1.13.In verband met de verbouwing van het pand zijn de volgende certificaten afgegeven:
- Op 13 september 2016 het certificaat “ [certificaat] ” van [bedrijf 5] . De duurzaamheid van het ontwerp is daarbij beoordeeld op basis van kwaliteitsstandaarden die gehanteerd worden voor nieuwe gebouwen.
- Op 4 september 2018 het certificaat “ [certificaat 1] ” van [bedrijf 5] . De duurzaamheid van het opgeleverde pand is daarbij beoordeeld op basis van kwaliteitsstandaarden die gehanteerd worden voor nieuwe gebouwen.
- Rond 13 november 2018 het [bedrijf 6] van het International [bedrijf 7] . Het betreft de bijdragen van het pand aan de ondersteuning en verbetering van de gezondheid en het welzijn van de gebruikers en bezoekers van het pand.
Ten aanzien van de verschuldigde belasting
2. In juli 2017 heeft [bedrijf 4] B.V. verweerder verzocht om het standpunt te bevestigen dat door de verbouwing van het pand een nieuw vervaardigde onroerende zaak was ontstaan, zodat de eventuele levering van het pand door [bedrijf 4] B.V. een btw-belaste prestatie betrof. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 23 november 2017 geconcludeerd dat de verbouwingswerkzaamheden aan het pand, met uitzondering van die aan de dakverdieping, niet hebben geleid tot een nieuw vervaardigde onroerende zaak.
3. Op 23 maart 2018 heeft eiseres de aandelen in [bedrijf 4] B.V., een zogenoemd ‘onroerendezaakrechtspersoon’ als bedoeld in artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV), verkregen. De verkrijging vindt plaats binnen zes maanden nadat het is verhuurd. Het pand had toen een waarde van circa € 58,8 miljoen.
4. Eiseres heeft een aangifte overdrachtsbelasting ingediend naar een bedrag van € 3.462.010, welk bedrag is voldaan. Bij de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting is de nieuwe elfde verdieping als vrijgesteld in aanmerking genomen.
Geschil5. In geschil is of ter zake van de verkrijging van de aandelen in [bedrijf 4] B.V. overdrachtsbelasting verschuldigd is. Bij de beoordeling van het pand dient de elfde verdieping, het dak, buiten beschouwing te worden gelaten, omdat dit (zo is tussen partijen niet in geschil) een voor de omzetbelasting en overdrachtsbelasting zelfstandig in aanmerking te nemen onroerende zaak is.
6. Eiseres stelt dat de samenloopvrijstelling van toepassing is. Primair beroept zij zich in dit verband op – uitsluitend – het nationale recht. Het pand (exclusief de dakverdieping) is gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad een vervaardigd goed als bedoeld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB), in samenhang met artikel 11, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet OB (tekst 2018). Het is namelijk een ‘in wezen nieuw’ gebouw. Subsidiair beroept eiseres zich op het Europese recht. In dit kader beroept zij zich op het arrest van het Hof van Justitie van de EU (HvJ) van 16 november 2017, Kozuba Premium Selection, ECLI:EU:C:2017:869 (arrest Kozuba), en op artikel 12, tweede lid, tweede alinea, van de Btw-richtlijn. Eiseres concludeert dat zij recht heeft op een teruggaaf van € 3.462.010.
7. Verweerder bestrijdt het standpunt van eiseres en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
Is sprake van in wezen nieuwbouw?
8. Eiseres stelt (primair) dat het pand in wezen nieuw gebouwd is en dat daarom de samenloopvrijstelling van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet BRV van toepassing is. Verweerder bestrijdt dit.