ECLI:NL:RBNHO:2023:13118

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
HAA 22/3194
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en de heffingsambtenaar van de gemeente Kennemerland Zuid over de WOZ-waarde van een woning. De eiser, die huurder is van de woning, heeft beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking die de waarde van de woning voor het jaar 2021 op € 277.000 heeft vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, omdat de WOZ-waarde niet als heffingsmaatstaf wordt gebruikt voor lokale belastingen die voor rekening van de huurder komen. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een lagere WOZ-waarde zou leiden tot een huurverlaging of andere financiële voordelen. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de eiser verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met negen maanden is overschreden, maar oordeelt dat er geen sprake is van spanning of frustratie bij de eiser, gezien het geringe financiële belang van de zaak. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3194

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Kennemerland Zuid, verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 25 februari 2021 heeft verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) voor het jaar 2021, met waardepeildatum 1 januari 2020 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld op € 277.000.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De eigenaar van de woning, Stichting [naam stichting] , is in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de procedure. Zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2023 te Haarlem.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [naam 1] en [naam 2] (taxateur).

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is huurder van de woning. De woning is een maisonnette, voorzien van een dakkapel en een vrijstaande schuur. De woning dateert uit 1984 en heeft een inhoud van ongeveer 230 m³.

Geschil2. In geschil is de ontvankelijkheid van eiser in zijn beroep. Voort is in geschil de waarde van de woning op de waardepeildatum en of het bezwaar op de juiste wijze is behandeld.

