verhinderde om aan de verplichtingen te voldoen en dat hij voldoende bewijs had geleverd van de besteding van het pgb aan zorg. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het zorgkantoor in redelijkheid tot de terugvordering kon overgaan, omdat appellant niet had aangetoond dat de zorg daadwerkelijk was betaald en dat het zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de terugvordering onredelijk maakten. De uitspraak werd gedaan op 24 oktober 2018 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A.J. Schaap als voorzitter en D.S. de Vries en J.P.A. Boersma als leden.