Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
- de dagvaarding van 19 april 2023 met 7 producties;
- het exploot van anticipatie door gedaagden ex art. 126 Rv van 16 mei 2023 met aanzegging bij vervroeging aanbrengen per 24 mei 2023;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 24 mei 2023 met 34 producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 5 juli 2023 met productie 8;
- het tussenvonnis van 26 juli 2023 (met bepaling dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] in
- het B16 formulier van 1 augustus 2023 met het verzoek toe te staan dat de gevolmachtigde dochter van mevrouw [gedaagde 3] aanwezig zal zijn;
- de akte overlegging producties van 12 oktober 2023 van Greenprimula met producties 9 tot en met 12;
- de spreekaantekeningen van Greenprimula;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde 1] c.s.;
- de mondelinge behandeling van 12 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
1]
het volgende.
4.Het geschil
- i) te verklaren voor recht dat de door Greenprimula op of omstreeks 6 april 2023 ten laste van [gedaagde 1] c.s. gelegde conservatoire beslagen onder derden onrechtmatig zijn gelegd en deze beslagen op te heffen;
- ii) Greenprimula te veroordelen binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [gedaagde 1] c.s. te voldoen een schadevergoeding bestaande uit in ieder geval de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 631.987,43 gerekend vanaf 6 april 2023 tot en met de datum van verlaging van het beslag, te weten 5 juni 2023;
- iii) Greenprimula te veroordelen binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [gedaagde 1] c.s. te voldoen een schadevergoeding bestaande uit in ieder geval de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 86.190,00 gerekend vanaf 6 juni 2023 tot aan de dag dat het beslag is opgeheven;
5.De beoordeling
de voorstellen van de heer [betrokkene 1]en geeft hij aan dat deze (waarschijnlijk) eerst nog wel tussen partijen besproken moeten worden. In zijn, ook in afschrift aan Greenprimula gezonden, e-mail van 11 december 2022 (zie r.o. 3.18) spreekt hij nog over een gewenste risicoanalyse ten behoeve van de verkoper ten aanzien van de
voorgestelde transactie. [gedaagde 1] spreekt hier dus steeds over een voorstel van Greenprimula. Daarbij komt dat Greenprimula bij de mondelinge behandeling, daarnaar gevraagd, niet heeft kunnen aangeven wat volgens haar het voor 20 december 2022 gelegen moment was dat de door haar gestelde overeenstemming over uitstel van de levering tot stand kwam en op welke wijze. Dat er voor de bespreking van 20 december 2022 al overeenstemming is bereikt is door Greenprimula dan ook onvoldoende onderbouwd.
Vanwege het feit dat koper en verkoper hebben afgesproken de levering uit te stellen, is er een vergoeding afgesproken die door koper aan verkoper voldaan moet worden ter grootte van het bedrag van de eigenaarslasten van het bedrijfspand”bedoeld te verwijzen naar
de te maken afspraak dat als er uitgesteld wordt er een vergoeding moet worden voldaan. Met “
hetfeit” is daarom niet bedoeld “
de afspraak tot uitstel” maar verwijst naar de te maken afspraak dat “
als er wordt uitgesteld er een vergoeding moet worden voldaan”. Verder was er geen sprake van een definitieve nieuwe datum. Er werden van beide kanten (verkoper-koper) scenario’s geschetst waarbij verkoper-koper beiden in overleg de voors en tegens bespraken, aldus notaris [betrokkene 5] .