3. Eiser stelt dat de hoorzitting niet op de juiste wijze/niet naar behoren is gehouden en de waarde van de woning apert onjuist is vastgesteld. Ter motivering van zijn standpunt heeft eiser aangevoerd dat in het dossier een uitgewerkt verslag van de hoorzitting ontbreekt, dat verweerder de gemeentelijke taxatiekaarten en taxatieverslagen niet heeft overgelegd en geen geschikte vergelijkingsobjecten heeft gebruikt. Ook heeft verweerder volgens eiser ten onrechte geen rekening gehouden met de desastreuze gevolgen van de covidpandemie en de oorlog in Europa. Verder maakt eiser aanspraak op vergoeding van de proceskosten en van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
4. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot wijziging van de beschikking waarbij de waarde nader wordt vastgesteld op € 239.000 en tot veroordeling van verweerder in de proceskosten en tot het vergoeden van schade.
5. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat niet is gebleken dat eiser, als huurder van de woning, enig procesbelang heeft bij zijn beroep. De WOZ-waarde is van voor de onroerendezaakbelastingen, de grondbelastingen van het Waterschap en het eigenwoningforfait in de inkomstenbelasting. Deze belastingen komen voor rekening van de eigenaar van de woning. Subsidiair concludeert verweerder tot ongegrondverklaring van het beroep. Hij stelt daartoe dat eiser tijdens het telefonische hoorgesprek zijn standpunten heeft toegelicht en dat daarvan een verslag is opgemaakt. Volgens verweerder zijn alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Omdat de woning een maisonnette is zijn bij het vaststellen van de waarde geen grondstaffels gebruikt. Verder heeft eiser volgens verweerder slechts algemene, weinig inhoudelijke en niet specifiek op de woning betrekking hebbende gronden aangevoerd. Verweerder stelt dat de waarde van de woning moet worden gehandhaafd op € 277.000 en heeft daarvoor verwezen naar het door hem ingebrachte taxatierapport. Omdat eiser volgens verweerder geen financieel belang heeft bij deze zaak en een eventuele proceskostenvergoeding en een eventuele schadevergoeding volgens de overgelegde machtiging ten goede komen aan de gemachtigde, kan geen sprake zijn van spanning en frustratie bij eiser, zodat geen aanleiding is voor vergoeding van immateriële schade.
6. Verweerder concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, subsidiair tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om vergoeding van immateriële schade.
Beoordeling van het geschil
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
7. Omdat verweerder de WOZ-beschikking aan eiser heeft gericht, is eiser daardoor belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dat volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:467). Het belang waarover wordt gesproken in artikel 1:2 van de Awb moet echter worden onderscheiden van het procesbelang van een belanghebbende. Het procesbelang is het belang dat iemand heeft bij de uitkomst van de procedure, dus wat hij met zijn bezwaar of (hoger) beroep wil en/of kan bereiken. Als iemand belanghebbende is, betekent dat dus niet meteen dat iemand ook een procesbelang heeft. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of iemand procesbelang heeft.
8. Het is vaste rechtspraak dat procesbelang ontbreekt als het gebruiken van een rechtsmiddel een partij niet in een gunstigere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen.
9. In zaken waarin een WOZ-beschikking is gericht aan de huurder van een woning kan het procesbelang niet zonder meer worden aangenomen. Steeds zal aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden moeten worden beoordeeld of het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep de betrokken huurder in een gunstigere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen. Wel moet in ‘huurderszaken’ in ieder geval procesbelang worden aangenomen als de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf wordt gebruikt, voor bijvoorbeeld het bepalen van de hoogte van de riool- of afvalstoffenheffing. Het is aan degene die bezwaar maakt of (hoger) beroep instelt om aannemelijk te maken dat hij procesbelang heeft.
10. De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de beschikking blijkt dat de WOZ-waarde niet is gebruikt als een heffingsmaatstraf voor het heffen van lokale belastingen. Ook ziet de rechtbank daarvoor geen andere aanknopingspunten in de stukken.
11. Eiser heeft niet concreet gemaakt dat de verlaging van de WOZ-waarde voor eiser zou kunnen leiden tot een huurverlaging. Eerst ter zitting heeft eiser verklaard in onderhandeling te zijn met de eigenaar van de woning om de woning te kopen. Eiser heeft aangevoerd dat de WOZ-waarde een van de uitganspunten is bij het onderhandelen van een koopsom zodat eiser belang heeft bij een zo laag mogelijke WOZ-waarde. Met verweerder acht de rechtbank het ongeloofwaardig en derhalve niet aannemelijk dat eiser vanwege zijn wens eind 2023 om de woning te kopen belang heeft bij de WOZ-waarde van de woning voor 2021, vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2020. Nu eiser ook geen ander belang naar voren heeft gebracht, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van een voldoende concreet procesbelang. Dit brengt mee dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Vergoeding immateriële schade
12. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De in aanmerking te nemen termijn is aangevangen op
29 maart 2021, te weten de datum waarop het bezwaarschrift door verweerder is ontvangen. Nu de rechtbank uitspraak doet op 14 december 2023, zijn sindsdien afgerond twee jaar en negen maanden verstreken. Aangezien de redelijke termijn als uitgangspunt twee jaar bedraagt, is de redelijke termijn met afgerond negen maanden overschreden.
13. Blijkens het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:252) bestaat in beginsel recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van spanning en frustratie. Wanneer een geschil betrekking heeft op een zeer gering financieel belang bestaat echter geen aanleiding om uit te gaan van de veronderstelling dat de lange duur van de procedure spanning en frustratie bij de belanghebbende heeft veroorzaakt. Bij het ontbreken van zodanige spanning en frustratie kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden (zie het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1361). Als het belang van een procedure uitsluitend is gelegen in de vaststelling van één of meer door of aan een bestuursorgaan te betalen bedragen, moet worden aangenomen dat de procedure betrekking heeft op een zeer gering financieel belang, als de som van die bedragen niet meer beloopt dan € 15 (zie het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:292).
14. Aan eiser is weliswaar een aanslag afvalstoffenheffing en een aanslag rioolheffing gebruik woning opgelegd die zijn bekendgemaakt op hetzelfde biljet als de WOZ-beschikking, maar deze aanslagen zijn niet in geschil. De hoogte daarvan is overigens ook niet afhankelijk van de WOZ-waarde van de woning. Het voorgaande neemt niet weg dat eiser een indirect belang kan hebben bij de WOZ-waarde van de woning, omdat de maximale huur van een woning waarop het Besluit huurprijzen woonruimte van toepassing is onder meer afhankelijk kan zijn van de WOZ-waarde daarvan (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1315, r.o. 2.4). Bij gemotiveerde betwisting van een zodanig belang door verweerder ligt het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat dit belang bestaat en meer bedraagt dan € 15. Eiser is hierin, gelet op het vorenoverwogene, niet geslaagd. De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat de onderhavige procedure betrekking heeft op een zeer gering financieel belang, zodat toekenning van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn niet aan de orde is.
Proceskosten
15. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M. Mensink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de datum van verzending;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
e redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).