Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 november 2021 en de daarin vermelde stukken
- de mondelinge behandeling op 4 maart 2022 en de pleitnota van [eiser].
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 7.321,59 aan materialen heeft besteld bij Van [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3]). Weliswaar staan op de orderbevestigingen en facturen geen referenties naar dit project, maar die referentie staat wel op de offerte van [bedrijf 3]. De materialen op de offerte en op de orderbevestigingen komen in grote lijnen overeen. Voor het feit dat tussen de offerte en de facturen een verschil zit van iets minder dan € 2.000,00 heeft [gedaagde] een aannemelijke verklaring gegeven, namelijk dat de materialen die door [bedrijf 3] op een later moment ter plekke bij de woningen van [eiser] en [betrokkene 2] zouden worden afgeleverd nog niet waren geleverd en dus ook nog niet waren gefactureerd.
1.442,00(2 punten × tarief € 721,00)