Uitspraak
RECHTBANK Haarlem
IGN VASTGOED B.V.,
1.De procedure
- de producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van IGN
- de pleitnota van [gedaagde]
- de eis in reconventie
2.Feiten
De werknemer heeft, ter discretionaire vaststelling door de werkgever, aanspraak op een bonus. De voorwaarden om voor een bonus in aanmerking te komen en de hoogte daarvan worden in een aparte bonusregeling vastgesteld. De werkgever heeft de discretionaire bevoegdheid om in individuele gevallen af te wijken van de overeengekomen bonusvoorwaarden. De werkgever behoudt zich bovendien het recht voor de bonusregeling eenzijdig te wijzigen’.
‘(…). Onze medewerker meldde zich bij de receptie. Kort hierna werd onze medewerker ontvangen door een man waarvan het signalement overeenkwam met het opgegeven signalement van betrokkene, de heer [gedaagde]. De man wordt hierna betrokkene genoemd. Tevens kwam een tweede man aangelopen die zich aan onze medewerker voorstelde met de naam [betrokkene 1] (fon.). (…)
Door het combineren van de investering van [betrokkene 1] en een groot netwerk en kennis, zou TVP ontstaan zijn. Desgevraagd deelde betrokkene mee: 'boven doen wij de vergaderingen en daar in de hoek hebben wij ook nog een stukje onderzoek zitten, mensen die onderzoek doen naar locaties wat betreft bestemmingsplannen en noem het maar op. (…)
Hierbij verklaar ik [betrokkene 4] dat tijdens ik nog in contract was bij IGN Vastgoed, ik ben gevraagd om voor [gedaagde] te komen werken hij vertelde mij dat hij nu zijn eigen vastgoed kantoor (TVP Vastgoed B.V.) is gestart. (…)’.
3.Het geschil
in conventie
werknemers van IGN te benaderen, contact te onderhouden en/of hen te bewegen hun dienstverband bij IGN te beëindigen en/of hen in dienst te nemen;
primairdat de kantonrechter (uitvoerbaar bij voorraad):
V. IGN veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met rente en nakosten.
4.De beoordeling
enige onderneming met activiteiten op een terrein, gelijk of anderszins concurrerend met’ IGN. Door IGN is onbetwist gesteld dat TVP zich bezig houdt met dezelfde activiteiten als IGN: de aan- en verkoop van onroerend goed/gronden, zodat sprake is van concurrerende bedrijven. Dat de kantoren van IGN en TVP zich in een andere regio bevinden (Amstelveen en Woerden), zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, doet hieraan niet af. Het concurrentiebeding kent geen geografische beperking en bovendien blijkt uit de door IGN overgelegde stukken dat beide bedrijven in dezelfde regio handel drijven.
juist doordat[gedaagde] die partijen vanuit zijn dienstverband bij IGN al kende (en die partijen [gedaagde] kenden) en hij ook kennis had van de preposities van IGN. Gesteld noch gebleken is dat TVP deze kennis en contacten ook zonder [gedaagde] gehad zou hebben. De kantonrechter verwijst daarvoor naar het rapport van Hoffman, waaruit blijkt dat [gedaagde] zich als mede-eigenaar presenteerde, zich bezig hield met de bedrijfsvoering en dat [gedaagde] - en niet zijn schoonvader - degene bij TVP is met een uitgebreid netwerk en veel kennis en ervaring in de branche. Tot slot blijkt uit het rapport ook dat [gedaagde] samen met zijn medewerkers de klanten/leads voor TVP binnenhaalt (randnummer 2.10). Dat informatie over grondeigenaren ook via het Kadaster publiek toegankelijk is, doet aan het voorgaande niets af.
primairgehele schorsing het concurrentie- en relatiebeding gevorderd, omdat hij door de bedingen onbillijk wordt benadeeld, TVP geen concurrent van IGN is en [gedaagde] niet over geheime concurrentiegevoelige informatie van IGN beschikt.
subsidiairgedeeltelijke schorsing gevorderd, in die zin dat (i) de duur van het concurrentie- en relatieding wordt teruggebracht naar twee maanden, (ii) het geografisch bereik van het concurrentiebeding wordt beperkt tot een straal van 50 km rondom de vestigingsplaats van IGN en (iii) het relatiebeding wordt beperkt tot de relaties waarmee [gedaagde] tijdens zijn dienstverband bij IGN contact heeft gehad.
- diensten te verlenen aan of werkzaamheden te verrichten voor/bij TVP en/of aan TVP gelieerde ondernemingen;
wettelijkeen niet voor de bovenwettelijke vakantiedagen, waarvoor een verjaringstermijn van vijf jaar geldt (artikel 7:640a en 7:642 BW). Bovendien geldt dat de oudste verlofdagen het eerst worden opgenomen. De kantonrechter gaat er daarom voorshands vanuit dat [gedaagde] zijn resterende (wettelijke) vakantiedagen uit 2021 vóór afloop van de vervaltermijn heeft opgenomen, waardoor van verval geen sprake is. De kantonrechter neemt daarbij ook in ogenschouw dat een succesvol beroep op de vervaltermijn alleen mogelijk is als de werkgever de werknemer tijdig voor verval van vakantiedagen heeft gewaarschuwd, terwijl gesteld noch gebleken is dat dat in dit geval is gebeurd. [5]
- kosten van de dagvaarding € 106,04
- griffierecht € 128,00
5.De beslissing
Advies & Beheer B.V, Jan Wagemans B.V. en de heer [betrokkene 5];
€ 100.000,- is bereikt;